Economievogelgriep
Opeens is het stil in de stal

Het vogelgriepvirus slaat hard toe in de Nederlandse pluimveehouderij. Sinds oktober zijn meer dan vijftig boerderijen besmet geraakt, tientallen andere zijn uit voorzorg geruimd. Onder die laatste is het bedrijf van Barnevelder Jurrian Romijn. „Mijn dieren waren gezond. Dat grijpt me extra aan.”

Tiemen Roos​
7 May 2022 09:29
Jurrian Romijn zag zijn 30.000 biologische opfokhennen geruimd worden omdat een bedrijf in de buurt besmet was met vogelgriep. beeld André Dorst​
Jurrian Romijn zag zijn 30.000 biologische opfokhennen geruimd worden omdat een bedrijf in de buurt besmet was met vogelgriep. beeld André Dorst​

Vrijdag 15 april, kwart over zes in de ochtend. Jurrian Romijn (28) hoort zijn telefoon overgaan. De entploeg is aan de vroege kant en staat voor een dichte staldeur, denkt hij. Niks bijzonders. Donderdag had de helft van zijn 30.000 biologische opfokhennen een spuit gehad, vrijdag zou de rest aan de beurt komen. Vaccinatie tegen een reeks infectieziekten is een standaardmaatregel in de twaalfde levensweek van de jonge kippen.

Maar als Romijn de telefoon opneemt, hoort hij een onbekende stem: „U spreekt met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Er is vogelgriep geconstateerd bij een bedrijf met legkippen bij u in de buurt.”

„Ik dacht: Ik droom, dit kan niet kloppen”, herinnert Romijn zich. „Het was al bijna een maand rustig met de vogelgriep. Ik ging ervan uit dat het in april na de vogeltrek wel zo’n beetje voorbij was, net als de afgelopen jaren.”

Maar het klopte wél. En de NVWA-man heeft een harde boodschap: niet alleen het besmette bedrijf wordt geruimd, maar ook zeven pluimveehouderijen die binnen 1 kilometer eromheen liggen, inclusief de stal van Romijn. De reden daarvoor is helder: Barneveld en Lunteren –waar drie dagen eerder een eendenhouderij besmet bleek– liggen middenin het hart van de Nederlandse pluimveehouderij. In de Gelderse Vallei liggen honderden bedrijven. Het ministerie van Landbouw, waar de NVWA onder valt, wil daarom het risico op verspreiding van de gevreesde virusziekte zoveel mogelijk verkleinen.

Romijn: „Vanaf dat moment word je geleefd. De NVWA bepaalt wat er op je bedrijf gebeurt. Ik heb alleen gezegd dat ik niet wilde dat er op zondag geruimd zou worden. Ik wilde de rustdag in ere houden. Dat hebben ze gerespecteerd.”

Om half acht belt de NVWA opnieuw. „Met de vraag hoe groot mijn stal is. Dat moesten ze weten om te bepalen hoeveel gas (CO2 om de kippen te doden, TR) er nodig was. Toen kreeg ik ook te horen dat om twee uur de taxateur zou komen.”

Taxatie

Intussen heeft de jonge boer de broederij gebeld. Dat is het bedrijf waarvoor hij kippen opfokt van kuiken tot legrijpe hen van 17 weken oud. „Ze wisten nog van niets. Ze vonden het wel belangrijk om bij de taxatie te kunnen zijn.”

Die taxatie is van belang voor afhandeling van de schade, legt hij uit. „Wie geruimd wordt, krijgt de dagwaarde van de dieren vergoed uit een fonds waar de pluimveesector zelf het geld voor opbrengt. De opfokhennen zijn niet van mijzelf, maar van de broederij. Daarom wilden ze erbij zijn.”

De uren daarna komt er weinig werk uit handen van Romijn. „Ik heb de kippen nog een keer voer gegeven en daarna was het wachten.”

De taxateur is stipt op tijd. Een paar uur na zijn vertrek arriveren medewerkers van een gespecialiseerd bedrijf dat de kippen gaat vergassen. Slangen worden uitgerold, kieren bij de staldeuren afgeplakt, de ventilatie gaat uit. Om half acht begint het gas te stromen. Een half uur later zijn de dieren dood. Dan is het stil in de stal.

„Heel onwerkelijk”, zegt Romijn. „Normaal hoor je ze de hele dag scharrelen en kakelen. Daar kan ik altijd zo van genieten. Ik vind het mooi om tussen mijn dieren te lopen. Dat kan toch niet anders als je kippenboer bent?”

18229911.JPG
Jurrian Romijn. beeld André Dorst

Goede Vrijdag

Terwijl de mannen aan het werk zijn, luistert de boer mee met de dienst in zijn kerk, de Barneveldse gereformeerde gemeente in Nederland. Het is immers Goede Vrijdag. Veel krijgt hij niet mee. „Ik kon mijn gedachten er niet bij houden.”

Zaterdag komt een ruimploeg de kippen uit de stal halen. Het is grotendeels handwerk. De mannen en jongens zijn dat gewend: in normale tijden vangen ze levende kippen die naar de slachterij moeten. Kort na de middag is het werk gedaan. De kadavers gaan in een gesloten vrachtwagen naar Rendac. Dit zogeheten destructiebedrijf verwerkt dode dieren tot grondstoffen voor diverse toepassingen.

’s Avonds krijgt Romijn de uitslag van het onderzoek van bloedmonsters die de NVWA van zijn kippen heeft genomen. „Geen vogelgriep. Ik had niet anders verwacht. Als de kippen de ziekte onder de leden hadden gehad, zou ik dat gemerkt hebben. Je ziet dieren dan letterlijk omvallen. Dan is vergassen zoiets als verlossen uit hun lijden. Maar mijn dieren waren gezond, dat voelt toch heel anders.”

Mensen uit de buurt en uit de kerk betonen hun medeleven met de getroffen boer. Vrijdag belt de burgemeester, zaterdag een ouderling. Boeketten bloemen worden bezorgd. Romijn is er dankbaar voor, maar de impact van de ruiming moet hij toch zelf verwerken. „Je moet het meegemaakt hebben om te weten wat dit met je doet. Voor mij was het voor het eerst. In 2003 hadden wij geen kippen”, zegt hij met een verwijzing naar het beruchte vogelpestjaar. Dat jaar werden in Nederland vanwege vogelgriep honderden pluimveehouderijen geruimd en meer dan 30 miljoen dieren afgemaakt.

Nieuwe kippen

Woensdag 4 mei. Romijn schept met zijn shovel het strooisel, vermengd met kippenmest, uit zijn stal. Het spul gaat in containers die met een zeil zijn afgedekt. Omdat zijn kippen niet besmet bleken, mag de mest worden afgevoerd naar zijn vaste afnemer, een bedrijf dat er biologische mestkorrels van maakt. Als de stal leeg is, gaat Romijn hem helemaal schoonspuiten.

Hij hoeft zich niet te haasten. Nieuwe kippen komen op zijn vroegst over vier weken. „Daar mikken we nu op. Maar dan moeten er geen nieuwe besmettingen in de omgeving opduiken. Want dan wordt het vervoersverbod weer verlengd.”

In de tussentijd mist hij „60 tot 70 procent” van zijn inkomen. Romijn heeft nog een baan naast zijn bedrijf, dat komt nu extra goed uit. Maar de aflossingsverplichtingen bij de bank voor de stal, die nog maar een paar jaar oud is, lopen door. „Gelukkig blijft de broederij mij maandelijks het gebruikelijke voorschot betalen. Na aflevering van de volgende koppel kippen wordt dat verrekend.”

Romijn verwijt collega’s die besmet bleken niets. „Ik denk dat iedere pluimveehouder zich aan de voorgeschreven hygiënemaatregelen houdt. Maar dit virus is zo besmettelijk, dat het soms toch binnen weet te komen. Het lijkt erop dat het in de lucht zit. En het gaat niet meer weg. Trekvogels hebben vogels die hier in de zomer blijven besmet.”

Daarom hoopt hij dat vaccinatie tegen vogelgriep, waar Nederland in Europees verband op aandringt, snel mogelijk wordt.

18229910.JPG
Jurrian Romijn. beeld André Dorst

Gezonde dieren

De ruiming houdt de jonge boer nog steeds bezig. „Het is alsof het gisteren was. Ik denk dat dat nog wel een tijdje zo blijft. De eerste weken had ik ook geen enkele behoefte om mijn verhaal te doen tegenover media die me benaderden.”

Hij vindt het vooral „heel lastig” om het preventief doden van gezonde dieren te accepteren. „Ik denk dat de Bijbel mij anders leert. Ik vind nog steeds dat het niet nodig was geweest. Vanuit de broederij stelden ze voor om niet te ruimen, maar de dieren elke dag te testen. Uitslagen zijn binnen een paar uur bekend, dan kun je alsnog ingrijpen. Maar het was tevergeefs.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Vogelgriep

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer