Op Goede Vrijdag en Pasen draait het om duisternis en licht
Nacht was het toen Judas zijn verraad pleegde. Johannes zet dit er in zijn Evangelie nadrukkelijk bij. „En het was nacht.”
Duister is het als Jezus in Gethsemané gevangen wordt genomen. „Dit is uw uur en de macht der duisternis”, zegt Hij terwijl Hij in de boeien wordt geslagen.
Macht der duisternis. Dat is de macht die dingen doet die het daglicht niet verdragen kunnen. Het donker is onheilspellend. Omdat je niet weet wat de duisternis aan gevaren en kwaad verbergt. De duisternis valt, zeggen we. Waarmee we eigenlijk zeggen dat het donker je kan verpletteren. En in dat donker zie je geen hand voor ogen, ben je richtingloos. Weet je niet of je voor of achter gaan moet, links of rechts. Alle ankerpunten die er overdag zijn, verdwijnen in het donker. Je bent alle controle kwijt en hebt niets meer in de hand.
„En van de zesde ure aan werd er duisternis over de gehele aarde tot de negende ure toe”, schrijft de evangelist Mattheus.
De duisternis is er op de Goede Vrijdag dus ineens ook midden op de dag. Alsof het licht, door God geschapen, het niet kan aanzien dat Gods Zoon moet lijden en sterven voor de zonde van het ganse menselijk geslacht, zoals de Heidelbergse Catechismus het zegt. De zon verschuilt zich als de toorn van God over Golgotha raast. De hele kosmos slaat, bij wijze van spreken, in ontzetting de handen voor de ogen. Omdat hier iets gebeurt wat niet kan, niet mag: God wordt van God verlaten.
Drie uren duurt die overdagse duisternis. Drie uren die Jezus uiteindelijk doen uitroepen dat Hij Zich verlaten voelt van God. Alsof in die drie uren het licht van God, in Wie geen duisternis is, voor Hem dooft. Tot er niets anders dan donkerheid overblijft en Hij Zich geheel en al in de wurgende greep van de macht der duisternis weet. En was juist Hij het niet die tegen Zijn volgelingen had gezegd dat Hij het Licht der wereld was en dat allen die Hem volgen niet in de duisternis zouden komen?
Maar dan, op de morgen van Pasen, is er dat andere zinnetje in het evangelie van Mattheus.
„En laat na de sabbat, als het begon te lichten…”
Op Goede Vrijdag en Pasen draait het eigenlijk voortdurend om die twee woorden: duisternis en licht. Omdat het hier ook gaat om de ultieme strijd tussen dé duisternis en hét Licht. Op de Paasmorgen spreekt God Zelf weer die woorden die Hij sprak in de morgenstond van de schepping: „Er zij licht.” God ontsteekt het licht en maakt opnieuw scheiding tussen licht en duisternis.
„Er geschiede licht”, zo vertalen sommigen die woorden uit Genesis. En als er ergens geschiedenis wordt geschreven, dan is het wel hier in de graftuin. Een engel daalt als een bliksemschicht uit de hemel en duwt het duister aan de kant, zoals hij de steen wegduwt van voor het graf. De nacht is op de vlucht geslagen en nergens meer te bekennen. Het Paaslicht onthult een leeg graf. „Hij is hier niet, want Hij is opgestaan.”
Het begínt te lichten, schrijft Mattheus. Want Pasen is nog maar het begin van de triomftocht die de Gekruisigde en Opgestane maken zal.
Het licht van de Paasmorgen lost de duisternis op. Ook op de kruisheuvel Golgotha breekt het licht door. Zodat voor iedereen duidelijk wordt dat het kruis, dat martelwerktuig van de macht der duisternis, leeg is.
Goede Vrijdag en Pasen: een verschil van dag en nacht.
Of, beter gezegd: van nacht en dag.