Meer salaris? Als een blijk van waardering voor hun harde werk zou het best mooi zijn. Toch: geld is handig, maar maakt niet gelukkig, vertellen vier zorgmedewerkers. Ze zijn graag nabij de ander, ook in de moeilijkste omstandigheden. Wat hen dankbaar stemt? Een glimlach, een diepgaand gesprek, er zijn voor de familie van patiënten.
De herintreder
Naam: Sari Lindhout (47)
Woonplaats: Krimpen aan den IJssel
Is: docent verpleegkunde bij het Hoornbeeck College in Gouda. Hielp tijdens de coronacrisis een paar maanden mee op de intensive care van het Ikazia Ziekenhuis in Rotterdam.
„De wanhoop, de machteloosheid en de onzekerheid, die zijn me het meest bijgebleven van die eerste weken helpen op de intensive care. De afdeling lag vol met coronapatiënten die aan de beademing lagen en kunstmatig in slaap werden gehouden. Niemand wist wat het verloop van de ziekte zou zijn; er was toen nog nauwelijks iets bekend over corona. De ene dag knapten de bloedwaarden van een patiënt op, dat was dan hoopgevend, maar de volgende dag waren ze weer helemaal ingestort. Je kon er geen peil op trekken. Aan het einde van een dienst zaten we met alle verpleegkundigen en het ondersteunend personeel in de koffiekamer en dan kwamen de gesprekken op gang.
„Ervaren ic’ers zaten onderweg naar huis soms de hele autorit lang te huilen”
Die saamhorigheid hielp me om dingen te verwerken, een plekje te geven.
Ik heb jarenlang in de ziekenhuiszorg en later parttime in de thuiszorg gewerkt. Inmiddels werk ik vijf jaar als docent verpleegkunde bij het Hoornbeeck College, maar vanwege corona werd het onderwijs digitaal vanuit huis gegeven. Toen werd ik gebeld door een vriendin die ik nog kende van mijn opleiding in het Ikazia Ziekenhuis; of ik kon komen helpen. Na een telefoontje met de teamleider van de afdeling liep ik anderhalve dag later de ic op. Zo hard was de hulp nodig. Voor training was geen tijd, ik ging meteen aan de slag. Als ondersteuner deed ik wat de ic-verpleegkundigen me opdroegen. Het ging vooral om de normale verpleegkundige taken: denk aan lichamelijke verzorging van de patiënten, medicatie toedienen en infusen wisselen. Medische handelingen die ik nu aan mijn studenten leer.
Als ik terugdenk aan die periode van eind maart tot halverwege mei, dan voelt het als een waas. Tussen de diensten door begon ik weer met online lesgeven. Ik leefde in twee werelden. Als ik de ic op ging, bestond alleen nog maar de coronawereld. Je moest in een beschermend pak urenlang werken zonder een slokje water te nemen, want het kapje mocht niet van je mond. Op het moment dat ik naar huis reed, kwam ik weer een beetje tot mezelf. Het Ikazia staat midden in Rotterdam en dan zag ik dat de buitenwereld gewoon doorging. Soms was dat vervreemdend. Al vond ik het ook fijn om een dag later te videobellen met studenten en eens over wat anders te praten.
Nu de eerste golf voorbij is, draai ik bijna geen diensten meer. Ik blijf wel inzetbaar voor als er een mogelijke tweede golf komt. Hoe zwaar het ook was, het mooie aan dit werk vind ik de voldoening die je eruithaalt. Er kunnen zijn voor familie. Patiënten met iets kleins helpen, hen liefdevol verzorgen. Op school zijn bijna al mijn studenten afgestudeerd, terwijl ze stage liepen onder moeilijke omstandigheden. Daar ben ik trots op.
De zorgwereld is zo anders dan vroeger. Mensen zijn mondiger en agressiever. Er wordt van verpleegkundigen meer assertiviteit verwacht. Zeker bij onze refomeiden maken we ons op school daar soms zorgen over. Het zijn lieve meiden, maar er moet nog veel worden gedaan aan weerbaarheid als ze binnenkomen. Dat lukt vaak, hoor. Ze moeten wel, zeker als ze de ambitie hebben om in een ziekenhuis stage te lopen. Je ziet ze groeien.
De zorg is regelmatig negatief in het nieuws. Er wordt veel geklaagd over salaris, werkdruk, het gebrek aan personeel. Dat kan zo zijn, maar ik denk dat we als verpleegkundigen zelf iets moeten doen aan onze uitstraling. Als we de mooie kanten benadrukken, denk ik dat het beroep aantrekkelijker wordt. En die paar euro meer of minder verdienen, ik vraag me af of dat het verschil gaat maken. Als je meer geld krijgt, maar je hebt geen zorghart, dan ga je het sowieso niet redden.”
De thuiszorgmedewerker
Naam: Lisanne van den Brink (21)
Woonplaats: Harskamp
Is: verpleegkundige niveau 4 en leerling-verpleegkundige niveau 6 bij RST Zorgverleners. Werkt 28 uur per week in de thuiszorg en studeert daarnaast deeltijd verpleegkunde aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE).
„Het is druk in de thuiszorg op dit moment. Alle operaties die waren uitgesteld vanwege corona vinden nu weer plaats en veel mensen hebben thuis nazorg nodig. Mijn dienst zit bijna altijd vol. Tijdens een ochtenddienst begin ik om zeven uur met de autoritten. In de auto bekijk ik op onze app de rapportage van collega’s; hoe het met de cliënten gaat. Dan rijd ik Barneveld door, want daar werk ik voornamelijk. Bij de een ben ik tien minuten, bij een ander dertig minuten of een uur. Na een bezoek werk ik het zorgdossier bij en ga ik weer verder, meestal tot het begin van de middag. Mijn collega’s zie ik alleen bij een vergadering, of we bellen onderweg met elkaar om te overleggen over een cliënt. Jammer, maar het hoort bij de thuiszorg. En het scheelt dat je verder veel contacten hebt op een werkdag.
Als leerling-verpleegkundige verzorg ik vaak de cliënten met meer complexe ziektebeelden, of ernstig zieke mensen. Die verantwoordelijkheid ligt me wel. Ik ben aan het studeren om wijkverpleegkundige te worden, dan krijg ik nog meer verantwoordelijkheden. Straks mag ik ook zorgindicaties maken; kijken welke zorg iemand nodig heeft, intakegesprekken voeren en meer coördineren. Maar goed, dat duurt nog even, want het eerste halfjaar van de studie zit er net op. Eens in de drie weken heb ik een dag school, de rest is thuisstudie. Dinsdag is mijn vaste studiedag. Tot nu toe is het studeren gelukkig goed te combineren met mijn baan.
Het mooie aan dit werk vind ik dat mensen je heel dankbaar kunnen zijn voor de hulp die je biedt, zowel familieleden als de cliënten zelf. Soms verzorg ik terminale cliënten met wie het erg slecht gaat, maar die mij dan ineens weer herkennen en contact met me maken. Dat zijn momenten waar je stil van wordt. Tegelijkertijd zijn dat ook de momenten die erin hakken. Met sommige mensen heb ik echt een band opgebouwd, zeker als ik hen al een tijd verzorg. Als ze dan overlijden, blijft dat moeilijk. De dood went nooit.
De afgelopen periode was sowieso best intensief. Ik heb tijdens het hoogtepunt van de epidemie tijdelijk coronaritten gedaan, waarbij ik mensen verzorgde die milde symptomen van corona hadden. Kom je iemands woonkamer binnen in zo’n beschermend pak.
Ga aan een vrouw met beginnende dementie maar eens uitleggen waarom je er zo bij loopt.
Die raakt dan helemaal van slag. Gelukkig hebben die ritten maar vijf weken geduurd.
De werkdruk in de zorg is soms best hoog, dat klopt. Maar je kiest er zelf voor om dit werk te gaan doen. Een ziekte is nu eenmaal niet voorspelbaar; er zijn diensten die moeiteloos verlopen, maar er zijn ook genoeg drukke dagen waarop ik langer doorwerk om de rapportages af te krijgen. In staken geloof ik niet, daar doe ik niet aan mee. Cliënten hebben hun zorg nodig.
Het personeelstekort is wel een probleem. Er kiezen minder mensen voor een baan in de thuiszorg, terwijl we juist meer cliënten krijgen omdat ziekenhuisopnames steeds korter duren. Soms levert dat wat druk op. Toch neem ik de tijd bij elke cliënt. Ik hou ervan om tijdens het verzorgen lekker een praatje te maken. Ook met mantelzorgers, bijvoorbeeld de man of vrouw van een zieke, raak ik regelmatig in gesprek. Je merkt wanneer ze behoefte hebben aan een praatje. Daar ga ik dan even voor zitten, want als mantelzorger heb je ook een zware taak. Meestal past het prima in mijn rooster, en als het soms voor iets uitloop zorgt dan is dat maar zo.”
De verpleeghuismedewerker
Naam: Edwin Pieper (37)
Woonplaats: Mijdrecht, lid van de PKN in zijn woonplaats
Is: verzorgende IG en werkt 32 uur per week in Zonnehuis Majella in Mijdrecht
„Uitslapen, een dagje in bed blijven of ontbijten op bed. Het kan allemaal, want de bewoner staat bij ons centraal. Elke werkdag zoek ik naar een glimlach op het gezicht van bewoners, naar een twinkeling in hun ogen. Mijn streven is eraan bij te dragen dat mensen een fijne dag hebben, ondanks de problemen die ze ondervinden door hun dementie. Als dát lukt, ga ik voldaan naar huis.
Mijn vader vertelde vroeger enthousiast over zijn werk als verpleegkundige. Het leek mij mooi om dienstbaar te zijn. Dat verlangen bleef. Ik werk graag met mensen, wil hen helpen en er voor hen zijn, ook in moeilijke en uitzichtloze situaties.
Op mijn zestiende ben ik begonnen met de niveau 2-opleiding voor helpende. Aansluitend deed ik niveau 3 en werkte ik als verzorgende IG in verpleeghuizen in Vinkeveen, Utrecht en Aalsmeer. Sinds 2015 is Zonnehuis Majella in Mijdrecht mijn werkplek. Regelmatig van baan veranderen houdt me fris, en biedt nieuwe uitdagingen en inzichten.
In Mijdrecht hebben we vorig jaar een nieuw gebouw betrokken. Zonnehuis Majella is een verpleeghuis met zes wooneenheden, die elk plek bieden aan zeven of acht mensen. Elke bewoner heeft een eigen kamer en badkamer en kan gebruikmaken van de gezamenlijke woonkamer of het restaurant beneden.
Als het mooi weer is, eten we op het balkon. Een mevrouw zei: „Ik vind dit zo leuk, want ik at vroeger vaak buiten.” Zo’n reactie is toch geweldig? Bij ons op de derde verdieping heb je een prachtig uitzicht. De kerktorens van Mijdrecht, Vinkeveen en Wilnis roepen vaak herinneringen op bij bewoners. Daar probeer ik bij aan te haken.
De meeste mensen zijn voor wassen, aankleden, eten en drinken op de zorg aangewezen.
„Geen werkdag is hetzelfde. Dat vind ik het mooie aan de zorg”
Bij dementie weten mensen vaak niet waar ze zijn en waarom ze bij ons zijn. Dit kan onrust geven, ook tussen bewoners onderling. Ze vragen veel aandacht op een non-verbale of verbale manier. Zulk gedrag kan allerlei redenen hebben. Het geeft mij een machteloos gevoel als het onvoldoende lukt om die onrust te doorbreken. Ook in dergelijke situaties ervaar ik de steun van collega’s en andere disciplines.
Als eerstverantwoordelijke verzorgende ben ik het aanspreekpunt voor acht mensen. Je krijgt mede daardoor een band met die bewoners en hun familie. Hoewel het inherent is aan het vak blijf ik het moeilijk vinden als bewoners in de laatste fase van de dementie komen en uiteindelijk overlijden. Als ik bij een iemand een Bijbel zie liggen, begin ik daar een gesprekje over. Soms lees ik er iets uit voor, bid met een bewoner of zet ik christelijke muziek voor hem aan.
Gelukkig heeft niemand van de bewoners en personeelsleden corona gehad. Het blijft spannend hoe lang we het virus nog buiten de deur weten te houden. De periode waarin niemand op bezoek mocht komen, maakte ons creatiever. We lieten bewoners beeldbellen met hun familie, schakelden de welzijnsmedewerkster meer in en bewoners hielpen vaker met koken en afwassen.
Of ik tevreden ben met mijn salaris? Meer verdienen is niet per se nodig, want ik kan prima rondkomen en houd geld over om leuke dingen doen. Mede dankzij de onregelmatigheidstoeslag. Toch zou iets erbij mooi zijn, alleen al als waardering voor ons werk en vanwege de hoge werkdruk.
Het is belangrijk dat er ook mannen in de zorg werken. Ja, dat hoor ik ook vrouwelijke collega’s zeggen. Mannen praten over mannendingen, over auto’s en voetbal bijvoorbeeld. Daarnaast denken ze soms rationeler en zijn ze directer.”
De ziekenhuisverpleegkundige
Naam: Nella Verschuur (24)
Woonplaats: Barneveld, lid van de gereformeerde gemeente in Nederland in haar woonplaats
Is: verpleegkundige. Werkt 36 uur per week op de afdeling buik- en oncologiechirurgie van Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede
„Eén minuut stil naast een patiënt zitten, betekent vaak meer voor hem of haar dan vijf minuten praten. In een periode waarin ik veel nachtdiensten draaide, lag een mevrouw met uitgezaaide kanker op mijn afdeling. Ze was vooral ’s nachts angstig. Ik las dan uit de Bijbel en hield haar hand vast totdat ze sliep. Dit zijn waardevolle momenten in mijn werk.
Als kind wilde ik juf worden. Totdat ik rond mijn dertiende een artikel las waarin een verzorgende vertelde over een gesprek met een bewoner. Toen besloot ik de zorg in te gaan en heb ik nooit meer aan die keus getwijfeld. Na het behalen van mijn diploma verzorgende IG deed ik de mbo-opleiding verpleegkunde en de hbo-v.
In de zorg werk je met hoofd, hart en handen. Naast patiënten staan en met hen in gesprek gaan over wat echt waardevol is in het leven vormt voor mij de meerwaarde van mijn werk. Op onze afdeling zie ik vooral patiënten met tumoren, met borst-, darm- of leverkanker. Gelukkig genezen veel mensen, maar er zijn ook patiënten die te horen krijgen dat ze niet meer beter worden.
Iemand begint meestal niet uit zichzelf een praatje na een slechte uitslag, ook al wil hij dat misschien graag. Ik probeer een gesprek op gang te brengen door te vragen hoe hij de diagnose kanker ervaart, wat hij nog belangrijk vindt en waar hij zijn kracht uit put. Het raakt me wanneer ik merk dat een patiënt niet in God gelooft. Dat is zo troosteloos en leeg. Al is het niet minder erg als we maar voor een tijd geloven. Alleen genade maakt onderscheid. Hoe bijzonder is het als iemand mag getuigen dat het leven hem Christus en het sterven gewin is.
Ik wil er voor iedereen zijn. Mijn streven is tijdens een dienst een gesprekje met al mijn patiënten te hebben. Het grijpt mij aan als mensen het leven niet meer zien zitten en een euthanasiewens hebben. Juist voor hen probeer ik er te zijn en naar hen te luisteren. Hoe moeilijk ik dat ook vind. Zeker op een oncologieafdeling is psychosociale zorg belangrijk.
Kortgeleden gaf de arts bij een patiënt aan een niet-reanimeerbeleid op medische gronden vast te willen leggen. De patiënt schrok hier erg van. Later heb ik hierover met hem doorgepraat en hebben we uit de Bijbel gelezen. Aangrijpend hoe dichtbij de dood dan komt. Zoals een man eens zei:
„Van een zwart pak heb ik nooit geloofd wat ik van een dokter in een witte jas wel aanneem, namelijk dat ik ga sterven.”
Het is voor iedereen belangrijk na te denken over de vraag of hij zich al dan niet laat behandelen. Christenen denken vaak dat wel behandelen de juiste weg is, maar dat is evengoed een mogelijkheid om zich niet laten behandelen.
De werkdruk is soms hoog, maar gelukkig ervaar ik dat meestal niet zo. Al neem ik mijn werk altijd mee naar huis. Daarom probeer ik na afloop thuis eerst een halfuur te onthaasten door op de bank naar een cd te luisteren. Een werkbegeleider adviseerde mij ooit: „Neem je patiënten mee naar huis, leg ze voor God neer in het gebed en laat ze daarna los.” Het is niet mijn dagelijkse praktijk, maar dat zou wel zo moeten zijn.
Van het kabinetsbesluit om de lonen in de zorg niet structureel te verhogen, ben ik niet ontdaan. Ik heb een huis, kleding, eten en drinken, kortom overvloed. Wel zou het fijn zijn als er geld wordt vrijgemaakt om meer verpleegkundigen aan te kunnen nemen.
Ik ben verwonderd dat God via één virus Zijn stem over de hele wereld laat klinken. Daar kan geen evangelisatiemiddel tegen op. Ik ben weleens bang dat wij niet luisteren naar Gods roepstem, omdat alles gewoon door lijkt te gaan.”