Hoe was de coronatijd voor moeders? Ze waren opeens ook juf en nog duizend dingen meer. Twee jaar na de eerste lockdown is het tijd om twee moeders te vragen een boekje open te doen over deze bijzondere tijd in hun gezin. Martha en Neeltje geven het beiden eerlijk toe: „Het was zwaar.”
Martha
„Terugkijkend op de coronatijd in ons gezin heb ik het volgende plaatje voor ogen: al watertrappelend probeer ik heel veel ballen tegelijk in de lucht te houden. Van dat watertrappelen word je best moe. Het valt anderen niet echt op, omdat het onder water gebeurt.
De bal die voor mij het zwaarste woog, was die van het thuisonderwijs. Ik heb geen betaalde baan. Dus toen school de deuren sloot, had ik alle tijd voor de kinderen. Ik heb zelf in het onderwijs gewerkt en heb ook vanuit de zorg ervaring met bijzonderheden, zoals autisme. De tijd van thuisonderwijs was voor ons gezin een grote uitdaging. Ik ben mezelf tegengekomen en had niet door hoeveel energie het me kostte.
Alle veranderingen die het thuisonderwijs met zich meebracht, waren voor een van onze zoons heel pittig. Schoolwerk hoor je op school te doen en niet thuis, was zijn stellige overtuiging. En hij vond het lastig om mij als juf te accepteren. Als ik met hem aan de slag ging, moest ik het precies zo doen als de juf op school. Een iets afwijkende uitleg van de rekensom zorgde bij hem voor boosheid, frustratie. Het boek ging met een klap dicht. Als m’n zoon tot rust was gekomen, begonnen we met frisse moed weer aan het schoolwerk. Ik verwachtte wel van hem dat hij zijn werk afmaakte. Daar was ik consequent in. Gelukkig was mijn man ook al die tijd thuis aan het werk en konden we elkaar afwisselen.
Hulp van mensen buiten het gezin heb ik in die lockdown niet ervaren. Ik heb er ook niet om gevraagd. Zelf merk ik altijd vrij snel of iemand een helpende hand kan gebruiken en die bied ik dan aan. Van dienend bezig zijn word ik blij. Mensen zien mij als een vrouw die alles aankan. Toch schrik ik soms als ik m’n agenda zie en denk: hoe moet het allemaal? Ik ben geneigd overal te helpen, maar mezelf te vergeten.
Als ik een dag echt alleen iets voor mezelf zou mogen doen, ga ik handwerken en een legpuzzel maken. En lezen misschien. Op zo’n dag zou ik ook op de bank gaan liggen en uitrusten. Dat doe ik niet snel als er iemand thuis is.
Door gesprekken met een hulpverlener van De Vluchtheuvel leer ik naar mezelf te kijken. Wat verwacht ik van mezelf? Welke ballen móét ik in de lucht houden en welke wíl ik? Ik mag leren dat ik er mag zijn zoals ik ben. Ik probeer me nu minder van anderen aan te trekken. Het is heel goed om alles wat je bezighoudt uit te spreken, met opdrachten aan de slag te gaan en een luisterend oor te krijgen. Situaties uitbeelden met legopoppetjes werkt voor mij ook verhelderend. Ik ontdek daardoor meer op welke plek ik sta, in het gezin en daarbuiten.
Als ik ooit nog eens in een soortgelijke situatie als de eerste lockdown beland, hoop ik eerlijk aan te geven hoe het met me gaat. Ik zal m’n zwakte meer laten zien. Als m’n zoon een dagdeel bij iemand anders kan zijn, zou mij dat enorm helpen. Dan heb ik een moment om op te laden.
De coronatijd was echt niet alleen maar kommer en kwel. Eben-Haëzer: de Heere heeft mij geholpen. Elke dag kreeg ik de kracht om aan de slag te gaan. En ik tel mijn zegeningen. Ik vergeet nooit de verrassingen voor de deur toen we corona hadden. Hoe we op afstand leuke dingen deden met een gezinslid in isolatie. De vele spelletjes die we speelden. De lege agenda. En ik weet nog hoe uitbundig de zon scheen in die eerste lockdown. We konden elke dag buiten zijn. Daarover verwonderden wij ons. God strafte niet alleen. Hij liet de zon zien als teken van Zijn trouw.”
Martha heet in werkelijkheid anders
Neeltje
„Iets wat voor de coronatijd nooit zou gebeuren, is vanavond gebeurd. Ik ging van huis weg, terwijl het aanrecht niet opgeruimd was en de kinderen niet op bed lagen. Voor corona ging ik ’s avonds om zeven uur wel eens met m’n schoonzus zwemmen. Dan zorgde ik dat voor die tijd thuis alles glad was en de kinderen op één oor lagen. Ik heb geleerd dat ik tegen m’n man mag zeggen: Hier heb ik je hulp bij nodig.
Als ik op de coronaperiode terugkijk, zie ik twee plaatjes voor me. Op het eerste zie ik mezelf bij school staan. Bij drie ramen krijg ik een huiswerkpakket aangereikt. Op het tweede plaatje zie ik een huis met een klok. Binnen zijn drie kinderen aan het werk, elk op een andere plek. Ik ben de vliegende kiep, want ze hebben me allemaal nodig.
Wij gingen serieus met het thuisonderwijs aan de slag. Onze oudste heeft moeite met rekenen. Daarom wilde ik dat vak in ieder geval goed doen. Het probleem was dat ik de som zelf wel kon maken, maar niet uitleggen. Dat was voor beide partijen erg frustrerend. Uiteindelijk belde ik m’n man en hij legde de opgave aan haar uit. Dat was één som. Nog dertig te gaan. En daarna taal en spelling.
In de tweede lockdown oefende ik mezelf continu om het gezin naar het voorbeeld van een paar van m’n zussen aan te pakken: minder perfectionistisch. Ik wilde de structuur vasthouden, omdat die ons hielp. Ik moest er alleen niet te krampachtig mee omgaan. Verder leerde ik om zelf rust te nemen. De eerste paar keer lag ik ’s middags op de bank te rusten en ondertussen ruzies op te lossen. Uiteindelijk stond ik toe dat de kinderen in die tijd een filmpje keken. Dan wist ik zeker dat er geen gedoe was.
Ik laat kinderen liever buitenspelen dan filmpjes kijken. Ik ben opgevoed met het idee dat televisiekijken zondig is. M’n man is niet christelijk opgevoed. We moeten nu zelf onze weg hierin zoeken en dat doen we heel bewust. Als we een filmpje hebben gekozen en bij het kijken stuiten we toch op iets raars, dan moet hij uit. Dat vinden de kinderen niet leuk, maar ik ga het gesprek erover aan. Ze moeten weten waarom iets niet goed is. Er is een eeuwigheid mee gemoeid.
Door de gesprekken bij De Vluchtheuvel leerde ik milder te zijn voor mezelf, hulp te vragen en mezelf schouderklopjes te geven. Dat hulp vragen leverde in het gezin direct iets moois op. Als ik een hele dag met de kinderen bezig was geweest, was ik uitgeteld. Ik vroeg aan m’n man of hij de kinderen naar bed wilde brengen. Even later hoorde ik hem met de kinderen psalmen zingen. Hij had daar de energie voor. Als ik het had gedaan, zou ik ze zo snel mogelijk in bed hebben gestopt.
Er kwam verdieping in onze relatie. Als m’n man thuiskomt, kijkt hij naar m’n ogen en dan ziet hij hoe het met me gaat. En ik toon meer interesse in zijn werk. Ik krijg vaker een knuffel en hij uit ook zijn waardering voor wat ik in het gezin doe. Ik moest meer over mezelf gaan praten. Praten kan ik goed, maar het mag wat meer de diepte in.
Ik hoop dat de kinderen zien waar ik de kracht vandaan haal: bij God de Vader. Het geloof is een worsteling voor mij. Een kind van God zijn, dat was iets waar altijd veel voorwaarden aan werden verbonden. Ik mag leren dat ik m’n tekorten bij Hem mag neerleggen. Daar heb ik de zondagse preken iedere keer voor nodig. De Heere ziet of ik Hem echt nodig heb. We hebben de wee van corona gehad. Nu komt de volgende: die van de oorlog. „Heere, help ons”, is mijn gebed.”