„De hemel vertelt Gods eer, het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.” Aan het begin van een studiedag over schepping en evolutie, zaterdag in Kampen, werd Psalm 19 gelezen.
„Het belangrijkste hebben we gedaan”, begint prof. dr. Gijsbert van den Brink zijn lezing. „We hebben God aanbeden over Zijn macht in de schepping, we hebben gelezen wat daar in Psalm 19 over beleden wordt en we hebben Hem aanbeden. Wat we verder met elkaar bespreken, is niet onbelangrijk, maar wel secundair.”
Aan de Theologische Universiteit in Kampen wordt de studiedag ”Oorsprong” gehouden. Dat gebeurt met prof. dr. Gijsbert van den Brink, auteur van ”En de aarde bracht voort”, en prof. dr. Mart-Jan Paul, auteur van ”Oorspronkelijk”. Er zijn vijftig deelnemers.
Vertrekpunt is beider gemeenschappelijke basis: beide theologen staan in de orthodox-gereformeerde traditie en willen de wetenschap serieus nemen. Over de vraag hoe je dat doet, verschillen ze echter diepgaand van mening. Terwijl prof. Van den Brink een evolutionair perspectief op de oorsprong recht wil doen, heeft prof. Paul daartegen ernstige bezwaren.
Prof. Van den Brink noemt ”Oorspronkelijk” een „goed boek, omvangrijk en geschreven op een goede toon.” Dat laatste mist hij weleens in het debat. „Ik heb reacties gekregen die pijn doen. Als in een artikel de woorden ”ongeloof en evolutie” steeds in elkaars nabijheid worden gebruikt, wordt het debat op een onzuivere manier geframed. Daar kun je prof. Paul niet op betrappen. Hij probeert mensen echt recht te doen en kenmerkt zich door een zekere mildheid van denken.” Wel vindt prof. Van den Brink het boek van zijn collega „weinig systematisch” en niet altijd volledig, bijvoorbeeld in de weergave van Darwins levensbeschouwing of van de rooms-katholieke visie op de evolutietheorie.
Gedurende de dag in Kampen passeren grote thema’s de revue: wat is de aard van ”de” wetenschap? Heeft God Zich in Zijn spreken tot mensen aangepast aan hun bevattingsvermogen? En hoe kan de schepping „goed” genoemd worden als er daarvoor al dood en lijden was? Prof. Paul benadrukt het onderscheid tussen creationisme en het klassieke scheppingsgeloof. Creationisme ziet hij als een „feilbare wetenschappelijke onderneming waarbij steeds weer wijzigingen optreden. Mij valt op dat in het jodendom en het christendom achttien eeuwen lang een bepaalde overtuiging was hoe wij de Bijbel hebben uit te leggen, het klassieke scheppingsgeloof. Op grond dáárvan zijn de geloofsbelijdenissen geformuleerd. Je ziet bijvoorbeeld in de Vroege Kerk Genesis 1-11 een ongelooflijk belangrijke rol spelen in discussies met de heidenen. Mijn zorg is dat door het incorporeren van de evolutietheorie, of delen daarvan, dat geloof op de helling komt te staan.”
Prof. Paul waarschuwt ervoor de verschillende soorten wetenschap op één hoop te gooien. „Er wordt veel te weinig rekenschap gegeven van de vooronderstellingen om zo’n oude aarde te reconstrueren. Ik pleit ervoor het debat veel nauwkeuriger aan te gaan. Als het gaat over medicijnen of over techniek, gaat het om herhaalbare wetenschap waarvan je de resultaten kunt controleren. Maar geschiedwetenschap is van een eigen orde. Er komen dan veel meer vooronderstellingen en levensbeschouwingen naar voren. Het zou verkeerd zijn om de exegese bij te stellen onder invloed van andere wetenschappen die levensbeschouwelijk zijn gekleurd.”
Prof. Paul noemt het „een punt van zorg dat de evolutietheorie en ook de gedachte van een oude aarde in naturalistische kringen is opgekomen die écht vijandig stonden tegenover het christelijk geloof.”
Bij de vijandigheid van de wetenschap plaatst prof. Van den Brink zijn vraagtekens. Hij wijst op onderzoekers die als gelovig christen tot de conclusie kwamen dat de zondvloedgeologie niet houdbaar is. „Dat waren geen atheïsten. Ik ben het niet eens met de voorstelling van een naturalistische wetenschap die op alle fronten het christelijk geloof aanvalt.” Prof. Van den Brink zegt dat mensen over de levensbeschouwingen heen de resultaten van wetenschappelijk onderzoek accepteren. „Er is slechts een beperkt aantal wetenschappelijke theorieën, namelijk die op gespannen voet staan met de Bijbel – en voor moslims geldt hetzelfde voor de Koran: alleen in die gevallen wijzen groepen gelovigen de bevindingen af.”
Prof. Van den Brink trekt een parallel met het debat in de zeventiende eeuw over heliocentrisme. „Destijds zagen onze voorouders talloze Bijbelteksten in het geding komen. Rond het heliocentrisme hing een geur van vrijzinnigheid. Wat nu zo intrigerend is, is dat voetianen later zeiden: We kunnen het geocentrisme niet volhouden.”
Visioen
Is Eva uit een rib van Adam geschapen? Of mag je deze tekst uit Genesis ook lezen als een visioen dat Adam kreeg in een diepe slaap? Die laatste uitleg van prof. dr. Gijsbert van den Brink wijst prof. dr. Mart-Jan Paul van de hand. „Het feit dat Adam in een diep slaap viel, impliceert nog niet dat hij een visioen kreeg.”
Prof. Van den Brink en prof. Paul bespraken zaterdag een reeks Bijbelteksten, zoals de tekst uit Jesaja 11 dat in het vrederijk de leeuw stro zal eten. „Een leeuw kan geen stro eten, heeft daar het gebit en het spijsverteringskanaal niet voor”, aldus een vraagsteller. Prof. Van den Brink: „Zo concreet lees ik die tekst niet. Het is goed om te bedenken dat dit beeldtaal is die in elk geval wil zeggen dat conflicten tussen dieren, ook die op elkaar jagen, tot een einde zullen komen.”