Column (Jan van Klinken): Let niet op de rommel
Het wemelt momenteel van de goede voornemens en ik kon daarbij niet achterblijven. Voor het nieuwe jaar heb ik het plan opgevat enige ordening in mijn werkkamer aan te brengen. Is dat alles? vraagt u misschien. Maar dan kent u de ruimte niet waarin ik dagelijks verblijf.
Iemand die me al wat langer kent, sprak me eens opbeurend toe en zei dat achter de ergste chaos de grootste geesten schuilgaan. En warempel, op internet kwam ik de spreuk van een Duitse filosoof tegen dat ordening voor kleine geesten is en dat het genie de chaos overziet.
Toch heb ik mateloze bewondering voor mensen die hun bureau altijd keurig op orde hebben. Geen papiertje ligt er verkeerd. Een handjevol documenten is alles wat er te zien valt. Dat kan alleen als je heel goed kunt weggooien of een meester bent in het archiveren. Zelf heb ik alles wat ik heb weggegooid geheid binnen enkele weken weer nodig. En als ik spullen in mappen stop, weet ik een dag later al niet meer waar ik ze heb gelaten.
Ik troost me met de gedachte dat het altijd nog veel erger kan. Ooit was ik op bezoek bij een apotheker die een mateloze interesse had in de kruidengeneeskunde. Nu zou ik wensen dat alle apothekers die belangstelling met hem deelden, omdat de zogeheten fytotherapie tot de meest onderschatte onderdelen van de geneeskunde behoort, maar je moet bij die interesse wel maat houden. Dat was hem slecht vergaan. Overal in de huiskamer lagen stapels rapporten: op de bank, op de grond, in de vensterbank, ja overal rapporten. De eettafel bezweek er bijkans onder. Ik had al veel gezien maar dit overtrof alles. „Let maar niet op de rommel”, zei de man. Ik kon nog net mijn lachen bedwingen. Let maar niet op de rommel. Alsof dat tot de mogelijkheden behoorde. De man was weduwnaar en dat verklaarde veel.
En nog kan het gekker. Van een ambtenaar die met de uitruiming van woningen was belast, hoorde ik eens welke taferelen hij meemaakte. Een huiskamer waarin het afval tot op buikhoogte lag opgestapeld. En overal in het huis dezelfde troep. Van iemand anders hoorde ik dat zijn buren hun woning volledig hadden uitgeleefd en zelfs kans hadden gezien het toilet onklaar te maken. Die deden hun behoefte in de tuin en wassen deden ze in de sloot.
Ik wil maar zeggen: zolang ik nog naar het toilet kan en mijn bezoekers de vuilniszakken niet aan de kant hoeven te schuiven als ze mijn kamer betreden, valt het nog reuze mee. Maar let niet op de rommel.