Cultuur & boeken

In de hooiberg van Leies leven is iets blijven broeien

„Wat de knager overliet, dat vrat de sprinkhaan; wat de sprinkhaan overliet, dat vrat de verslinder; wat de verslinder overliet, dat vrat de kaalvreter.” Romans met een motto uit het bijbelboek Joël – die zijn er vast niet veel.

24 April 2020 17:08Gewijzigd op 16 November 2020 19:02
”De kaalvreter” moet gelezen worden in het licht van een niets ontziende sprinkhanenplaag eeuwen geleden, en van een volk dat van oud tot jong alleen nog maar klagen en rouwen kon. beeld ANP
”De kaalvreter” moet gelezen worden in het licht van een niets ontziende sprinkhanenplaag eeuwen geleden, en van een volk dat van oud tot jong alleen nog maar klagen en rouwen kon. beeld ANP

De Nederlandse schrijfster Machteld Siegmann begint haar debuut niet alleen met Joël 1:4, zelfs de titel is eraan ontleend. We zullen ”De kaalvreter” moeten lezen in het licht van een niets ontziende sprinkhanenplaag eeuwen geleden, en van een volk dat van oud tot jong alleen nog maar klagen en rouwen kon.

Wat heeft dit te maken met het kleine joodse meisje Leie Blum, waarover Siegmann vertelt? Het is 1942. Leie is drie als ze door een vreemde man bij een boerenfamilie in Zanegeest gebracht wordt. Er zit een steen in Leie „die maakte dat ze zich niet verzette en ook niet boos werd, maar vanbuiten slap kon zijn zodat ze de vrouw haast niet voelde en de dingen haast niet zag.” Leie houdt haar jas aan en pakt de hand van de man die haar bracht stevig vast. Toch wordt dit gezin („Dit is onze Leie” zeggen ze daar en ze kijken erbij alsof het nooit anders is geweest) gaandeweg haar thuis. Ze vergeet te wachten, ze vergeet dat ”mem” niet haar moeder is.

Daarom herkent ze de vreemde vrouw ook niet die vlak na de oorlog plotseling aan de keukentafel zit. Een vrouw die eruit zag „alsof ze een twijg was die van een tak gescheurd was”, een vrouw met koortsige ogen en een veel te grote jas.

Siegmann is een meesteres in taal, ze heeft een feilloos gevoel voor het juiste woord op de juiste plek. Met één zin kan ze een wereld oproepen. Haar beelden trekken je onweerstaanbaar die wereld binnen.

De vrouw blijft een poosje bij de familie. Maar op een dag vinden ze haar aan de zolderbalk, moet Leie tijdelijk het huis uit en komt er een begrafenis waar ze niet bij mag zijn. Jaren van vergetelheid volgen. Gelukkige vergetelheid zou je bijna zeggen, van ongestoord kind zijn, verliefd worden, trouwen met Dirk, twee zonen krijgen en heel het gewone boerenleven waarmee Siegmann verrassend vertrouwd lijkt te zijn, en waar ze een taalregister apart voor lijkt te hebben. Waar kalveren gekoesterd worden als kinderen, en de koeien namen hebben als Blaarkop, De Bruin, Ada Appel en Tantetje.

Depressief

Maar binnenin de hooiberg van Leies leven is iets blijven broeien. De signalen daarvan zijn subtiel. Leie heeft nooit meer contact gezocht met haar pleegouders, en wil zelfs niet komen als haar pleegmoeder stervende is. Naar de begrafenis wil ze ook niet, maar ze gaat toch, alleen, en dan breekt de slaande brand uit. Daarna is het helemaal mis met Leie.

Leie ontdekt dat ze nog steeds wacht, en ze weet nu ook op wie. Maar hoe wacht je op iemand die er niet meer is? Hoe herstel je het weefsel van de geschiedenis, hoe doe je iets over dat voltooid verleden tijd is? Het maakt haar zo „dicht als de mist”, zo depressief dat Dirk haar continu in de gaten houdt en het bij Meeus (de jongste zoon) nog maar om een ding draait: zijn oude moeder terug te vinden.

Ieder gezinslid regeert op zijn eigen manier, en Siegmann geeft een diepe kijk in het gezinsproces door ieder een aparte stem te geven. De hoofdstukken geven aan wie er aan het woord is: Leie, Dirk, Anton, Meeus. Het is knap als je als schrijver in zoveel hoofden tegelijk kunt kruipen, zoals het ook een staaltje schrijverschap is om de gedachten van een psychisch ziek hoofd te verwoorden.

Tegelijkertijd maken die vele stemmen het boek complex en ietwat rommelig. Sommige hoofdstukken bestaan uit songteksten of een brief. Er zijn sprongen heen en weer in de tijd. De ene stem klinkt overtuigender dan de andere. Die van Meeus, de jongste, ietwat autistisch overkomende zoon vind ik bijvoorbeeld te gekunsteld, te ouwelijk, teveel Siegmann zelf misschien… Ik vraag me af of het boek met minder stemmen, bijvoorbeeld alleen die van Dirk en Leie, niet aan zeggingskracht had gewonnen. Of geven die wisselende perspectieven juist treffend de toenemende chaos in het gezin weer?

Want ondertussen ben je als lezer wel betrokken geraakt bij elk personage afzonderlijk. Wat gebeurt er met een gezin waarvan moeder psychisch een wrak is? Je voelt het tot in de wanhopige details. En daar komt de kaalvreter in beeld. Leie wordt zo van binnenuit opgevreten dat het bijna onontkoombaar lijkt: ook zij zal aan de balk eindigen, al houden ze met z’n allen de zolderdeur nog zo in de gaten. Hoe zal de kwetsbare Meeus dan opgroeien? Zal dit weer zo’n repeterende breuk zijn van geslacht op geslacht, van verlies op verlies, van rouw op rouw?

Rauw

Toch niet. Door een kier valt licht in een pikdonkere kamer. Ook dat is knap, want Siegmann is bepaald geen zoetsappige schrijver en, hoewel zelf gelovig, bepaald niet uit op een happy end in God. Ze vreet het geloof kaal tot op het bot: wat gebeurt daarmee als alles tegenzit, als alles alleen nog maar misère en narigheid is? Die rauwheid zit zeker ook in Siegmanns taalregister en kan afschrikken, zeker waar Anton de naam van Jezus te vaak in de mond neemt.

Siegmann noteert geen woord teveel, en grote woorden gebruikt ze al helemaal niet. Wat er precies met Leie gebeurt kun je niet logisch verklaren of uiteenzetten. Hier leent zich alleen de verhaalkunst voor, en die buit Siegmann helemaal uit. Er steekt een licht lentebriesje op, er begint zachtjes iets te zingen in het verhaal. Er komt zomaar een meisje aanlopen dat graag met Leie wil puzzelen. Leie neemt de bus om haar pleegvader op te zoeken. De verloren dochter is meer dan welkom. Vandaar gaat ze weer naar thuis, naar man en kinderen, naar de boerderij. En als het verhaal daar stopt, kun je als lezer niet meer stoppen met hopen. Het staat er niet, maar het is er toch – de hoop van Joël 2. De jaren van de kaalvreter zullen vergoed worden. En de naam van God zal niet langer een vloek maar een lofprijzing zijn.

Boekgegevens

De kaalvreter, Machteld Siegmann; uitg. Ambo Anthos; 376 blz.; € 21,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer