Kerk & religie

C. S. Lewis: Bijbel moet zichzelf uitleggen

C. S. Lewis staat bekend als een van de invloedrijkste christelijke denkers van de twintigste eeuw. Systematische theologie vond hij maar saai; liever stortte de Britse schrijver zich, verwonderd over God, op de verdediging van het christelijk geloof.

29 September 2022 20:45
beeld RD
beeld RD

Lewis wordt graag gelezen, volgens zijn biograaf Alister McGrath vooral omdat hij een „diepere kijk” op het christelijke geloof biedt en „verstand, gevoel en verbeelding” weet aan te spreken. En dat „zonder water bij de wijn te doen.”

Met dat laatste is Laurens van der Tang het niet eens. Hij constateerde dit voorjaar in De Wachter Sions, het orgaan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, dat de boeken van christelijke schrijvers als Lewis, Dietrich Bonhoeffer en Tim Keller steeds populairder worden in de gereformeerde gezindte. „De vraag is of dit gezien kan worden als een positieve ontwikkeling.” Nee dus, vindt hij, al valt er volgens hem ook best wel wat van deze „Grote Drie” te leren. Toch is „kritische” afstand op zijn plaats, aldus Van der Tang, die stelt dat ze onvoldoende oog hadden voor de doodstaat van de mens, de noodzaak van bekering en Gods heilige toorn over de zonde.

Apologeet

Hoe zit dat bij C. S. Lewis (1898-1964)? Hij was geen orthodox-gereformeerd theoloog, dat is duidelijk. Lewis was niet eens theoloog, al kreeg hij wel een paar eredoctoraten voor zijn christelijke geschriften.

Lewis groeide uit tot een beroemd apologeet: als voormalig atheïst begreep hij de moeite die mensen kunnen hebben met het christelijk geloof. Het ging hem niet om de verdediging van een bepaalde kerkelijke denominatie of specifieke theologische visie, maar om het christelijk geloof zelf: „Het geloof dat de apostelen predikten, waar de martelaars voor getuigden, dat in de confessies vervat en door de kerkvaders verklaard werd.”

18639683.JPG
C. S. Lewis. beeld Wikimedia

Lewis noemde dit „onversneden christendom”, een term die hij bij de zeventiende-eeuwse puritein Richard Baxter vond. Hij vergeleek het christelijk geloof met een soort hal met deuren, waardoor je verschillende zalen kunt binnengaan. „Als ik iemand die hal in kan krijgen, zal daarmee mijn doel bereikt zijn. Maar pas in die zalen, en niet in de hal, vind je een haard, kun je gaan zitten, en is er eten.”

Een uitgewerkte Schriftleer had Lewis niet. De Bijbel vraagt geen aandacht voor zichzelf, vond hij, maar alleen voor de werkelijkheid waarnaar hij verwijst. Lewis was dan ook niet geïnteresseerd in diepgaande discussies over vrouwen in het ambt of schepping en evolutie, al geloofde hij wel dat er in de loop van miljoenen jaren steeds complexere biologische soorten ontstonden – door Gods ingrijpen, dat dan weer wel.

Een gevaar voor theologen, stelde Lewis, is dat ze zo druk zijn met het bewijzen dat God bestaat, dat ze geen moment meer aan Christus denken. Ze zijn als een boekenliefhebber „die met al zijn eerste drukken en gesigneerde exemplaren er nooit meer aan toekwam om die boeken echt te lezen.”

Lewis voelde zich het meeste thuis in een klassiek christendom, de kerk van alle eeuwen, en de Anglo-katholieke traditie in de Kerk van Engeland. Hij erkende dat de mens door eigen schuld verloren gaat, maar uitverkiezing speelde bij hem geen grote rol. Wel hield Lewis vast aan de historiciteit van de heilsfeiten, zag hij Jezus voluit als God en liet hij ruimte voor wonderen. „God was het Die aan het begin alle schepselen gebood vruchtbaar te zijn en talrijk te worden en de aarde te vervullen”, schreef Lewis in zijn boek ”Wonderen”. „En nu doet de mensgeworden God hetzelfde bij de spijziging van vijfduizend mensen – dichtbij en in het klein, met Zijn menselijke handen, de handen van een ambachtsman, doet Hij dat wat Hij in zeeën, meren en beekjes altijd al gedaan had.”

Wanneer Lewis over de verzoeningsleer en de betekenis van het kruis van Christus sprak, deed hij dat doorgaans met behulp van beeldtaal en literaire gestalten, en niet op klassiek-gereformeerde wijze. In ”Het probleem van het lijden” uit 1940 stelde hij bijvoorbeeld dat elke theorie over de verzoening ondergeschikt is aan de realiteit ervan. Het ging hem erom dát de dood van Christus de verhouding tussen God en mens heeft hersteld, en niet zozeer om de vraag hoe dit werd bereikt. De dood en opstanding van de leeuw Aslan in de Narniaverhalen is ook zo’n beeld. Lewis wilde daarmee vooral de realiteit laten zien achter de visie op verzoening.

De boodschap van Lewis was dat er een absolute scheiding bestaat tussen goed en kwaad, tussen hemel en hel. Want er zijn volgens hem maar twee soorten mensen: „Zij die tot God zeggen: „Uw wil geschiede” én zij tot wie God uiteindelijk zegt: „Uw wil geschiede.”” Hij liet dat uitgangspunt zien in ”De grote scheiding”, een allegorisch verhaal waarin helbewoners per autobus een uitstapje naar de hemel maken. Opmerkelijk genoeg willen ze daar helemaal niet blijven. Ze weten niet wat ze moeten doen op een plaats waar de bewoners alleen maar aan Christus denken. Het blijven dagjesmensen.

Niet alleen de verbeelding, ook de rede speelde een belangrijke rol in Lewis’ denken. Daarin lijkt geloof soms een vorm van wiskunde. Zo gaf Lewis, al redenerend, als bewijs voor de Drie-eenheid: God is liefde en van eeuwigheid Dezelfde. Liefde richt zich op een ander. Dus moet er ook vóór de schepping een Ander zijn geweest. Daaruit volgt dat God uit meer dan één Persoon bestaat.

Arrangeur

De Universiteit van St. Andrews –de oudste van Schotland– kende Lewis in 1946 een eredoctoraat toe omdat hij theologie wist te ‘vertalen’ van de academie naar de gewone man, waarbij „theologische reflectie en poëtische verbeelding” met elkaar verweven zijn. De combinatie van rede, gevoel en verbeelding is ook de reden dat christenen in veel verschillende onderzoeken aangeven dat ze Lewis –terecht of niet– als een van invloedrijkste theologen van de twintigste eeuw zien. Lewis was eerder een arrangeur van theologische ideeën dan een componist, stelt McGrath vast. Maar zijn variaties staan soms meer in het geheugen gegrift dan het oorspronkelijke muziekstuk.

Bijbellezen

„Terwijl we mensen een diepe blik in de Schrift te werpen, zien we soms wellicht alleen maar een weerspiegeling van ons eigen domme gezicht.”

Uit: ”Gedachten over de Psalmen”

Bidden

„Natuurlijk bid ik voor de doden. Dit is iets zo spontaans, zo onvermijdelijk in feite, dat alleen de meest dwingende theologische bewijsvoering mensen er vanaf zou houden.”

Uit: ”Brieven aan Malcolm over het gebed”

Godsdienst

„Christen zijn houdt natuurlijk wel de opvatting in dat waar het christendom verschilt van andere godsdiensten, het christendom het bij het juiste eind heeft en de andere bij het verkeerde eind. Er is, zoals in de wiskunde, maar één goede uitkomst van een som.”

Uit: ”What are we to make of Jesus Christ?”

Christus

„„Kom tot Mij, ieder die een zware last draagt, Ik zal dat in orde brengen. Je zonden zijn alle uitgewist, allemaal, dit kan Ik. Ik ben Wedergeboorte, Ik ben leven. Eet Mij, drink Mij. Ik ben je Voedsel. En ten slotte: Wees niet bang, Ik heb de gehele kosmos overwonnen.” Daar gaat het over.”

Uit: ”What are we to make of Jesus Christ?”

Hel

„Er is geen enkel punt dat ik liever uit het christelijk geloof zou willen verwijderen dan dit, als ik kon. Maar we kunnen er in de Bijbel niet omheen, vooral niet omdat het Jezus Zelf is Die erover spreekt; de christenheid heeft er altijd in geloofd;
en het is een logische gedachte.
Bij een spel moet je kunnen verliezen.”

Uit: ”Het probleem van het lijden”

Serie De Grote Drie

Dit is het tweede deel van een vierluik over Dietrich Bonhoeffer, C. S. Lewis en Tim Keller, ook wel de ”Grote Drie” genoemd. Volgende week donderdag deel 3.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer