Kerk & religieMeditatie

Meditatie: Alleen God opent

John Warburton
15 January 2025 07:48

„Voer mijn ziel uit de gevangenis, om Uw Naam te loven; de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben.”
Psalm 142:8

David, de man naar Gods hart, had zo veel verlossingen gehad, zo veel aangename bezoeken van God, had zo vele lofliederen tot eer van de Heere gezongen en zich zeer dikwijls uitgedrukt als: „Mijn Rots, Mijn Toevlucht, mijn Eer en Die mijn hoofd opheft. Met de Heere kan ik door een bende lopen.” Maar hij kon er bij tijden niet één kruimel van gevoelen, als hij er niets van ondervond. Welke woorden kunnen de waarheid duidelijker en stelliger uitdrukken dan deze: „Als de Heere Zijn aangezicht verbergt, word ik verschrikt”? En wie kan openen dan God alleen, als Hij iemand besluit en opsluit? In deze toestand kan een mens niet met aangenaamheid voor zichzelf zeggen: „Mijn Liefste is mijn en ik ben Zijn.”

David heeft uitgeroepen: „Voer mijn ziel uit de gevangenis om Uw Naam te loven” (Psalm 142:8). In deze gevangenis kon David de Naam van zijn God niet loven. Hij kon Zijn voornemen, Zijn verbondsliefde, Zijn beloften, Zijn getrouwheid niet loven en zeggen dat er bij God geen schaduw van omkeer is. Nee, zijn vertrouwen was geschokt. In God was er geen verande­ring, maar de verandering was in David, omdat de Heere het licht van Zijn aangezicht van hem had teruggetrokken. Een levend mens die zich hongerig voelt, weet dat hij voedsel nodig heeft. Het zien van voedsel voldoet hem niet.

_John Warburton,
predikant te Trowbridge

(”Preek over Hooglied 2:16b”, uitgave 1976)_

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer