Een jaar lang geen kleding kopen: op naar een groene garderobe
Veel te lang in de rij staan bij de Primark, elke nieuwe catalogus van de H&M vier keer van begin tot eind doorkijken, sparen voor het volgende dagje winkelen met vriendinnen. Hoe moeilijk is het voor een modeminnend meisje om een jaar geen kleding te kopen?
Kleding is voor mij altijd erg belangrijk geweest. Wat ik ’s ochtends uit de kast trek, zie ik als een manier om mezelf uit te drukken en te onderscheiden. Als ik mensen op straat zie met eigengereide outfits, word ik altijd blij vanbinnen. Eigenheid, creativiteit, laten zien wie je wilt zijn: het is allemaal in kleding uit te drukken.
Naast kleding staat echter ook duurzaamheid hoog op mijn agenda. Courgettes uit eigen tuin, aardbeien van de lokale markt, zo weinig mogelijk plastic verpakkingen – het kan me niet groen genoeg zijn. Maar waar mijn kleding vandaan komt? Ik heb eigenlijk geen idee. Totdat ik me eind 2019 voor het eerst ga verdiepen in de mode-industrie.
De doorsneekledingwinkel is niet heel duurzaam, zo blijkt. Om te beginnen is er al gemiddeld 10.000 liter water nodig om een outfit –spijkerbroek en T-shirt– te produceren. De mode-industrie is dan ook de tweede op de ranglijst van waterverbruik. Daarbij belandt de verf vaak weer in de waterkringloop, wat ervoor zorgt dat kledingfabrieken ook nog eens de op een na grootste watervervuiler ter wereld zijn.
Bovendien wordt de meeste kleding onder niet al te beste omstandigheden geproduceerd. Kinderarbeid, hoge werkdruk, te veel werkuren, onveilige gebouwen met slechte ventilatie, (seksuele) intimidatie: al deze dingen zorgen ervoor dat zogenoemde fastfashionmerken hun talloze collecties snel en goedkoop van de hand kunnen doen. En van de kleding en textiel die niet wordt verkocht, eindigt jaarlijks 140 miljoen kilo in de verbrandingsoven – of het nou over kleding van dure of van goedkope merken gaat.
Microplastics
Ook de consument gaat niet vrijuit. De meeste kledingstukken die je een geluksgevoel bezorgden toen je ze kocht, halen namelijk de tien keer dragen niet eens. Van al het textiel dat wordt geproduceerd, belandt in Nederland zo’n 70 procent op de vuilnisbelt, zo blijkt uit recent onderzoek van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Zelfs het wassen van kleding gemaakt van polyester zorgt ervoor dat er jaarlijks zo’n 500.000 ton microplastics in het water en van daaruit in de oceaan terechtkomt.
Nu ik dit allemaal gelezen heb, kijk ik heel anders naar mijn kledingkast. Ik mag dan bij het boodschappen halen mijn best doen om zo duurzaam mogelijk te leven, maar met mijn goedgevulde kledingkast ben ik nog steeds onderdeel van het probleem. Daarom besluit ik 2020 te beginnen met een goed voornemen: een heel jaar geen kleding kopen. Gewoon om mezelf te leren zien dat ik niet meer nodig heb dan ik al heb.
Aan het begin van het jaar neem ik poolshoogte in mijn kast. Hoeveel kledingstukken heb ik? Het resultaat van deze inventarisatie is best schokkend: ik blijf maar net onder de 100 kledingstukken – iets beneden het landelijk gemiddelde van 103 items. Het probleem daarbij: ik draag nauwelijks de helft van al deze kleren. Na een snelle opruiming (alles wat niet meer past, vindt een tweede leven bij vrienden of in de kringloopwinkel) kom ik uit op 81 kledingstukken. Rokken voeren met 15 stuks de boventoon. Verder heb ik bijvoorbeeld 13 jurken, 14 shirts met korte mouw, 8 truien… Veel meer dan een mens nodig heeft. En alsnog heb ik soms van die ochtenden dat ik voor mijn kast sta en verzucht dat ik niks heb om aan te trekken. Het wordt tijd om de boel grondig om te gooien.
Het ideaal? Een kast met kleding die allemaal gedragen wordt. Kleding die past, kleding die bij mij past. En om daar te komen wil ik eerst een jaar geen kleding kopen. Zodat ik emotiewinkelen afleer en impulsaankopen voorkom.
Als ik terugblader in de geschiedenis van mijn bankrekening, kan ik zien dat ik in 2019 elke maand een behoorlijk bedrag heb uitgegeven aan kleding. De eerste maanden van 2020 zijn dan ook een mooie gelegenheid om daarvan af te kicken. Iedere keer als er reclame op de mat valt, moet ik mezelf tegenhouden om niet in de modefolders te kijken. Ik heb elke dag kleren om aan te trekken, dus heb ik niks nieuws nodig. De kooplust zit gewoon tussen mijn oren.
Mijn zes vrouwelijke huisgenoten winkelen er ondertussen lustig op los. De pakketbezorger is bij ons kind aan huis, hij komt meerdere keren per week iets afleveren. Op een of andere manier vind ik dat ineens lastig: zo veel pakketjes met nieuwe kleren, terwijl ik niks mag bestellen. Het confronteert me maar weer eens met de diepte van mijn koopdrang.
Die huisgenoten zijn dus aan de ene kant een nadeel als je probeert geen kleding te kopen, maar ze blijken ook een groot voordeel. Ze ruimen namelijk regelmatig hun kledingkast op, en de jurkjes en truien die ze niet meer willen hebben, belanden negen van de tien keer in de garderobe van een van de andere dames. Kleding op deze manier een tweede leven geven is natuurlijk het toppunt van duurzaamheid. Dat is een van de dingen die ik nu, anno 2021, nog steeds toepas: als ik iets nieuws nodig heb, kijk ik eerst of ik het tweedehands kan vinden. Dat zorgt ervoor dat er voor mijn vraag niet opnieuw iets geproduceerd hoeft te worden: minder verbruik van water, minder uitstoot van CO2. Bovendien is het ook nog eens beter voor mijn bankrekening: schoenen uit de kringloopwinkel zijn over het algemeen een stuk goedkoper dan een nieuw paar stappers. Als ik op zoek ben naar een heel specifiek kledingstuk, check ik vaak eerst even de apps waarop tweedehandskleding te koop is. De bekendste daarvan is Vinted (vroeger United Wardrobe). Daar kun je veel goede tweedehandskleding vinden voor weinig geld, en er is veel meer keus dan in de lokale kringloopwinkel.
Ook de coronapandemie draagt in zekere zin bij aan mijn uiteindelijke succes in deze uitdaging. Ik verhuis van kantoor naar kamer – en daar is het minder van belang hoe je gekleed bent. Soms breng ik schaamteloos hele dagen door in pyjama: geen haan die ernaar kraait.
Al met al lukt het me steeds beter om geen kleding aan te schaffen – het heeft zelfs invloed op mijn andere koopgedrag. Ik bestel over het algemeen minder, omdat het een beetje uit mijn systeem raakt. Ik koop dit jaar zelfs maar drie boeken, wat erg weinig is voor mijn doen. Zo komt het einde van het jaar sneller in zicht dan ik verwachtte. Helemaal zonder kleerscheuren kom ik er echter niet van af. In de zomermaanden schaf ik twee paar wandelsokken aan, onmisbare attributen voor een vakantie waarin veel kilometers op het programma staan. Ook kreeg ik op de valreep een paar schoenen cadeau van mijn moeder, toen ik beblaard bij mijn ouders kwam en de enige schoenen die ik bij me had de boosdoeners waren.
Privilege
Wat heb ik van dit jaar geleerd?
Dat deze uitdaging het toonbeeld is van een privilege: voor veel mensen is het geen keus maar noodzaak om zo weinig mogelijk kleding te kopen. Ook mijn keuze om zo min mogelijk fast fashion meer aan te schaffen is een privilege dat niet iedereen heeft: heel wat mensen, ook in Nederland, kunnen zich alleen maar goedkope kleding veroorloven.
Dat willen iets anders is dan nodig hebben. Ik heb me vaak laten leiden door het gevoel iets nodig te hebben, terwijl ik eigenlijk best zonder kon. Hiervoor volgde ik vaak de nieuwste trends op fashiongebied, maar de challenge heeft me meer bewust gemaakt van wat ik echt leuk vind. Ook heeft het jaar zonder shoppen me creatiever gemaakt in het combineren van de kledingstukken die ik al had.
Dat kleding verslijt. Vroeger groeide ik als een tierelier uit mijn kleding, waardoor het niet de kans had te verslijten. Toen ik –eindelijk– mijn definitieve lengte had bereikt, waren mijn sokken het enige slachtoffer van slijtage: de rest van de kleding deed ik voortijdig weg. Nu ik het moet doen met de kleding die ik heb, kom ik er ineens achter dat ook je favoriete shirts niet onkwetsbaar zijn: de gaten vallen er na verloop van tijd vanzelf in. Schoenen verslijten ook verbazingwekkend snel. Ik heb een paar sneakers aan de achterkant volledig kapotgelopen. Het afgelopen jaar heeft me er wel bewust van gemaakt dat ik mijn kleding op wil dragen, of op zijn minst een tweede leven wil geven.
Zo eindig ik 2020. Challenge voltooid, honderden euro’s bespaard en een ervaring rijker. Opgelucht en met een schoon geweten bestel ik op 1 januari 2021 een nieuwe (duurzaam geproduceerde) winterjas. De oude was al een tijdje tanend, maar dit jaar deed hem de das om. Eindelijk begeef ik me weer legitiem in het koninkrijk van de kledingconsument. Eerlijk is eerlijk, ook van verantwoord shoppen word ik best wel blij.