Het gesprek
Wim de Kloe: Ik kan lijden aan het leven, stuk zijn van dingen die ik zie
Wim de Kloe is sinds een paar maanden officieel met pensioen. „Uit een druk leven stappen is een proces, dat gaat niet zomaar.” beeld Niek Stam

Een ondernemend jochie uit een eenvoudig gezin in de Bommelerwaard bereikte de bestuurlijke top van scholengroep Driestar-Wartburg en werd manager van het zendingsbureau van de Hersteld Hervormde Kerk. Of Wim de Kloe uit Waarder zijn leven als geslaagd ziet? „Die vraag hoef je na ons gesprek niet meer te stellen, toch?”

„Ik geloof niet dat God mensen bedoeld heeft om met pensioen te gaan”, zegt De Kloe (67), resoluut als hij doorgaans spreekt. Officieel trad hij in juni uit het werkzame leven, maar hij werkt nog een dag in de week bij het zendingsbureau van de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) om zijn werk aan de nieuwe manager over te dragen. „Dat is goed om te doen. Zendingswerk is complex.”

Ook daarnaast moet De Kloe nog „van alles doen. Uit een druk leven stappen is een proces, dat gaat niet zomaar.” Van alles, dat is kerkelijk werk, contacten onderhouden uit het voormalige werkveld, kranten en boeken lezen, tuinieren in zijn bloemen- en groentetuin. De perkjes rond zijn Waarderse woning aan het water liggen er strak bij. In een hoek van de tuin staat een trampoline, die verraadt dat De Kloe en zijn vrouw het opa en oma zijn serieus nemen. „Van de kleinkinderen kan ik zó genieten.”

Waarmee vulden uw dagen zich zestig jaar geleden?

„Ik was veel buiten. En ik las veel. Mijn vriendje woonde een paar honderd meter bij me vandaan en we waren altijd bij elkaar. Ook ’s zondags, tussen de diensten. Dan kwam je niet buiten en zaten we samen de hele dag te lezen. Ik was een ondernemend jongetje en heb een mooie kindertijd gehad.

Ik heb altijd het verlangen gehad de zending in te gaan. Theologie studeren, dat kon niet in de Bommelerwaard. Dan moest je een kind van God zijn, en dat was heel hoog. Daarom ging ik sociale geografie studeren om me in andere culturen te verdiepen.

Ik heb genoten van mijn studie, maar veel studiereizen vonden deels op zondag plaats. Dat kostte me strijd. Bij één zo’n reis gingen we naar Oost-Europa. „Dan moet je maar uitzoeken hoe je het IJzeren Gordijn doorkomt”, zei een docent tegen me. Ik hield voet bij stuk. Ik bleef de zondag over in West-Duitsland en kwam op maandagochtend met de trein aan op station Oost-Berlijn. Daar stond diezelfde man op mij te wachten: „Is het allemaal goed gegaan?” Een en al voorkomendheid. Twee jaar later vroeg hij of ik student-assistent wilde worden. Apart hè?”

Wat brachten uw ouders u bij dat u nog steeds meedraagt?

„De ernst van het leven. De noodzaak om de Heere te kennen. Ik heb aan beide ouders goede herinneringen, maar was vooral een moederskindje. Ze was in de ogen van anderen een godvrezende vrouw, maar ze hield zichzelf daar niet voor. Dat kon niet in die cultuur, dat waren hoge dingen. Ik denk weleens: moeder, moeder, wat had je meer kunnen betekenen voor je kinderen en kleinkinderen, als je meer getuigd had van de rijkdom van Christus.

Toen ik zeven jaar was, overleed een buurjongetje, twee jaar oud, aan kanker. Dat maakte een onuitwisbare indruk. Ik besefte iets van de kortstondigheid van het leven en van wat het is om buiten Christus te zijn. Het was een existentiële gebeurtenis, die op mijn netvlies staat. Alleen al dat mijn vader op zondagochtend huilend bij ons bed stond om te vertellen dat Wimmie gestorven was. Ik bracht de nachten door met: Hoe moet het nu in míjn leven? En ik mocht ervaren dat God er is en dat Hij hoort.”

In de zending zag ik dat het werk van de Heere veel breder is dan ik me ooit voor had kunnen stellen - Wim de Kloe, voormalig bestuurder Driestar-Wartburg en zending HHK

Kunt u dat concreet maken?

„Ik heb toen ervaren dat de Heere Jezus Zelf de hand op mij legde. Dat vind ik heel groot, maar ik kan het nooit ontkennen. Wát een troost geeft dat aan een kind dat bang in bed ligt. Dan kun je 40 zijn voor het tot een doorbraak komt in je geestelijk leven, maar dát punt blijft staan.

Dat het me nu weer ontroert, zegt, denk ik, genoeg. Bij alles wat ik ervan terecht heb gebracht: God komt terug op Zijn werk en houdt vast waar Hij aan begint.”

„Van de kleinkinderen kan ik zó genieten.” beeld Niek Stam

Toch duurde het nog lang voor u geestelijke ruimte kreeg.

„Ik deed belijdenis toen ik 21 was. Dat was een hoogtepunt voor me. Tijdens onze verkeringstijd werd een keer het avondmaal bediend in de gemeente van mijn vrouw, de christelijke gereformeerde kerk in Elburg. Ik kon daar niet aangaan, maar mocht wel iets van de gemeenschap met Christus proeven en smaken. Dat was zó rijk voor me. Toch had ik ook daarna in onze eigen gemeente niet de vrijmoedigheid om aan te gaan. Is dat cultuur, is dat opvoeding? Ik weet het niet.

Na ons trouwen hebben we eerst in Gouda gewoond; daarna zijn we hier in Waarder terechtgekomen. Ik was 40 toen ik tot Christus geleid mocht worden. Daar zijn de prediking en het pastoraat van ds. D.J. Budding voor gebruikt, maar ook wat ik las en gesprekken met mensen. Ik ervoer op de Driestar dat er mensen waren met hetzelfde verlangen als ik. Mensen kunnen in ontmoetingen veel voor elkaar betekenen.”

U waardeert de geloofsopvoeding van uw moeder. Tegelijk heeft u zich, onder meer in uw column ”Welbeschouwd” in het Reformatorisch Dagblad,  meermaals kritisch uitgelaten over het kerkelijke klimaat waarin u opgroeide.

„Ik denk dat in onze gezindte lijdelijkheid de dood in de pot is. Ik denk dat de Heere ons in Zijn Woord tot Zich roept. Dat vraagt niet om activisme, wel om activiteit. We kunnen onszelf niet bekeren, maar hebben we het wel geprobeerd? Zijn we wel overeind gekomen?

Als het nood wordt in het leven, vluchten we tot Christus. Als we M’Cheyne in zijn mooie lied serieus nemen: „Toen vluchtte ik tot Jezus”… Dat vindt niemand activistisch, maar eigenlijk moet je het niet uitwerken, want dan wordt het dat bijna wel. Maar een zondaar wordt opgeroepen om tot Christus te vluchten. De vrijstad vind ik een prachtig voorbeeld: de doodslager moest naar de vrijstad gaan, niet wachten tot hij gehaald werd. Dáár was hij veilig. En dát had ik mijn lieve moeder nou zó gegund.”

Maar het heil moet toch nooit vanzelfsprekend worden?

„Het blijft een onwaarschijnlijk wonder. Genade gaat tegen recht in. En het gaat niet vanzelf. Daar pleit ik ook niet voor. Ik pleit voor een goede balans tussen verkiezing en verantwoordelijkheid. We hebben in onze gezindte allemaal moeite om ergens in het midden te hangen. Aan de ene kant is het: God moet het doen. Dan komt de som op nul uit. Aan de andere kant: het is al gebeurd, ik hoor erbij. Ook daar is de spanning weg. De waarheid ligt in het spanningsveld dat een verloren zondaar staat voor een heilige God. Dat moet opgelost worden. En dat gebeurt alleen maar op de knieën en uit genade.

Ik heb de laatste jaren in de zending doorgebracht. Dan zie je dat het werk van de Heere veel breder is dan ik me ooit voor had kunnen stellen. Dan kom ik dingen tegen waarvan ik denk: wat is dít authentiek. Dat had ik niet voor mogelijk gehouden bij zo veel decibellen en toestanden. En toch vertellen mensen uit hun eigen leven hoe God hun te sterk geworden is.”

Ik heb moeten leren af te dalen naar mijn eigen hart en daarmee ook naar het hart van anderen - Wim de Kloe, voormalig bestuurder Driestar-Wartburg en zending HHK

U stond graag voor de klas en dat ging u, volgens een oud-leerling, erg goed af. Waarom verruilde u het lokaal voor de directiekamer van de Driestar?

„Ik had het gevoel dat ik het moest en mocht doen. Ik ervoer dat de Heere mij riep om een bijdrage te leveren aan de uitbouw van deze mooie school. Dat kost wat: de contacten met leerlingen werden minder. Maar het heeft me veel opgeleverd: ik heb veel geleerd over de omgang met mensen. En ik kon iets betekenen voor de school in zijn geheel. Ik mocht proberen, samen met anderen, om de school te laten blijven bij Schrift en belijdenis – zonder dat ik me de grote hervormer heb gevoeld.”

Een van uw oud-collega’s typeert u als bewogen met mensen, maar ook als een keiharde werker, een bijter zelfs. Herkent u dat?

„Ik laat niet makkelijk los nee, ik ben vasthoudend. En ja, ik leg de lat erg hoog voor mezelf. Mijn vrouw heeft vaak tegen me gezegd: Dat mag je voor jezelf wel doen, maar voor een ander niet.

Op school zeiden ze wel: Je krijgt van Wim altijd gelijk, maar je moet wel met de goede argumenten komen. Ik geloofde in de dingen waar ik voor ging. Ik sta stevig in mijn standpunten.”

Vond u het weleens lastig om uzelf in anderen te verplaatsen?

„Dat zou kunnen. Als leidinggevende moet je dat zeker doen. Verbaal ben ik sterk, ik kan iedereen vloeren met argumenten. Maar ik leerde door schade en schande dat je een discussie kunt winnen en toch verliezen, omdat je mensen innerlijk niet meekrijgt.

Ik heb moeten leren af te dalen naar mijn eigen hart en daarmee ook naar het hart van anderen. In mijn jonge jaren dreef ik op mijn verstand en hield ik mijn emoties buiten het openbare leven. Maar dan ben je ongenaakbaar en dan wordt er ook op je geschoten. Op het moment dat je de luiken opengooit, laat de ander zijn wapens vallen.

Ik heb in de strijd gestaan tussen kerkenraden over identiteitsthema’s op door de school georganiseerde avonden. En ik denk dat ik daar ook wel geleerd heb om elkaar te vinden. Ik vond het bijzonder mooi dat ik aan het einde van mijn loopbaan aan de Driestar van de kerkenraad van een gereformeerde gemeente in Nederland uit Gouda een zeer waarderend briefje kreeg.”

U praat makkelijk en komt zelfverzekerd over. Bent u weleens onzeker?

„Ik heb inderdaad de indruk dat ik weinig onzekerheid uitstraal. Maar er zijn geen mensen die niet onzeker zijn. En een manier om dat te verbergen is: stellig zijn. Je arrogantie kan je altijd weer op de nek zitten. Als je uitstraalt dat je alles weet, voelt de ander zich in elkaar schrompelen. Dát vind ik spannend, omdat ik weet dat ik vaak wel zo overkom.”

Van schade die ik veroorzaakt heb terwijl ik dacht te doen wat ik moest doen, dáár heb ik van wakker gelegen - Wim de Kloe, voormalig bestuurder Driestar-Wartburg en zending HHK

Wat bijvoorbeeld maakt u onzeker?

„Of ik mensen wel goed behandeld heb. Ik ben iemand van: doe wel en zie niet om. Ik kom niet gauw terug op gemaakte keuzes. Maar als het over ménsen gaat, denk ik bijvoorbeeld: heb ik nu mijn broeder in de kerkenraad gisteravond niet een beetje te hard aangepakt? Daar kan ik over tobben.

Weet je, er is altijd een werkelijkheid naast de werkelijkheid. Als bestuurder is het je taak om de formele lijnen vast te houden. Soms moet je mensen ontslaan. Daarvoor ben je benoemd en word je betaald. Maar daarnaast is er de menselijke werkelijkheid. Het was voor mij een leerproces om met bewogenheid met mensen mee te lopen en tegelijk duidelijk te maken wat de formele weg is. Dat heb ik niet altijd goed gedaan.”

De Kloe denkt een poosje na voor hij verder spreekt. „Sommige dingen krijg je ook niet meer opgelost. Dat is de pijn van dit leven. Paulus en Barnabas, twee broeders, gingen ook uit elkaar.

Een leidinggevende moet doelgericht zijn weg gaan, maar je veroorzaakt schade en loopt schade op. Die pijn is onlosmakelijk verbonden met het werk dat je doet. Van die ”collateral damage” (bijkomende schade, KvdB), die ik veroorzaakt heb terwijl ik dacht te doen wat ik moest doen, dáár heb ik van wakker gelegen.”

Drie jaar geleden was er zo’n pijnlijk moment. In een column in deze krant liet u zich kritisch uit over de lhbti-beweging. Belangenorganisaties voor lhbti’ers vonden de column respectloos en deden aangifte bij de onderwijsinspectie omdat ze zich zorgen maakten over de veiligheid van de leerlingen op uw school. Kort na de ontstane commotie vertrok u bij Driestar-Wartburg. Hoe kijkt u op die periode terug?

„Dat is voor mij een crisiservaring geweest. Maar juist tóén heb ik ervaren dat God spreekt. Natuurlijk is het pijnlijk als je je na veertig jaar gedwongen voelt om je ontslag te nemen, omdat je positie onhoudbaar is geworden. Ik denk dat ik altijd probeerde het speelveld in de gaten te houden en feedback probeerde te organiseren. En toch sta je dan in één keer alleen.

Het is mijn overtuiging dat de Heere er Zijn hand in had. Hij wilde me iets leren. Afhankelijkheid, misschien. Dat ik zonder Hem niets kan doen. Misschien was de strijd tegen de lhbti-beweging wel mijn eigen missie geworden, maar ging ik niet in Zíjn weg. Ik vind de lhbti-lobby uitermate verontrustend, hoewel ik andersgeaarden terdege respecteer. Maar die strijd voerde ik misschien te veel op mijn eigen manier.

De Heere zei: Het is genoeg, Wim, ik haal je hier weg. Maar dit gún ik niemand. Kort na mijn vertrek kon ik niet langs de Driestar fietsen, het was te pijnlijk. Nu probeer ik weer in contact te komen met mensen van school.”

U bood destijds uitgebreid excuses aan. Was dat van harte of wilde u ten diepste aan de bewoordingen in uw column vasthouden?

„Met die vraag loop ik ook. Heb ik niet te veel excuses aangeboden? Maar ik vond dat het belang van de school vooropstond: die was beschadigd. Ik heb excuses aangeboden over de wijze waarop ik dingen verwoord had, waardoor mensen zich beschadigd voelden. Op mijn standpunt ben ik niet teruggekomen. Ik kan ook nog steeds niet verklaren hoe één column zo’n enorme impact kan krijgen. Wat zag ik over het hoofd? Je pakt zomaar een verkeerde afslag.

De Heere heeft mij een hardhandige les geleerd. Ik vind het genade dat ik het zo mag zien. In geestelijk opzicht ben ik in die tijd zeer vertroost geweest. Op 14 oktober –onze trouwdag– had ik een heel moeilijke vergadering. De voorzitter las Psalm 121 ter opening. Hij wist niet dat het onze trouwpsalm was.

Een bevriende relatie kwam diezelfde dag bij me langs en wilde met me bidden. In het gebed haalde hij mijn belijdenistekst aan: „Tot wie zullen we anders heengaan?” Dat vind ik bijzonder. Dat vind ik zó bijzonder.

Na de vergadering met de raad van toezicht waarin ik aangaf te moeten stoppen, waren mijn vrouw en ik thuis samen ontzettend verdrietig. Toen pakten we ons dagboek. Daarin ging het juist op die dag over Nahum 1:7: „De HEERE is goed, Hij is ter sterkte in de dag der benauwdheid, en Hij kent hen die op Hem betrouwen.”

Als er iets een bewijs is dat de Heere bestaat, is het dat.”

Ik altijd geprobeerd om te voorkomen dat de jongens op school met goedkope oplossingen naar huis gingen - Wim de Kloe, voormalig bestuurder Driestar-Wartburg en zending HHK

beeld Niek Stam

Als aardrijkskundedocent wist u als geen ander dat het geloof in een jonge aarde voor ingewikkelde geologische vragen kan stellen. Dat merkte u ook al tijdens uw studie. Hoe ging u daarmee om?

„Op die leeftijd, als student, was dat niet eenvoudig. Als ik de structuur van de Nederlandse grond zie, wijst dat op ijsbedekking. Het zand in Nederland wijst op een windafzetting. Dat kan wetenschappelijk gezien nooit in 6000 jaar ontstaan zijn. Later heb ik dat los mogen laten.

De Schrift is voor mij het uitgangspunt. In de klas heb ik altijd geprobeerd om te voorkomen dat de jongens met goedkope oplossingen naar huis gingen, want die gelden niet op de universiteit. Evolutionisten zijn geen domme jongens. Tegelijk is wetenschap per definitie onvolkomen. Wetenschappers hébben geen antwoorden op alle vragen. Het maakt uit of je vooronderstelling is dat God niet bestaat of dat Hij wel bestaat. Je vooronderstellingen bepalen waar je uitkomt.

Ik ging met leerlingen op zaterdag met een busje naar Limburg, fossielen kloppen op het plateau van Margraten. En dan vond ik een fossiel zee-egeltje. Natuurlijk vraag ik me af: hoe komt dat beestje daar? Ik geloof niet dat God bij de schepping skeletten in de grond gestopt heeft. Ik heb daar geen antwoord op.”

Toch sprak u zich later krachtig uit tegen het combineren van schepping en evolutie. Waarom vond u dat belangrijk?

„Ik ben vuurbang voor de theïstische evolutie. Ik denk dat je daarmee de deur op een kier zet voor aantasting van het Schriftgezag. Genesis 1 is geen poëzie. Het is óók geen wetenschappelijk relaas. Maar de zes scheppingsdagen worden later herhaald, bijvoorbeeld bij de wetgeving. Waarom zou ik daaraan twijfelen? Uiteindelijk leidt dat tot het ter discussie stellen van Adam en Eva als eerste mensen. Dan ga je de zondeval relativeren, en waarom dan niet Christus’ verlossingswerk?

Ik denk dat de Bijbel één geheel is en dat je daar niet aan moet tornen. Ik heb met veel belangstelling de biografie van prof. Harry Kuitert gelezen, om te weten te komen waardoor hij zijn geloof kwijtraakte. Die zei: Als je er één steen uittrekt, stort het hele geloofsgebouw in elkaar. En daarmee had hij het over de steen van de schepping. Ten diepste maak je God dan overbodig, leerde Kuitert mij.”

Ik ben ervan overtuigd dat er in de hemel hard gewerkt mag worden, zonder doornen en distels - Wim de Kloe, voormalig bestuurder Driestar-Wartburg en zending HHK

Schoolbestuurder, ouderling, moderamenlid: u was altijd drukbezet. Kon u nog tijd vinden voor uw gezin?

„Mijn vrouw zegt altijd: Áls je thuis was, wás je er ook. Vakanties hield ik zo veel mogelijk vrij. De zaterdagavond was voor de kinderen. Rond de kerkscheuring van 2004 was dat weleens lastig… Ik ben als vader genoeg tekortgeschoten. Maar mijn vrouw stond achter het werk. Toen de kinderen de deur uit waren en mijn vrouw soms drie keer per week alleen zat te eten, vond ik dat nog moeilijker. Maar we deden het vanuit roepingsbesef.”

Een eenvoudige jongen uit de Bommelerwaard werd bestuurder van een grote scholengemeenschap en manager zending. Dat kun je wel als een geslaagd leven bestempelen?

„Ons leven is niet geslaagd. Deze vraag hoef je na vanochtend niet meer te stellen, toch?

Ik had wel een gezégend leven. Er is mij veel geschonken in mijn werk, in mijn gezin. Maar ons leven kan alleen geslaagd heten als we door het lijden en sterven van Christus achter Hem aan gaan. Wij zijn mislukkelingen en zorgen ervoor dat de dingen die we doen mislukken. Wij zijn zo vaak die we niet zouden moeten zijn, zei mijn vriend en broeder ds. P. de Vries geregeld.”

In uw laatste column sprak u het verlangen uit naar Jezus’ wederkomst. Leeft dat bij u?

„Ja, ja, leeft dat? Nou, er zijn ook dagen genoeg dat ik zó druk ben, dat het niet leeft. Er zijn ook momenten dat ik uitzie naar Zijn komst. Ik sta volop in het leven. Ik ben er ook van overtuigd dat er in de hemel hard gewerkt mag worden, zonder doornen en distels.

Ik kan lijden aan het leven, stuk zijn van dingen die ik zie. Dan denk ik: wanneer komt Hij terug? Want dan ben ik mezelf kwijt en mag ik het lied van Mozes en het Lam zingen. Dan heb ik geen last meer van de zonde en van dat akelige ik. Achter ieder Godsbedoelen zit zelfbedoelen, zei ds. De Vries vaak. Daar kun je zó ongelooflijk moe van worden.”

„Ik kan lijden aan het leven, stuk zijn van dingen die ik zie. Dan denk ik: wanneer komt Hij terug?” beeld Niek Stam

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer