Ze worden steeds meer gelezen in de gereformeerde gezindte: Dietrich Bonhoeffer, C. S. Lewis en Tim Keller. „De vraag is of dit gezien kan worden als een positieve ontwikkeling”, vindt Laurens van der Tang. Ds. M. K. (Marco) de Wilde: „Je moet deze schrijvers niet overschatten, maar ze zijn wel nodig in onze tijd.”
Van der Tang schreef dit voorjaar in De Wachter Sions, het orgaan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, een tweeluik over ”Nieuwe theologen en de oude waarheid”. Daarin constateerde hij dat steeds meer jongeren en ouderen in reformatorische kring boeken lezen van christelijke denkers en theologen als C. S. Lewis (1896-1963), Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) en Tim Keller (1950), volgens hem ook wel aangeduid als de ”Grote Drie”.
Bonhoeffer, Lewis en Keller in één adem noemen is lastig, zegt Van der Tang in zijn kantoor in Rhenen, waar door de lichtkoepel nog net de toren van de eeuwenoude Cunerakerk is te zien. „Het zijn drie totaal verschillende schrijvers, die uit verschillende werelden komen.”
Maar boeken van Bonhoeffer, Lewis en Keller heeft hij wel gelezen, al gaat zijn voorkeur duidelijk uit naar oude schrijvers als Thomas Boston en Petrus van Mastricht: een meterslange boekenkast vol oude drukken vult de wand.
Via andere oude schrijvers, zoals Johannes Calvijn en John Owen, maakte ds. De Wilde juist kennis met Keller en andere zogenoemde nieuwe calvinisten. De predikant van de hervormde gemeente in Sommelsdijk is lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland en betrokken bij de Nederlandse afdeling van The Gospel Coalition, een platform van calvinistische evangelicale christenen dat onder anderen door Keller is opgericht. Net als Van der Tang ziet hij de grote waarde in van het lezen van reformatoren, nadere reformatoren en puriteinen, maar taxeert hij het belang van hedendaagse christelijke denkers en theologen zoals Bonhoeffer, Lewis en Keller anders.
Waaraan merkt u dat Bonhoeffer, Lewis en Keller steeds meer worden gelezen?
Van der Tang: „Allereerst aan het Reformatorisch Dagblad, dat regelmatig aandacht aan deze auteurs besteedt. Studentenvereniging Solidamentum vroeg me een lezing over deze schrijvers te geven; dat gebeurt niet als ze nooit worden gelezen. Ik denk overigens niet dat jongeren in de gereformeerde gezindte veel Bonhoeffer lezen; wel een of meerdere boeken van Keller. Dat geldt ook voor Lewis.”
Ds. De Wilde: „De wat intellectuele manier waarop Keller schrijft, spreekt reformatorische jongeren aan. Toen ik in 2015 voor de reünisten van studentenvereniging Depositum Custodi een lezing over het nieuwe calvinisme hield, peilde ik onder de ongeveer honderd aanwezigen wie er nog nooit iets van Keller had gelezen. Dat waren er misschien vijf. Maar ik vind het wel lastig om de invloed van deze schrijvers aan te wijzen.”
Waarin ligt dan hun aantrekkingskracht?
Ds. De Wilde: „We leven in een verwarrende tijd en deze schrijvers wijzen een weg die verschillende christenen aanspreekt. Vandaar dat ze soms samen worden genoemd. Maar het zijn inderdaad drie totaal verschillende auteurs.
Ik denk dat Bonhoeffer vooral aanspreekt vanwege zijn levensgeschiedenis. Hij heeft iets profetisch. De theologie van Bonhoeffer is wat ongrijpbaar. Na de oorlog zijn het vooral vrijzinnige theologen die met hem aan de slag gaan, maar er zijn ook orthodoxere christenen die zich door Bonhoeffer aangesproken weten. Bijvoorbeeld door de radicaliteit van zijn boek ”Navolging”: geloof moet zichtbaar zijn in het leven.
Lewis wil eerst luisteren naar wat christenen de eeuwen door hebben geleerd en hij weet dat op een heel actuele manier te verwoorden. Hij is zowel rationeel als beeldend, en dat spreekt mensen aan.
Keller is een vergelijkbaar persoon, maar dan uit de gereformeerde traditie. Hij heeft het verlangen om de moderne mens aan te spreken. Hoe kan ik de oude gereformeerde en Bijbelse boodschap vertalen naar nu? Ik zie Keller vooral als iemand die dingen doorgeeft en daarbij niet origineel, maar wel hedendaags wil zijn. Hij heeft oog voor de vragen en twijfels van mensen, voor de lastige kanten van het geloof. Daarin is hij een goede gesprekspartner voor christenen en niet-christenen in onze tijd.”
Van der Tang: „Jonge mensen in de gereformeerde gezindte kunnen door het lezen van hun boeken tot de conclusie komen dat het christendom nog steeds actueel is. Zeker Lewis en Keller hebben goed nagedacht over de geest van deze tijd. Zij proberen daar in het verwoorden van hun boodschap rekening mee te houden, zodat ze mensen kunnen aanspreken. Dat is belangrijk.”
Een positieve ontwikkeling dus?
Van der Tang: „Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat je eerst goed geworteld bent in de gereformeerde theologie, de theologie van de Reformatie en Nadere Reformatie. Die heb je nodig om modernere auteurs met onderscheid te kunnen lezen. Ik maak me zorgen om mensen die alléén dit soort boeken lezen en die de eigen gereformeerde of puriteinse traditie links laten liggen. Dan denk ik dat je echt in drijfzand terecht kunt komen. De leer van de Reformatie kun je dan gaan relativeren, of je merkt niet eens dat bepaalde dingen niet in overeenstemming zijn met de gereformeerde theologie.”
Waarbij zet u vraagtekens?
Van der Tang: „Bonhoeffer heeft mooie dingen geschreven, maar uit wat ik van en over hem heb gelezen, wordt duidelijk dat hij geen gereformeerd theoloog was. Hij wijkt op aangelegen punten af, zoals in de visie op de zondeloosheid van Christus. Het is misschien wat strak geformuleerd, maar theologisch gezien is hij –vanuit gereformeerd perspectief– een ketter. En er is meer te noemen: zijn standpunt over evolutie, het afwijzen van het christendom als enige weg tot behoud en de ontkenning van de woordelijke inspiratie van de Schrift.
Lewis geloofde in een vagevuur, in het gebed voor de doden, in theïstische evolutie. Hij onderschreef de onfeilbaarheid van de Bijbel niet. Bij Lewis lees je nauwelijks over de noodzaak van bekering. Het plaatsvervangend lijden van Christus, het gewassen en gereinigd zijn in Zijn bloed, vond hij niet noodzakelijk.
Keller staat veel dichter bij de gereformeerde traditie. Mijn indruk is dat hij in ieder geval op papier de gereformeerde leer onderschrijft, al hangt hij de theïstische evolutie aan, wat voor mij een belangrijke zaak is. Wat ik me vooral afvraag: hoe functioneert bij hem de héle gereformeerde leer in de praktijk: de doodstaat van de mens, de verkiezing, de soevereiniteit van God, het wonder van genade? Daar zitten mijn aarzelingen, net als bij de relatief kritiekloze openheid naar sport en cultuur.”
Ds. De Wilde: „Keller mag inderdaad best weleens wat stelliger en uitgesprokener zijn. Hij redeneert vaak als een professor: enerzijds dit, anderzijds dat. Bijvoorbeeld op het punt van de hel. Zijn visie op evolutie vind ik ook een probleem, al moet ik er wel bij zeggen dat Keller anders dan veel evolutionisten in Nederland een historische Adam en Eva leert. Hij doet dat op basis van een Schriftgetrouw argument: de Heere Jezus en Paulus spreken over een historische Adam, dus dan doe ik dat ook. Al zou de hele wetenschap zeggen dat het niet kan. Keller aanvaardt de foutloosheid van de Schrift, maar leest Genesis 1 meer literair. Zo ziet hij ruimte voor evolutie.
Zijn visie op de cultuur vind ik ook te open. Keller lijkt erg onder de indruk te zijn van invloedrijke mensen, die volgens hem veel voor kerk en theologie kunnen betekenen. Ik ben daar wat sceptischer over. Ik zou geen films in de preek citeren.
Dat Bonhoeffer geen gereformeerd theoloog was, is duidelijk. Hij dacht in de lijn van Karl Barth en had een Schriftvisie waar ik moeite mee heb. Hij maakte wel een bepaalde theologische ontwikkeling door, die nog niet af was toen hij overleed. Dat maakt het lastig om grote uitspraken over Bonhoeffer te doen. Hij is in ieder geval geen auteur die me in mijn predikantschap voedt en de weg wijst.
In de theologie van Lewis –van huis uit geen theoloog, maar hoogleraar Engelse taal– zit heel wat spanning, bijvoorbeeld wat betreft de plaatsvervanging door Christus. Hij had niet zo veel op met wat hij „theologische modellen” noemde. Tegelijk kun je de leeuw Aslan in de Narniaverhalen zien als een briljante beschrijving van de plaatsvervangende genoegdoening door Christus. Het lijkt erop dat zijn theologie zijn verbeelding niet kan bijbenen. Lewis is een buitencategorie christen die in de grote vragen de juiste dingen benadrukt. Ik ben dankbaar voor de tendensen en hoofdlijnen in zijn theologie.”
Van der Tang: „Ja, maar vergelijk dat eens met de manier waarop onze voorvaderen op de Synode van Dordrecht te werk gingen in de discussie met Arminius: die zei ook geweldig veel goede dingen en stond theologisch misschien veel dichter bij ons dan Lewis, maar ze vonden het wel nodig om duidelijkheid te scheppen.”
Ds. De Wilde: „Lewis zou bij ons ook niet mogen preken, om het zo maar te zeggen.”
Van der Tang: „Je waardering van en sympathie voor Lewis begrijp ik wel, maar ik vind dat er wel heel veel vraagtekens staan bij punten die geen randverschijnselen in de gereformeerde theologie zijn.”
Hebben we Bonhoeffer, Lewis en Keller wel nodig?
Ds. De Wilde: „Ik zie de opdracht van de theologie als bewaren en vernieuwen, maar vooral als bewaren. En het ware geloof doorgeven. En daarbij voel ik me heel erg thuis in de gereformeerde traditie, bij mensen als Calvijn en Owen. Daarnaast heb je ook de roeping om op een bepaalde manier te vernieuwen: er is groei in de kennis van God. Oude schrijvers hebben dingen niet gezien. Niet zozeer in de inhoud van de theologie, maar wel in de toepassing en uitwerking daarvan op allerlei terreinen. Ook om bepaalde misvattingen en blinde vlekken te zien, heb je hedendaagse schrijvers nodig. Dus voor de geloofsinhoud blijf ik het liefst bij de belijdenisgeschriften, maar in de toepassing hebben we ook denkers en theologen van nu nodig.”
Van der Tang: „Daar ben ik het deels wel mee eens. Tegelijk weet ik ook dat Gods Woord actueel is in alle tijden. Hoezeer onze tijd ook anders is dan vroeger, 95 procent van de boodschap is altijd gelijk: dat mensen ervan overtuigd moeten worden dat ze zondaar zijn en het verzoenend bloed van Christus nodig hebben.
Ik denk dat een dominee die weinig van de huidige tijd begrijpt maar voluit Gods Woord preekt en daarin door de Heere gezegend wordt, effectief zal zijn. Meer dan een predikant die een vreemdeling van de genade is, maar die onze tijd ontzettend goed begrijpt en aansluit bij de belevingswereld van moderne mensen. Dan is het inderdaad de vraag: hoe hard zijn Bonhoeffer, Lewis en Keller eigenlijk nodig?”
Ds. De Wilde: „Het is natuurlijk volstrekt helder dat de Bijbelse boodschap actueel is voor elke tijd. Maar Gods Woord doorgeven doe je altijd op je eigen manier en in een bepaalde context. Het is een tekort als je alleen maar preken van Owen en andere oude schrijvers leest. We hebben ook nu predikanten. Anders had God ook engelen kunnen sturen die Zijn Woord op een perfecte en tijdloze manier zouden brengen. Nee, woorden gaan altijd door mensen heen. De puriteinen spraken heel rijk over de praktijk van de godzaligheid –meer dan Lewis en anders dan Keller–, maar nog steeds is het nodig om ze op een bepaalde manier in deze tijd door te geven.”
Van der Tang: „Als ik Petrus van Mastricht lees, heb ik vaak het gevoel: ik weet eigenlijk niet wat ik hieraan nog moet toevoegen. Het is redelijk compleet, het is helder, Bijbels – en het gaat over de grote dingen in het leven.”
Ds. De Wilde: „Je moet het lezen van moderne auteurs zeker ook niet overschatten. Dat kunnen we juist van Lewis leren. Hij zegt: Het meeste is al gezegd. Tegelijk zijn er dingen die nu pas goed doordacht worden, zoals allerlei aspecten van het mens-zijn.”
Van der Tang: „Ik denk dat Bonhoeffer, Lewis en Keller functioneel zijn om de huidige tijd te begrijpen en ons een spiegel voor te houden: wij zijn misschien moderner dan we denken, bijvoorbeeld in onze ik-gerichtheid.”
Ds. De Wilde: „Vooral door de vragen die ze stellen. Zelfonderzoek is in onze gereformeerde traditie een belangrijk thema. Dan helpt het om Lewis te lezen. Hij was een echte zielenarts en open over zijn eigen zondigheid en aanvechtingen. Tegelijk laat hij zien: het gaat niet om je eigen gevoel, maar om de eer van God.”
Van der Tang: „Heeft onze gezindte deze mannen per se nodig? Dan denk ik toch dat het antwoord nee is. Als ik de Bijbel lees, de goede geschriften uit onze traditie, maar ook de krant om de tijd te verstaan, dan zou ik een gemeentelid niet aanraden beslist eens Lewis of Keller te gaan lezen. Dan adviseer ik eerder de ”Viervoudige staat” van Boston.”
Ds. De Wilde: „ Dat boek is zeker ook een aanrader. Nodig is een heel groot woord. Ik denk dat je geen enkele auteur nodig hebt; je hebt uiteindelijk alleen de Bijbel nodig.
Maar, nogmaals, naast oude schrijvers zijn ook nieuwe schrijvers belangrijk. Als alles in de zeventiende eeuw ophoudt, dan loop je tegen een manco in de toepassing aan. Ja, de krant moet je lezen om de tijd te verstaan, maar je hebt ook theologen en denkers nodig die, vanuit de gereformeerde traditie, mensen de weg wijzen en leidinggeven.”
Van der Tang: „Jammer dat zulke mensen er nu niet zijn: een Lewis of Keller bij wie je géén reserves hoeft te hebben.”
Zou u jongeren adviseren deze auteurs te lezen?
Van der Tang: „Zorg eerst dat je geworteld bent in je eigen traditie. Pas dan kun je hun boeken lezen. In die volgorde. Bonhoeffer, Lewis en Keller zijn op hun best een aanvulling, en wat zij schreven moet kritisch en met onderscheid gelezen worden, want op aangelegen punten zijn zij niet eensgeestes.”
Ds. De Wilde: „Ik zou ze niet zomaar aan iedereen adviseren. Alleen de Bijbel kun je zonder voorbehoud aanbevelen. Geworteld zijn in de eigen traditie helpt zeker om op een goede manier met nieuwere auteurs om te gaan. Vraag is natuurlijk wel: wat is dan je eigen traditie? Dan blijf ik het liefst bij de gereformeerde belijdenisgeschriften. Daarin is voor mij het hart van het Bijbelse geloof verwoord. Daar moet je als eerste vertrouwd mee raken. Ik zal nooit de catechismus willen inruilen voor een boek van Tim Keller.
Vanuit die kern, de Bijbel en de belijdenisgeschriften, kun je ook andere auteurs lezen. En dan staat Keller dichter bij ons dan Bonhoeffer, met Lewis daar ergens tussenin. Het hangt ook af van de vraag met welk doel je hen leest en waarvoor je hen aanbeveelt: voor een beter begrip van christen-zijn in deze tijd, voor de relevantie en waarheid van het geloof? Dan heb je deze nieuwe auteurs nodig om een oude traditie beter door te geven.”
Van der Tang: „In onze tijd ontstaan er inderdaad nieuwe vragen, bijvoorbeeld op ethisch vlak rond homoseksualiteit en transseksualiteit. De meest fundamentele Bijbelse bezinning daarop vindt niet in Nederland plaats, maar in de Engelstalige wereld. Ik heb echt het gevoel dat we achterlopen op dat vlak. Wat dat betreft, moeten we zeker te rade gaan bij Bijbelgetrouwe hedendaagse theologen.”
Ds. De Wilde: „Keller staat voor een hele beweging van hedendaagse Amerikaanse gereformeerden, waarin verschillende accenten worden gelegd. Voor het persoonlijk geloofsleven voel ik me meer thuis bij iemand als John Piper. Het gaat om de vraag: hoe lees ik christenen die in een net wat andere traditie staan of andere accenten leggen? En wat is gereformeerd? Hoe meer je dat inkleurt, hoe lastiger het wordt andere auteurs te lezen.”
Van der Tang: „Dat probleem heb je minder als je mensen uit je eigen traditie leest. Calvijn, Brakel of Petrus van Mastricht kun je zonder reserves aanbevelen. Ze zijn evenwichtig en vaak ook verrassend actueel.”
Ds. De Wilde: „De oude calvinisten zeggen óók niet allemaal hetzelfde en leggen verschillende accenten. De vroomheid van Calvijn was heel anders dan die van Teellinck. Als je het gereformeerd-zijn verder gaat inkleuren, bijvoorbeeld door leeruitspraken, dan moet je wel bedenken dat dit ten koste gaat van de breedte van die traditie.”
Van der Tang: „Daar ben ik het wel mee eens. Bij oude schrijvers bestaan er ook verschillen, bijvoorbeeld over de organisatie van de kerk of de visie op de eindtijd. Het is eerlijk om dat te constateren. Tegelijk: als het gaat om de vraag waarom je iets leest, dan is dat voor mij in de eerste plaats voor je zielenheil en voor het leven voor het aangezicht van God. Aan Bonhoeffer, Lewis en Keller durf ik me dan niet zonder voorbehoud toe te vertrouwen.”