Schrijver en voormalig GroenLinks-Kamerlid Zihni Özdil groeit op in een seculier-islamitisch gezin in Rotterdam. Een van zijn vriendjes is de reformatorische Henri Bontenbal. Vanaf zijn zestiende noemt Özdil zich atheïst. Dat verandert als hij in 2021 diep in de put zit en in het holst van de nacht de Bijbel openslaat.
Vanuit zijn appartement op de zesde verdieping heeft Özdil een riant uitzicht over het Amsterdamse IJ. „In de verte kun je zelfs twee masten zien van een schip van het Scheepvaartmuseum”, zegt hij wijzend voor zijn raam. „Er is altijd wel wat te zien.”
Zijn woonkamer heeft Özdil sober ingericht. Een stoel, een bankstel en twee krukken aan de keukenbar zijn de enige meubels in dit vertrek. „Ik woon hier pas vanaf eind vorig jaar”, verklaart hij. „Maar het bevalt prima zo. Hoe minder spullen, hoe meer rust ik heb in mijn hoofd.”
Des te opvallender is de Bijbel die pontificaal in zijn raamkozijn staat. De in een seculier-islamitisch gezin opgegroeide Özdil, die in zijn tienerjaren besloot om als atheïst door het leven te gaan, leest er bijna dagelijks uit. Naast de Bijbel ligt zijn boek ”Nederland mijn vaderland”, dat hij in 2015 schreef.
Waarom heeft u dat boek destijds geschreven?
„Van jongs af aan hunker ik al naar een thuisgevoel, om ergens bij te horen. Dat heeft op latere leeftijd geleid tot een intellectuele interesse. Daarom ben ik maatschappijhistoricus geworden en afgestudeerd op de ontwikkeling van de Amerikaanse identiteit. Hoe kan Nederland eenzelfde ontwikkeling doormaken als de Verenigde Staten; een maatschappij waarin vrijwel iedereen, ongeacht etnische achtergrond, zich Amerikaan voelt? Dat soort vragen interesseren me al mijn hele leven.”
Waar komt die hunkering naar een thuisgevoel vandaan?
„Ik ben in de Turkse provincie Cappadocië geboren. Toen ik twee jaar was, ben ik met mijn moeder naar Nederland verhuisd. Mijn vader werkte al in een conservenfabriek in Heusden. Daar woonden we eerst. Daarna verhuisden we naar de wijk Lombardijen in Rotterdam-Zuid.
In die tijd was dat nog een witte arbeiderswijk. Ik werd vaak gepest, uitgescholden en in elkaar geslagen door jongens uit de buurt vanwege mijn Turkse afkomst. Bij de familie Bontenbal, lid van de Gereformeerde Gemeenten en woonachtig in onze straat met hun acht kinderen, was ik echter altijd welkom.
Afgezien van de familie Bontenbal voelde ik me in de buurt dus niet op mijn plek, maar dat gold ook voor thuis. Achteraf bezien heb ik geen veilige hechting gehad, met mijn vader niet en met mijn moeder ook niet. Het verlangen naar geborgenheid zal in die periode zijn ontstaan.”
Waarom was u vaak bij de familie Bontenbal?
„Een van de kinderen van dat gezin was de huidige CDA-leider Henri Bontenbal. Met hem en zijn één jaar oudere broer was ik bevriend. In hun huis kon ik altijd op adem komen. Het was daar een oase van menselijkheid.
De familie Bontenbal zag me echt als mens. Ze hadden thuis geen tv, maar ze waren beslist niet bekrompen. Sterker nog, ze waren veel ruimdenkender dan al die andere gezinnen in de buurt die dat Turkse gezin graag hadden zien vertrekken.
Ook al hadden de Bontenballetjes het niet breed, ik mocht daar altijd aanschuiven voor het avondeten. Ik ben ook een paar keer met ze meegegaan naar de kerk tijdens kerstdiensten. Dat was mijn eerste kennismaking met christenen en het christendom.”
En hoe ging het u af op de basisschool?
„Ook daar liepen pestkoppen rond. Daar had ik vooral in de pauzes last van. Maar ik haalde wel hoge cijfers. Mijn vader stimuleerde dat altijd. Hij was ervan overtuigd dat presteren nodig is om ver te komen in de maatschappij. Ik kan me herinneren dat mijn vader een keer heel boos op me werd omdat ik op de middelbare school een 7 voor Frans had gehaald. Dat zegt wel genoeg.”
U kon dus goed leren, maar beleefde u er ook plezier aan?
„Zeker, ik leerde graag. Ik ging dagelijks naar de openbare bibliotheek bij ons in de buurt. Daar hadden ze informatieboekjes over geschiedenis en aardrijkskunde. Die verslond ik. Ook wij hadden het thuis niet breed, het huis was klein en mijn ouders hadden vaak ruzie. Daarom ging ik op den duur ook mijn huiswerk maken in de bieb. Aan die plek denk ik evengoed met plezier terug.”
„Bij de familie Bontenbal, lid van de Gereformeerde Gemeenten, was ik altijd welkom” - Zihni Özdil, schrijver en voormalig GroenLinks-Kamerlid
Is daar ook uw politieke interesse ontstaan?
„Als je veel leest over maatschappij, geschiedenis en aardrijkskunde, ontstaat op een gegeven moment een interesse voor politiek. Die kwam nog verder tot ontwikkeling toen ik na mijn middelbareschoolperiode maatschappijgeschiedenis ging studeren. Toch had ik niet de ambitie om politicus te worden. Ik ben nooit actief geweest voor een politieke jongerenorganisatie en ben ook nooit gemeenteraadslid geweest.”
In 2017 kwam u als 35-jarige in de Tweede Kamer voor GroenLinks. Hoe kwam u daar zonder politieke ervaring terecht?
„In 2016 sprak ik als relatieve buitenstaander op een bijeenkomst van GroenLinks in het partijkantoor in Utrecht. In die tijd gaf ik les aan de Erasmus Universiteit, was ik columnist bij NRC en een jaar eerder was mijn boek ”Nederland mijn vaderland” uitgekomen. Ik verscheen toen regelmatig in de media.
Partijvoorzitter Marjolein Meijer vroeg mij na het evenement of ik bij haar langs wilde komen op haar kantoor. Toen ik bij haar bureau stond zei ze: „Jouw verhaal past goed bij de partij. De verkiezingen komen eraan, wil je meedoen?”
Ik dacht dat ze me vroeg om mee te schrijven aan het verkiezingsprogramma. Toen ze doorhad dat ik haar vraag niet helemaal begreep, zei ze: „Sukkel, ik vraag dus of je Kamerlid wil worden!” Ik moet er weer om lachen als ik eraan terugdenk. Uiteindelijk kwam ik op de achtste plaats van de kieslijst terecht en kwam ik een jaar later in de Kamer.”
Twee jaar later was u alweer Kamerlid af. Hoe kijkt u daarop terug?
„We kwamen met veertien zetels in de oppositie terecht. Ik zag dat als de kans om de partij niet alleen als groen te profileren, maar ook als sociaal. Onderwijs zat in mijn portefeuille. Ik zag het leenstelsel voor studenten niet zitten. Je dwingt studerenden daarmee om schulden te maken. Ik kon dat niet rijmen met mijn geweten.
Partijleider Jesse Klaver floot mij echter terug. Hij vond dat we als partij achter het leenstelsel moesten blijven staan. Ik sprak echter met veel studenten en ik voorzag de problemen waarmee ze later zouden worden geconfronteerd. Toen ik voet bij stuk hield, ontstond er een vertrouwensbreuk omdat ik me niet kon verzoenen met de partijkoers. Daarom heb ik mijn Kamerzetel weer ingeleverd.”
Sinds een jaar of drie schrijft u columns voor het rechtse weekblad EW. Heeft de linkse politicus van weleer een ruk naar rechts gemaakt?
„Die vraag krijg ik wel vaker. Toch zijn mijn politieke opvattingen niet drastisch veranderd. Ik merk wel dat ik de laatste jaren een sterkere afkeer heb gekregen van hoe linkse partijen met migranten omgaan. Aan de uiterste rechterzijde hoort een nieuwkomer er misschien pas bij als hij assimileert, volledig opgaat in de autochtone meerderheid. Links daarentegen vindt nationalisme eng en moedigt migranten aan om zich vooral niet aan te passen.
Ik ben echter van mening dat patriottisme juist enorm samenbindend kan werken. Niet je afkomst doet ertoe, maar je liefde voor het vaderland. In Amerika heeft dat destijds uiteindelijk gewerkt. Daarom snap ik niet dat linkse partijen vaderlandsliefde verfoeien.”
U spreekt zich in ieder geval uit tegen het links-progressieve mantra om het christendom belachelijk te maken.
„Ik overdrijf niet: van links mag je alles over christenen zeggen. Je mag ze uitschelden, vernederen, ja zelfs discrimineren. Maar als je minimale kritiek hebt op de salafistische islam, ben je volgens datzelfde links een racist. Ik bewonder de waardigheid waarmee christenen de smaad en laster verdragen, maar ik word wel boos omdat de linkse elite dat doet. Links staat toch voor een inclusieve samenleving? Dan verdienen ook christenen respect.”
Uw ouders hebben u islamitisch grootgebracht. Waarom besloot u als zestienjarige atheïst te worden?
„Mijn ouders hebben mij inderdaad als moslim grootgebracht, maar ze waren niet orthodox. We lazen thuis bijvoorbeeld niet uit de Koran. We vierden wel het Offerfeest en het Suikerfeest, maar daar hield het wel mee op.
Toen ik zestien was, schreef ik een schoolopdracht over kinderrechten. Ik las toen dat er dagelijks 20.000 kinderen stierven aan te voorkomen oorzaken: honger, ziektes en geweld. Dat verbijsterde me.
Thuis vroeg ik aan mijn ouders waarom God dat toeliet. Ze antwoordden dat Hij dat liet gebeuren om te zien of mensen door al die ellende zouden blijven volharden in het geloof. Ik kon niet geloven dat er een God is Die mensen zo test.
Daarna ging ik naar de familie Bontenbal met dezelfde vraag. Daar kreeg ik het antwoord dat alle ellende in de wereld kwam door de zondeval in het paradijs. Dus God straft mensen voor de fouten van hun voorouders, dacht ik. Ook daar kon ik niets mee. Toen besloot ik dat het meest waarschijnlijke antwoord is dat er geen God bestaat. Vanaf toen beschouwde ik mezelf als atheïst.”
„De belangeloze liefde maakt het christendom voor mij heel anders dan andere godsdiensten” - Zihni Özdil, schrijver en voormalig GroenLinks-Kamerlid
U maakt er geen geheim van dat u steeds meer openstaat voor het christendom. Wanneer is dat begonnen?
„Dat was in de coronaperiode, tijdens een van de lockdowns. Ik was depressief. Hele dagen bracht ik in bed door.
Tijdens een nacht zat ik diep in de put. Laat ik het zo zeggen: als het leven toen zou zijn opgehouden, had ik het niet erg gevonden. Ik had me nog nooit zo ellendig gevoeld. Het was de diepste krocht van de nacht op het diepste punt van mijn depressie.
Toen voelde ik plots dat ik uit de Bijbel moest lezen. Noem het een onweerstaanbare drang. Ik had voor het laatst in de Bijbel gelezen toen ik nog doceerde over religiegeschiedenis aan de universiteit. Dat was jaren geleden. Maar nu pakte ik mijn iPad en kwam na een paar keer swipen uit bij de Bergrede van Jezus.
Daarin gaat het over arme en treurende mensen. Ik voelde me zo door die woorden aangesproken. Alsof Hij tegen me zei: „Het maakt niet uit hoe je eraan toe bent, Ik ben er voor je.”
Ik kreeg toen een enorme rust over me. Op dat moment zag ik in dat ik me niet onder de dekens hoef te verstoppen. Mijn depressieve gevoelens verdwenen. Ik voel weer de tranen opkomen als ik aan dat moment terugdenk.”
Denkt u dat het ten diepste God was Die u aanzette om die nacht de Bijbel te lezen?
„Daar ben ik voorzichtig in. Ik hoorde geen letterlijke stem. Maar in mijn hart geloof ik wel dat Hij mij dat gevoel gaf om de Bijbel te lezen. Die enorme ommekeer in mijn leven kan toch geen toeval zijn? In mijn hoofd ben ik echter nog niet zover, omdat ik daar nog alles probeer te rationaliseren. Maar misschien kom ik ooit op een punt in mijn leven dat ik terugkijkend kan zeggen dat die drang om de Bijbel te lezen inderdaad van God kwam.”
Wat was de uitwerking van die nachtelijke ervaring?
„Ik voelde me zo door Jezus’ woorden gesterkt dat ik volledig uit mijn isolement kwam. Ik begon weer te hardlopen, op mijn voeding te letten en met vrienden af te spreken. Mijn leven was op slag veranderd.”
Sindsdien bent u uit de Bijbel gaan lezen?
„In die nacht kreeg ik weer alle hoop terug door uit de Bijbel te lezen. Daarom besloot ik dat voortaan vaker te gaan doen. Ik lees er nu bijna dagelijks uit. Vooral het Nieuwe Testament spreekt me aan en dan in het bijzonder de woorden van Jezus.”
Gaat u ook weleens naar de kerk?
„Met een vriendin ga ik ongeveer eens per maand op een zondag naar een kerk in Amsterdam. We bezoeken bewust verschillende kerken om ons te oriënteren. ”
Wat spreekt u het meest aan in een kerkdienst?
„In iedere kerk tref ik gemeenschapszin aan. Ik was onlangs in een kerk in het stadsdeel Zuidoost. Daar zag ik mensen met verschillende culturele achtergronden. Ondanks hun verschillen vinden ze elkaar in hun gerichtheid op God. Ik vind dat mooi.”
En wat doet de verkondiging van het Woord en het zingen van geestelijke liederen met u?
„Dat raakt me niet zo erg als de gemeenschapszin die ik in veel kerken aantref. Voor mij is die samenhorigheid het uiterlijke resultaat van het persoonlijke geloof van die mensen. Die onderlinge verbondenheid maakte als kind al indruk op mij toen ik weleens met de familie Bontenbal mee naar de kerk ging. Ik word eerder gegrepen door een tekst als ik zelf uit de Bijbel lees of als ik daar met een vriend over praat. Dat heb ik minder als ik naar een preek luister.”
U zei net dat Jezus’ woorden u zo aanspreken. Wat raakt u zo in Zijn woorden?
„Zijn boodschap van menselijkheid. Jezus ziet om naar de verschoppelingen en randfiguren van de samenleving. Dat belangeloos naar een ander omzien, zonder er iets voor terug te krijgen of te verwachten, dat is toch de echte liefde? Dat maakt het christendom voor mij ook heel anders dan andere godsdiensten.”
„Vanbinnen zou ik graag volmondig ja zeggen tegen het christelijk geloof, maar ik voel een blokkade in mijn hoofd” - Zihni Özdil, schrijver en voormalig GroenLinks-Kamerlid
Helder. Maar Jezus is vooral naar de wereld gekomen om te lijden voor de zonden van de mensen die Hem toebehoren. Voelt u ook dat u vergeving nodig hebt?
„Dat gevoel heb ik eerlijk gezegd niet. Ik ben vooral geraakt door Gods liefde. Als je praat over schuld, denk ik vooral aan mijn eigen schuldgevoel dat ik bijna heel mijn leven heb. Ik ben altijd bang dat ik het niet goed genoeg doe of dat ik anderen teleurstel. Denk bijvoorbeeld aan mijn vader, die al boos kon worden om een 7 voor Frans.
Ik verlang meer naar vergeving in de zin van dat het oké is dat ik niet volmaakt ben. Dat ik niet altijd hoef te presteren, maar dat ik ook weleens stil mag staan om adem te halen. Dat God niet allerlei eisen aan mij stelt, maar Zich om mij bekommert omdat ik een mens ben.”
In hoeverre heeft uw interesse in Jezus te maken met uw verlangen naar een thuis?
„Zo heb ik er nog nooit over nagedacht. Ik voel en merk wel dat Jezus en Zijn boodschap mij brengen naar een plek waar ik enorm veel behoefte aan heb.”
Hoe groot is de kans dat u zich over pakweg vijf jaar een christen noemt?
„Ik kan niet in de toekomst kijken. Vanbinnen zou ik graag volmondig ja zeggen tegen het christelijk geloof, maar ik voel een blokkade in mijn hoofd. Met mijn verstand heb ik jarenlang het bestaan van God afgewezen. Ik merk dat mijn hoofd en hart nog niet synchroon lopen.
Maar ik sluit het zeker niet uit. Vijf jaar geleden zou ik niet hebben kunnen geloven dat ik me zo zou openstellen voor het christendom en kijk waar ik nu sta. Ik voel me in ieder geval geroepen om mij met de boodschap van Jezus bezig te blijven houden.”
> rd.nl/hetgesprek