Extra geld voor Jan Modaal „te duur en niet nodig”
Bestaanszekerheid staat prominent in alle verkiezingsprogramma’s. Sommige partijen presenteren onder dit kopje óók maatregelen voor mensen met een modaal inkomen of hoger. Te duur en niet nodig, waarschuwt hoogleraar economie Koen Caminada. Hij wijst op het prijskaartje van een hoger bestaansminimum: „Dat zullen anderen moeten opbrengen. In de praktijk zijn dat de middengroepen.”
Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt is een van de politici die ervoor zorgden dat het onderwerp hoog op de agenda staat. Hij haalt daarbij regelmatig artikel 20 van de Nederlandse Grondwet aan. Dat wetsartikel schrijft voor dat de overheid een wettelijke taak heeft om zorg te dragen voor de bestaanszekerheid van haar burgers. Letterlijk staat er in de Grondwet: „De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid. (…) Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.”
Tot voor kort was er echter geen eenduidigheid over het bedrag dat als absoluut bestaansminimum moet worden gezien, het minimuminkomen dat vereist is om in basisbehoeften te voorzien. De commissie Sociaal Minimum bracht daar verandering in. Een alleenstaande moeder van drie kinderen (8, 13 en 15 jaar) met een bijstandsuitkering heeft maandelijks minimaal 3023 euro nodig om rond te komen, stelde de commissie vast. Met de huidige voorzieningen krijgt ze echter 2794 euro. Net als vele anderen in de bijstand komt dit voorbeeldgezin honderden euro’s per maand tekort, concludeerde de commissie.
Koen Caminada, hoogleraar economie aan de Universiteit Leiden en lid van de commissie Sociaal Minimum, is helder: „Ja, de bestaanszekerheid van de armste Nederlanders is de afgelopen veertig, vijftig jaar veronachtzaamd. Dat komt doordat de systematiek tekortschiet waarmee decennialang de hoogte van de bijstandsuitkering bepaald is”, legt hij uit.
„Er is door politici altijd alleen maar op gelet of iemand met een bijstandsinkomen er jaarlijks grosso modo net zo veel op vooruitging als andere groepen in de samenleving. Er werd nooit gekeken of een bijstandsinkomen nog wel voldoende is om de uitgaven te kunnen doen die noodzakelijk zijn om mee te kunnen doen in de maatschappij. Dat is het nieuwe aan ons rapport. Wij hebben op een wetenschappelijke manier vastgesteld wat de minimaal noodzakelijke uitgaven zijn, en komen tot de conclusie dat vooral bijstandsontvangers tot honderden euro’s per maand tekortkomen.”
Twee andere groepen, mensen die het minimumloon verdienen of een AOW-uitkering krijgen, houden volgens Caminada nog net het hoofd boven water. „Het is geen vetpot, maar zij redden het net. Ouderen profiteren ervan dat de politiek in het verleden in krappe tijden regelmatig besloot de AOW-uitkering wel te verhogen, maar de bijstand niet. Mensen die het minimumloon verdienen, hebben het voordeel dat hun inkomen net enkele honderden euro’s hoger ligt dan het bijstandsinkomen, omdat er een prikkel moet zijn om te gaan werken.”
Voor de politieke discussie is het echter wel belangrijk hoe het begrip bestaanszekerheid wordt afgebakend. Daar kan tussen partijen gemakkelijk verschil van inzicht over ontstaan. „Bestaanszekerheid gaat voor ons niet alleen over werk, maar ook over wonen, zorg en onderwijs. Over gelijke kansen, ongeacht je achternaam of geslacht”, valt er bijvoorbeeld te lezen in het verkiezingsprogramma van het CDA.
Ja, een brede benadering van bestaanszekerheid is nodig en belangrijk, vindt ook de commissie Sociaal Minimum. Echter, in haar rapporten richten de deskundigen zich op het vraagstuk van financiële bestaanszekerheid. Daarin gaat het erom of mensen financieel in staat zijn een zeker bestaan op te bouwen.
Verwarrende statistieken
Daarmee is echter nog niet alle onduidelijkheid weggenomen. Want, wie de armoedestatistieken bestudeert, zou die zomaar eens als verwarrend of tegenstrijdig kunnen typeren. Uit de maatstaf die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor armoede hanteert, blijkt dat het deel van de bevolking dat in armoede leeft in de afgelopen veertig jaar drie keer zo klein geworden is. De benadering van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laat een heel ander beeld zien: in dezelfde periode nam het percentage Nederlandse armen ‘slechts’ af van 9 naar 6 procent.
Beide instituten benaderen armoede op een verschillende manier, legt Caminada uit. „Het CBS stelt de armoedegrens vast op een zeker inkomensniveau. Vervolgens vergelijkt het heel eenvoudig welk gedeelte van de bevolking in de jaren 80 en anno 2023 onder die inkomensgrens valt. Dat is fors afgenomen. Uiteraard is er rekening gehouden met de gestegen prijzen.”
Het probleem is echter, stelt de hoogleraar „dat deze armoedegrens die is bepaald in 1979 niet zo veel meer zegt. De maatschappij zag er toen heel anders uit. Er zijn nu andere uitgaven nodig dan toen om mee te doen in de maatschappij. De CBS-maatstaf is eigenlijk een kunstmatige definitie.” Mede daarom werken CBS en SCP samen met het Nibud aan een nieuwe, gezamenlijke definitie van de armoedegrens.
Er kunnen dus niet zomaar conclusies worden getrokken over de ontwikkeling van armoede in de achterliggende decennia. Wel valt er iets te zeggen over de omvang ervan anno 2023. Het Centraal Planbureau (CPB) schat dat er dit jaar ongeveer 825.000 Nederlanders in armoede leven. Dat zijn er 200.000 minder dan in 2021, het jaar voordat het kabinet Rutte IV aantrad.
Onder de armen bevinden zich relatief veel kinderen. Bijna een kwart van de Nederlandse armen is een kind van twaalf jaar of jonger. In iedere Nederlandse basisschoolklas van 24 kinderen groeien er twee op in armoede.
„Vergeleken met andere landen is er in Nederland niet veel kinderarmoede, maar het valt wel op dat door ons inkomensbeleid er nauwelijks kinderen uit de armoede worden geholpen”, reageert Caminada. „Dat zit deels in onze cultuur: de Nederlandse politiek wil iedere groep gelijk behandelen. Denk aan de jaarlijkse koopkrachtdiscussie. Bijstandsgezinnen staan al jarenlang op achterstand. Kinderen die in zo’n gezin opgroeien, zullen zonder een eenmalige extra verhoging van de bijstand niet uit de armoedeproblematiek komen.”
Er is nog een andere reden, vult hij aan. „In Nederland zijn toeslagen een belangrijk instrument om inkomensbeleid te voeren. Wat gebeurde er begin van deze eeuw bij de ontwerp van het stelsel? Er werd een politiek compromis gesloten tussen links en rechts om toeslagen te introduceren, maar dan wel zo dat ook middengroepen er recht op hebben. Dan praat je ineens over 60 tot 70 procent van de bevolking. Andere landen voeren veel gerichter armoedebeleid. Wij schieten als het ware met hagel.”
Een blik op de verkiezingsprogramma’s leert dat partijen drie maatregelen het vaakst noemen onder het kopje bestaanszekerheid. Eén: het minimumloon verhogen. PvdA-GL en ChristenUnie gaan daarin het verst door te pleiten voor een minimumloon van respectievelijk 16 en 18 euro per uur. Ter vergelijk: vanaf volgend jaar ligt het minimumuurloon op 13,30 euro per uur. VVD, CDA en BBB zijn er ook voor, maar noemen in hun programma geen bedrag waarmee het minimumloon omhoog zou moeten.
Amerikaanse toestanden
Caminada nuanceert de stelling dat de forse verhoging van het minimumloon die de linkse partijen voorstellen niet te betalen is voor werkgevers. „Bedrijven draaien niet noodzakelijkerwijs op voor de kosten van een hoger minimumloon. Dat is ervan afhankelijk hoeveel marktmacht een bedrijf heeft. Sommige ondernemingen zullen in staat zijn hun prijzen te verhogen en wentelen daarmee de kosten af op de consument.”
„Maar er is nog een belangrijker overweging”, vult de hoogleraar aan. „Op basis van ons onderzoek ligt het zeer voor de hand dat niet alleen bijstandontvangers, maar ook mensen die het minimumloon verdienen erg moeilijk rond kunnen komen. In welk land zijn werkgevers tevreden waarin ze een loon betalen aan hun personeel waar ze niet van rond kunnen komen? Dat zijn Amerikaanse toestanden. Mensen hebben dan een tweede baantje nodig om maandelijks niet in het rood te eindigen.”
Verder willen sommige partijen ook hogere uitkeringen. VVD en CDA spreken daar niet over in hun verkiezingsprogramma. De SGP bepleit een hogere bijstandsuitkering. BBB wil de „sociale uitkeringen” verhogen, maar zegt niet met hoeveel. PvdA-GL en CU zijn ook op dit punt ambitieus en stellen voor om alle uitkeringen, waaronder de AOW, bijstand en WW, net zo sterk te laten stijgen als ze het minimumloon zouden willen verhogen.
Het is verstandig als partijen de bijstand en het minimumloon min of meer in gelijke mate verhogen, vindt Caminada. „De vloer moet omhoog. Wij maken wel een belangrijke uitzondering: de AOW hoeft niet omhoog. Het is geen vetpot, maar uit onze berekeningen blijkt dat ouderen niet onder het bestaansminimum komen. Er is echter geen enkele partij die het aandurft om de AOW uit te zonderen als andere uitkeringen omhoog gaan. Dat kan ik alleen maar politiek verklaren: ouderen vormen een belangrijk deel van het electoraat.”
Middengroepen
Tot slot zijn alle partijen voor een lagere belasting op arbeid. PvdA-GL wil het tarief verlagen voor werkenden die minder dan een middeninkomen verdienen. Het CDA noemt geen concrete inkomensgroep. VVD en SGP willen dat werkende middengroepen profiteren.
De vraag is, als ook middengroepen worden betrokken in de bestaanszekerheidsdiscussie, of de doelgroep dan niet zodanig verbreed wordt dat niemand er meer op vooruitgaat. Volgens Caminada zou het juist precies andersom moeten zijn. Niet ook iets extra’s regelen voor de middeninkomens, maar zij zouden juist iets van hun koopkracht moeten inleveren om een hogere bijstandsuitkering te kunnen betalen. „Er zijn geen makkelijke oplossingen. Eerlijk is eerlijk: het extra geld dat wij bepleiten voor de armen moeten anderen opbrengen. Dat zal in de praktijk voor rekening komen van de middengroepen, omdat daar de meeste mensen zitten. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat zij daartoe bereid zijn.”
Daarbij geeft de hoogleraar aan dat de overheidsfinanciën het niet toelaten om én de maandelijkse tekorten van de minima op te lossen én iets te doen voor de middengroepen. „Gratis bier bestaat niet. De studiegroep begrotingsruimte heeft onlangs de boodschap gebracht dat er 18 miljard euro per jaar bezuinigd zal moeten worden. We gaan zonder nieuwe plannen al bijna over het maximaal toegestane begrotingstekort heen. Wij zijn als commissie streng geweest en hebben een grens getrokken: de bijstand omhoog, maar niet de AOW. Voorstellen om ook middengroepen nog wat extra’s te geven bereiken te veel mensen die het strikt genomen niet nodig hebben. Dat is niet nodig en simpelweg te duur.”
In aanloop naar de verkiezingen op 22 november een drieluik over bestaanszekerheid. Vandaag deel 1: Wat vinden politieke partijen?