De boel beter achterlaten dan je hem aantrof. Dat doel stond demissionair minister Dijsselbloem van Financiën in 2012 bij zijn aantreden voor ogen. Een blik op de dinsdag gepresenteerde Miljoenennota voor 2018 leert dat dit is gelukt.
Bood Dijsselbloem zijn eerste Miljoenennota nog aan onder een gesternte van crisis, oplopende werkloosheid, forse begrotingstekorten en een stijgende staatsschuld, in zijn jongste staan alle seinen op groen. Dankzij een onstuimig groeiende economie komt er volgend jaar opnieuw flink meer geld binnen (6 miljard euro) dan eruit gaat. „Kerngezond”, noemt Dijsselbloem de overheidsfinanciën dan ook.
Dat zijn vijfde en laatste begroting de afgelopen dagen in commentaren werd weggezet als „een begroting waar niemand op zit te wachten” is daarom niet fair.
Niettemin valt die analyse wel te begrijpen. Want het is maar de vraag wat er van de laatste begroting van dit al veel te lang demissionaire kabinet overblijft, nu een nieuwe bewindsploeg binnen luttele weken op het bordes wordt verwacht. Hoewel niet álles overhoop valt te halen, staat al vast dat die ploeg in de begroting fors meer wijzigen zal dan slechts punten en komma’s. Zéker aan de uitgavenkant kan een nieuw kabinet nog veel aanpassen.
Niemandsland
Dat maakt dat deze Prinsjesdag de boeken in gaat als een politieke hoogtijdag in een transitiefase. We bevinden ons in een stukje parlementair niemandsland waarin geen van de politici die de komende tijd een rol van betekenis spelen zich dinsdag echt senang leek te voelen.
En dan is er ook nog het smetje waar Dijsselbloem manmoedig zelf de vinger bij legde. Ondanks dat het kabinet dinsdag 425 miljoen euro uittrok om de koopkracht te repareren van vooral uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden, gaat komend jaar niemand er substantieel op vooruit. Terwijl de economie floreert, zijn volgens het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) de koopkrachtstijgingen zelfs zó klein dat de meeste mensen daar nauwelijks iets van zullen merken. Terwijl de economie dit jaar (naar verwachting) groeit met 3,3 procent en komend jaar met 2,5 procent zien burgers in die jaren hun koopkracht slechts 0,3 en 0,6 procent groeien. Gemiddeld dan, want sommige huishoudens, zoals eenverdieners, zien hun koopkracht in 2018 zelfs dalen.
Dat mensen het herstel om zich heen overal zien behalve in de huishoudportemonnee, irriteert ook Dijsselbloem. „Terwijl het economisch goed gaat, zijn we er als kabinet niet in geslaagd de reële koopkracht van burgers te verbeteren”, zei hij dinsdag. Het besteedbare inkomen bevindt zich volgens hem nog altijd op hetzelfde niveau als in 2001.
De mogelijkheden voor een nieuw kabinet om daar wat aan te doen, zijn beperkt. Meer koopkracht door lagere belastingen kost geld en daar ontbreekt het aan, de groeiende economie ten spijt. „De beschikbare budgettaire ruimte zou weleens minder groot kunnen zijn dan gedacht”, gaf ook de Raad van State de formerende partijen dinsdag als winstwaarschuwing mee.
Politici lijken daarom in toenemende mate hun hoop gevestigd te hebben op het marktmechanisme. Niet de belasting moet omlaag, maar de lonen omhoog! Premier Rutte viel dinsdag de vakcentrales FNV en CNV hierin bij, nadat eerder ook CPB en DNB zich al in die richting uitlieten. Want hoewel de werkloosheid rap daalt en de krapte op de arbeidsmarkt her en der al zichtbaar wordt, blijft de loongroei achter.
Loonmatiging
Dat in het land waar loonmatiging decennia is gekoesterd als dé representant van ons veelgeroemde poldermodel nu de roep klinkt om een flinke salarisstijging mag best bijzonder heten. Het nadeel is alleen: politici gáán hier niet over. Daarom gooide Dijsselbloem het dinsdag over een opvallend andere boeg. Hij is pas lid geworden van een vakbond, ontboezemde hij. En dat zou volgens hem „iedereen” moeten doen.
Wie nog bewijs zocht voor de stelling dat de marges voor hedendaagse politici smal zijn, behoeft niet veel verder te zoeken.