Deborah Finisie is laaggeletterd: „Ik schaam me ervoor dat ik lezen lastig vind”
Toen Deborah Finisie (32) jaren geleden aan haar taallessen begon, kon ze niet eens haar eigen naam helemaal goed schrijven. Nu schrijft ze zinnen op met haar ogen dicht. Toch ervaart ze altijd nog een gevoel van schaamte over het feit dat ze taal lastig vindt. „Mijn vrienden weten niet dat ik laaggeletterd ben.”
Moeite met lezen en schrijven heeft Finisie al zolang ze zich kan herinneren. Vooral lezen is echt haar zwakke kant, vertelt de Almeerse. „Dat was vervelend als ik ergens naartoe wilde. Als je een plaatsnaam niet goed kunt lezen, kun je deze ook niet uitspreken. Dan kon ik bijvoorbeeld op een station dus lastig uitleggen waar ik heen moest.”
Haar taalachterstand ontstaat al jong: op de basisschool in Suriname, waar Finisie geboren is. Er is daar niet voldoende aandacht voor lezen en schrijven. Finisie gaat onregelmatig naar school. Bovendien heeft ze in die tijd geen vaste woonplaats, en dus ook geen vaste school.
Allemaal omstandigheden die niet helpen in haar taalontwikkeling. En ook als ze in 2002 op 12-jarige leeftijd naar Nederland komt, wordt het niet veel beter. Op de middelbare school wordt Finisie evenmin geholpen met taal. „Ze stuurden me naar een praktijkschool, waar ik dingen leerde te doen. Maar niemand ging even in een hoekje met me zitten om me te leren lezen en schrijven.”
Finisie beseft dat ze op deze manier de Nederlandse taal nooit goed onder de knie krijgt en trekt zelf aan de bel. Ze komt in contact met de Stichting Lezen en Schrijven en ontmoet in een buurthuis Romana Fronczek, taaldocent op een ROC. Fronczek ziet wel iets in de jonge Finisie. Op haar advies gaat Finisie een taalopleiding aan het ROC volgen. Daar leert ze het Nederlands voor het eerst echt goed.
Rapport
Het kenmerkende aan de taallessen op het roc is dat ze voor elke student worden aangepast. De een heeft moeite met spelling, een ander met computervaardigheden. De docenten proberen de lessen zoveel mogelijk praktisch in te richten. Finisie heeft er bijvoorbeeld geleerd een rapport te schrijven, wat haar in haar werk als huishoudelijk medewerker van pas komt.
Ze heeft de afgelopen jaren namelijk niet stilgezeten. Naast de taallessen, die ze nog steeds volgt, rondt ze de opleiding ”Welzijn in de zorg” niveau 1 af. Inmiddels is ze aan de slag in de huishoudelijke zorg en bezig met dezelfde opleiding één niveau hoger.
Door de taallessen is ze zelfverzekerder geworden, zegt Finisie. Toch loopt ze ook nu in haar werk nog geregeld tegen beperkingen aan. „Soms moet ik bij een cliënt opschrijven wat er is veranderd in de huishoudelijke dingen. Dan weet ik soms niet hoe dat moet doen. Meestal typ ik het dan op mijn telefoon en stuur ik het naar mijn zus; die controleert het voor me.”
Hulp vragen aan de oudere bij wie ze op dat moment werkt, zal Finisie niet gauw doen. Sowieso houdt ze liever voor zich dat ze laaggeletterd is. „Ik schaam me ervoor. Stel je voor dat je iets niet kan wat iedereen wel kan. Mijn vrienden en de mensen op het werk weten het ook niet.” Overigens hebben veel mensen die laaggeletterd zijn last van schaamte; het taboe is nog steeds groot.
Zelf kent Finisie –behalve de mensen in haar klas– ook geen anderen die laaggeletterd zijn. „Gelukkig voor hen niet”, lacht ze. „En als ze er last van hadden, zouden ze het toch niet zeggen.”
Heel soms vertelt Finisie het tegen iemand, van wie ze weet dat ze hem of haar daarna nooit meer ziet. De reacties vielen tot nu toe eigenlijk wel mee, zegt ze. „Iemand reageerde een keer dat het niet dom is.”
Trots
Mensen om haar heen –de taaldocent, haar broertje– vinden ook dat ze juist trots moet zijn op wat ze heeft bereikt. Schoorvoetend geeft Finisie toe dat dat best veel is: een eigen huis, een rijbewijs, een auto, een baan. Tegelijk is ze bang dat ze weinig kan bereiken zolang ze moeite heeft met lezen en schrijven. Dromen doet ze des te meer. „Ik wil graag een gezin, ander werk, een stabiel leven. Gewoon nog verder groeien.”