De Geneefse Calvijnonderzoeker Max Engammare heeft in enkele oude werken van Johannes Calvijn aantekeningen van diens hand ontdekt.
Dat schrijft de Zwitserse krant Le Temps.
Engammare ontdekte de boeken in de Société de Lecture (bibliotheek; letterlijk: het leesgezelschap) in Genève. Een ervan betrof een Latijnse editie uit 1559 van Calvijns ”Institutie”, gedrukt op de persen van de Franse drukker Henri Estienne. Het werk was afkomstig uit de academie van Calvijn en bevond zich tot 1846 in de Bibliotheek van Genève.
In de marge van bladzijde 3 trof Engammare de handgeschreven woorden ”Repone adaeque hanc pagina sec”, vertaald: ”Verplaats dit zonder iets te veranderen naar de volgende pagina”. De Calvijnonderzoeker herkende de letters –waaronder de karakteristieke, wat schokkerige, R– meteen. „Het is een erg schokkerig handschrift. En dat is Calvijn!”, aldus Engammare tegenover Le Temps.
Calvijn was niet de enige die notities in het boek maakte: hij maakte gebruik van secretarissen (”amanuenses”), zijn broer Antoine Calvijn en mogelijk Charles de Jonvillers. Engammare: „Calvijn blééf zijn teksten doornemen, hij knipte, hij mat, hij verplaatste alinea’s. We wisten dat hij zo werkte, maar nu hebben we het bewijs.”
Engammare beschreef zijn ontdekking in een nieuw boek, ”La Fabrique Calvin”.