Boeren met een bedrijfsvoering waar natuur en landschap wel bij varen, moeten daarin concreet gesteund worden door de overheid, stelt Bjørn van den Boom.
Het aantal insecten is de afgelopen 27 jaar met maar liefst 76 procent afgenomen. Dat blijkt uit onderzoek dat onlangs (18 oktober) gepubliceerd werd door Duitse, Nederlandse en Engelse wetenschappers.
Dit is schrikbarend nieuws. Het verlies aan insecten bedreigt al onze ecosystemen. Als insecten verdwijnen, staat insectenetende vogels hetzelfde te wachten. Bovendien is het verlies van deze natuurlijke bestuivers een serieuze bedreiging voor de landbouw. We kunnen onze ogen niet langer sluiten voor de ecologische crisis die zich op ons platteland voltrekt.
Het enorme verlies aan insecten is gemeten in Duitsland, maar wetenschappers zijn het erover eens dat de situatie in Nederland vergelijkbaar is of zelfs nog ernstiger. Langlopende Nederlandse onderzoeken naar bijvoorbeeld vlinders laten eenzelfde trend zien. Confronterend is dat het verlies gemeten is in beschermde natuurgebieden. Dit komt niet door het beheer van de Duitse natuurgebieden zelf. De afname voltrekt zich weliswaar binnen natuurgebieden maar wordt veroorzaakt door factoren die buiten deze terreinen liggen.
Hierbij speelt een scala aan oorzaken een rol. Bijvoorbeeld de verkeerstoename, de milieudruk vanuit de industrie en de ”ontrommeling” van ons landschap, waardoor er steeds minder overgeschoten hoekjes en braakliggende gronden zijn.
Complex probleem
Het staat vast dat ook het intensieve agrarische landgebruik een belangrijke rol speelt. Om één voorbeeld te geven: in de voorbije jaren zijn er internationaal maar liefst 1200 wetenschappelijke studies verschenen die het verband aantonen tussen het gebruik van landbouwgif en het verlies van biodiversiteit op boerenland. En dan te weten dat landbouwgif in geen enkel Europees land zo intensief wordt gebruikt als in Nederland.
Ongeveer 60 procent van Nederland is in gebruik voor de landbouw. Dat de intensieve landbouw voor onze natuur negatieve gevolgen heeft, is al langere tijd bekend. Geleidelijk aan is iedereen eraan gewend geraakt dat er geen kruiden meer bloeien in ‘gangbare’ weilanden en dat weidevogels zoals de grutto, de veldleeuwerik en zelfs de kievit ieder jaar verder in aantal afnemen.
Toch is het recente bericht over de grote achteruitgang van de insectenaantallen een nieuwe schok. Het bericht strookt met andere recente inzichten. Bijvoorbeeld het feit dat landbouwbodems steeds ernstiger uitgeput raken en hun vruchtbaarheid meer en meer verliezen. Het zijn stuk voor stuk symptomen van hetzelfde probleem: onze natuur raakt fundamenteel ontwricht.
In 2016 schreef het Planbureau voor de Leefomgeving: „De ammoniakuitstoot, de verontreiniging van oppervlaktewater en de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen blijven zo hoog dat het halen van natuurdoelen vrijwel onmogelijk is.” Het is ronduit schokkend dat dit wetenschappelijke adviesorgaan van de Rijksoverheid erop wijst dat beleidsdoelen onmogelijk gehaald kunnen worden, terwijl daar geen politiek antwoord op volgt.
Dat er politiek niet meer aandacht voor is, heeft alles te maken met het feit dat het zo’n complex probleem is. Eenvoudige oplossingen bestaan niet. Maar dat neemt niets weg van de urgentie.
Gezond gezinsbedrijf
De landbouw in Nederland en Noordwest-Europa moet zijn koers verleggen. Van steeds verder intensiveren en opschalen naar vormen van landgebruik die duurzamer zijn. Van zo goedkoop mogelijke bulkproductie voor de wereldmarkt naar kwaliteitsproductie voor een meer regionale markt. Een ander alternatief is er niet.
De intensieve landbouw zit op een dood spoor. De rekening wordt betaald door onze natuur, door onze leefomgeving én door agrariërs zelf. Het verkrijgen van een gezonde bedrijfseconomische basis betekent voor hen een steeds grotere worsteling. Een nieuw toekomstperspectief zoeken voor de Nederlandse landbouw is dan ook geen keuze maar noodzaak.
Gelukkig zijn er steeds meer boeren in Nederland die dit onderkennen. Zij kiezen voor grondgebonden of biologische landbouw of spannen zich in voor agrarisch natuurbeheer op hun bedrijf, bijvoorbeeld door niet te maaien als weidevogels broeden. Deze boeren stappen uit de eindeloze race van voortdurende intensivering en kiezen voor een mooi en gezond gezinsbedrijf met aandacht voor dierenwelzijn, natuur en landschap. Voor koeien in de wei, bloemrijke randen langs hun akkers, bescherming van weidevogels en beperking van mest- en herbicidegebruik op hun land. Deze boeren verdienen onze steun.
Belonen
De politiek heeft hierbij een onmisbare rol. Bijvoorbeeld door te werken aan de beschikbaarheid van niet-chemische bestrijdingsmiddelen op de Nederlandse markt. En door boeren te stimuleren om deze alternatieve gewasbeschermingsmiddelen toe te passen. Agrariërs verdienen hulp van de overheid, die ervoor heeft te zorgen dat zij in de (handels)keten een hogere vergoeding ontvangen voor producten die aan aanvullende kwaliteitseisen voldoen.
Ook kan en moet de regering boeren financieel belonen voor de maatschappelijke diensten die zij leveren. Op dit moment bestaat het inkomen van een agrariër in Nederland gemiddeld voor meer dan 50 procent uit subsidies (bron: jaarverslag ministerie van Economische Zaken). Het is in ieders belang om deze inkomenssteun in de toekomst meer te richten op innovatie, duurzaamheid, dierenwelzijn en zorg voor natuur en landschap. Zo houdt de agrarische sector maatschappelijk draagvlak en wacht het Nederlandse boerengezinsbedrijf een mooie en gezonde toekomst.
De auteur is hoofd public affairs bij Vereniging Natuurmonumenten.