Uiterst gevaarlijke weg
Waarom kunnen kinderen niet aan het heilig avondmaal deelnemen?
De christelijke gereformeerde kerk van Zaandam zou graag kinderen ruimte willen bieden om deel te nemen aan het heilig avondmaal. In deze visie staat ze niet alleen. Er gingen al eerder stemmen op om een dergelijke praktijk op te nemen in de kerkorde van de fusiekerk van Nederlands gereformeerden en vrijgemaakt gereformeerden. Vanwege de gevoeligheid van dit thema komt het vooralsnog niet in de kerkorde, maar krijgen kerkenraden plaatselijk de ruimte om zelf hun beleid te bepalen. Binnen de Protestantse Kerk is het wel toegestaan om kinderen te laten deelnemen aan het heilig avondmaal.
Dr. W. Verboom (zelf geen voorstander) vatte bijna dertig jaar geleden in De Waarheidsvriend vijf motieven samen van voorstanders van kinderen aan het heilig avondmaal. Allereerst zijn volgens hen kinderen volwaardige leden van de gemeente en daarom dienen ze ook aan de ”maaltijd van de gemeente” toegelaten te worden. Ten tweede zouden in de tijd van de Reformatie jonge kinderen ook hebben deelgenomen aan het heilig avondmaal. Ten derde zou het oneerlijk en inconsequent zijn om kinderen tegen te houden bij de avondmaalstafel, terwijl je zegt dat ze een volwaardige plaats in een kerkdienst verdienen. Ten vierde verwijzen voorstanders naar het gebruik in Israël om kinderen toe te laten tot de paschaviering. Waarom dan wel de lijn van besnijdenis naar doop doortrekken, maar niet die van Pascha naar avondmaal, als het gaat om kinderen? Ten vijfde ontlenen voorstanders vrijmoedigheid voor hun visie gelet op gebruiken in andere kerken, zoals de kindercommunie in de Rooms-Katholieke Kerk.
In de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek wijst de christelijke gereformeerde hoogleraar dr. J. van Genderen erop dat de argumenten van voorstanders voor toelating van kinderen aan het avondmaal voor een deel van psychologische en pedagogische aard zijn. De kinderen staan er zo jong nog op kinderlijke wijze tegenover. Door hen al op jeugdige leeftijd aan vaste gewoonten te laten wennen, zouden ze later met een zekere vanzelfsprekendheid blijven deelnemen aan de avondmaalsviering. Volgens Van Genderen is het voornaamste argument van voorstanders wel van theologische aard: door de doop zijn kinderen leden van de gemeente en zouden ze daarom het recht hebben om met andere gemeenteleden aan te zitten aan de avondmaalstafel.
Dat een dergelijke gedachtegang niet nieuw is, blijkt uit praktijken in de Vroege Kerk (Cyprianus en Augustinus), maar ook uit Loci Communes uit 1560 van de gereformeerde theoloog Wolfgang Musculus. Deze Musculus was de persoonlijk secretaris van Martin Bucer, reformator van Straatsburg. Toch stond deze toen praktisch alleen in zijn opvatting. Uit alles blijkt dat volgens de gereformeerde traditie kinderen van de gemeente geen avondmaal kunnen vieren. Zo wordt de gemeente immers gedragen door een duidelijke structuur: eerst doop, dan opvoeding en catechese, vervolgens openbare geloofsbelijdenis, waarna er een kerkelijk recht is om het avondmaal te vieren.
In zijn Institutie wijst Johannes Calvijn in paragraaf 16.30 in dat kader op het grote onderscheid tussen doop en avondmaal. Uit alle nieuwtestamentische gegevens, zoals 1 Korinthe 11, blijkt daarbij dat alleen zij aan het avondmaal mogen deelnemen die in staat zijn om het lichaam en het bloed van Christus te onderscheiden, hun geweten te onderzoeken, de dood van de Heere te verkondigen en te bedenken wat de kracht daarvan is. Willen we het nog duidelijker gezegd hebben dan de apostel doet? vraagt Calvijn zich af: „De besnijdenis, die zoals bekend correspondeert met onze doop, was voor kinderen bedoeld. Het Pascha, waarvoor bij ons het avondmaal in de plaats gekomen is, liet niet iedereen zonder onderscheid als deelnemer aan de maaltijd toe.”
Waarom wil men dan toch kinderen aan het avondmaal? De hervormde predikant H. Visser uit Katwijk aan Zee merkte daarover in 1989 in het Gereformeerd Weekblad op: „Eigenlijk op grond van een verondersteld geloof. Een uiterst gevaarlijke weg.” Een weg waarin het volgens hem uiteindelijk alleen nog om de verbroedering onder de mensen onderling gaat, maar waarbij het wezenlijke van het offer van Christus om zondaren te verzoenen uit het zicht verdwijnt. En zal dat geen gemis zijn voor degenen die zichzelf vanwege hun zonden mishagen, maar begeren hoe langer hoe meer hun door de Heilige Geest geschonken geloof te sterken en hun leven te beteren?
De auteur is predikant van de christelijke gereformeerde kerk te ’s-Gravenhage-Scheveningen. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.
> rd.nl/weerwoord