Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blaast dit jaar 125 kaarsjes uit. Een mooi moment om stil te staan bij mijlpalen uit het verleden. Vanaf deze donderdag is een tijdlijn met belangrijke jaartallen uit de geschiedenis van de sociale wetgeving in Nederland op de website van het CBS te vinden.
Rond 1850 leefden om en nabij 650.000 Nederlanders in armoede. Een hoog aantal, zeker in het licht van het feit dat Nederland destijds nog maar zo’n 3,25 miljoen inwoners telde. Een op de vijf mensen had het dus niet bepaald breed.
In die tijd waren arme Nederlanders vooral van de kerk afhankelijk om in hun levensonderhoud te voorzien (zie graphic ”Armenzorg begin twintigste eeuw vooral kerkelijke aangelegenheid”). In 1905 staken kerken omgerekend 4,6 miljoen euro in armenzorg, de staat 4,1 miljoen.
Het lukte de overheid aanvankelijk nauwelijks om de armenzorg te centraliseren. De armenwet van 1854 ging weliswaar van de staat uit, maar schreef voor dat armenzorg vooral op het bordje kwam van lokale kerken en filantropische initiatieven. De overheid kwam pas in beeld als de situatie echt nijpend werd.
Die armenwet kan worden gezien als de voorloper van de vele sociale wetten die later in Nederland zouden volgen, zegt een woordvoerder van het CBS. Zo kwam in 1874 het Kinderwetje van Van Houten, dat kinderen tot 12 jaar verbood om fabriekswerk te doen. In 1901 volgde de Ongevallen- en Gezondheidswet, waardoor een arbeider die op zijn werk gewond raakte, verzekerd was van een uitkering. „Die wet legde de basis voor het socialezekerheidsstelsel in ons land”, zegt de woordvoerder.
Stuivertje
Dat blijkt ook uit de cijfers. In de eerste jaren van de twintigste eeuw leverden de kerken de grootste bijdrage aan het geld dat naar armen ging. Vanaf 1908 wisselen de kerk en de staat stuivertje. Vanaf dat jaar komt armenzorg vooral voor rekening van de overheid. Het verschil tussen de uitgaven van de kerk en de staat zal in de jaren erna steeds groter worden.
Vanaf de jaren vijftig komt er steeds meer wetgeving die we vandaag de dag nog steeds kennen. Zo deed in 1949 de Werkloosheidwet (WW) haar intrede. Hierdoor krijgen mensen die hun baan verliezen een uitkering naar rato van het aantal jaren dat ze gewerkt hebben. In 1957 volgde de Algemene Ouderdomswet (AOW). Dit is een verplichte verzekering voor alle werkenden, waardoor ze destijds vanaf 65 jaar een ouderdomspensioen ontvingen. Inmiddels is de pensioengerechtigde leeftijd opgeschroefd naar 67 jaar.
Het CBS ziet de Algemene Bijstandswet uit 1965 ook als een mijlpaal. Of je nu gewerkt hebt of niet, iedere Nederlander die niet kan voorzien in de noodzakelijke kosten voor zijn of haar levensonderhoud, heeft op grond van deze wet recht op een uitkering.
De Wet Werk en Bijstand (WWB) uit 2004 geldt als opvolger van de Algemene Bijstandswet. Nederlanders die werkloos zijn en geen recht (meer) hebben op een WW-uitkering kunnen nog steeds een beroep doen op bijstand. De WWB legt alleen meer nadruk op de plichten van de bijstandsgerechtigde. Zo heeft hij de plicht om actief naar werk te zoeken en om mee te werken aan re-integratie.
Relevant
De tijdlijn stopt bij de Participatiewet uit 2015. Ook hierin klinkt door dat Nederlanders zelf verantwoordelijk worden gehouden voor het voorzien in hun eigen levensonderhoud. Deze wet richt zich voornamelijk op mensen met een arbeidsbeperking. De overheid wil ze aan het werk krijgen door hun maatwerktrajecten aan te bieden, waaronder scholing, werkervaring en re-integratietrajecten.
Statistiek is de aanjager geweest van het ontstaan van sociale wetgeving, verzekert de CBS-woordvoerder. Doordat statistici bijvoorbeeld in kaart brachten hoeveel mensen in armoede leefden, werd duidelijk hoe groot de maatschappelijke omvang van dit probleem was. „Daarom is het CBS sinds haar oprichting in 1899 altijd onderzoek blijven doen naar dit soort thema’s”, zegt hij. „Nu, 125 jaar later, zijn die nog altijd relevant.”
Vanaf 26 september kan iedere Nederlander de tijdlijn raadplegen op de website van het CBS. Bij alle genoemde wetten kan de bezoeker op een link klikken, waardoor hij nog meer informatie krijgt over de betreffende wet.