Een klacht, een lied op straat in Sneek tijdens psalmenproject
In Sneek zijn, bijna levensgroot, portretten van negentien mensen te zien met daarnaast een psalm die ze zelf maakten. Gewoon op straat. De teksten zijn onthutsend kwetsbaar. „Ik ben zeer eenzaam”, begint de psalm van Cor Visser.
Wie is Cor Visser, de maker van die eenzame eerste regel? En Dennis Pereboom, met de pet die een schaduw op zijn gezicht werpt, van de zin „Waarom hebben de machthebbers maling aan hun volkeren”? En wie zijn Alex, Betty, Peter, Clara en Jannewietske? Daar zitten een pastoor en een burgemeester tussen, en in de reeks schuilen ook een predikant en een sociaal ontheemde, maar je weet niet wie welke status heeft. Voor dit project doet iemands positie er niet toe, zegt fotograaf Sjaak Verboom. „Als het om het hart gaat, maakt het niet uit of je bedelaar bent of koning.”
Het is de laatste dag van juli, een maand voordat Verbooms fotoproject ” Sneeker psalmen ” wordt gepresenteerd aan de vooravond van het UITfestival in Sneek. Straks gaat hij naar de bouwmarkt om materialen te halen die nodig zijn voor de expositie. Dus nee, het is nog niet af allemaal. Al peinzend en pratend zoekt hij nog steeds naar de betekenis van het project. De dag ervoor vroeg hij het nog aan een theoloog: „Waar kijken we nu eigenlijk naar?”
Zijn blik dwaalt af, naar een blond kind dat rondscharrelt op het terras van het restaurant, hij knikt naar het oudere stel dat een oogje in het zeil houdt: „Vast haar opa en oma.”
Zo begon zijn project van de psalmen in Sneek ook: hij zag de mensen die elkaar wekelijks ontmoeten in de plaatselijke huiskamer van het Leger des Heils. „Mensen die een beetje aan de rand van de samenleving leven – voor wie het leven ingewikkeld is, als ik dat zo mag zeggen.” Hij had gehoord waar zij mee bezig waren. „Behalve dat ze daar koffie met veel te veel suiker drinken en heel veel koekjes eten, wordt er ook uit de Bijbel gelezen en met elkaar gebeden. Iemand kwam op het idee om de bezoekers een eigen psalm te laten schrijven, nadat ze op dinsdag telkens een psalm hadden besproken. Daar had ik van gehoord. Ik dacht: dit is iets prachtigs. Er gebeuren dingen die je niet ziet aankomen. Waar mensen eerlijk zijn, gaat het hart open.
„Waar mensen eerlijk zijn, gaat het hart open” - Sjaak Verboom, fotograaf
Ik heb gevraagd of ik hier een fotoproject van mocht maken. De leiding zei: „Ik ben benieuwd of je de mensen voor de camera krijgt, want het werk gebeurt hier een beetje in het verborgene. Maar als het je zou lukken deze mensen, die vaak zo klein denken van zichzelf, zichtbaar te maken, waardigheid te geven, dan zou dat mooi zijn.””
De engel van Sneek
„Het wonder gebeurde, de mensen lieten zich fotograferen. Daarna ben ik op zoek gegaan naar sleutelfiguren uit Sneek om hen allen als het ware op hetzelfde podium te plaatsen. Mijn vrouw en ik wonen hier nog maar kort, dus het was een goede inburgeringscursus. Ik belde de pastoor en vroeg of ik even langs mocht komen met een vraag. En via de pastoor kwam ik bij de volgende persoon. Ik ben bij alle mogelijke organisaties en kerken langs geweest, en bij de ondernemersvereniging.”
Zo kwam hij bijvoorbeeld terecht bij ”de engel van Sneek”, zo genoemd door plaatsgenoten, omdat deze Jan Brandsma aanwezig is waar mensen in nood zijn. Brandsma bezoekt gevangenen. Hij staat om zes uur in de ochtend bij de Jumbo, omdat je daar de mensen treft die uit de nacht komen, hij praat met hen, hij verkondigt het Evangelie. Met het fotoproject wilde hij maar ternauwernood meedoen, vertelt Verboom, omdat hij „niet opgehemeld” wil worden. „Ik heb hem gefotografeerd met een uitgestoken hand. Dit zijn mensen die de samenleving dragen.”
„Ik wilde niet dat dit een kerkelijk project zou worden, niet vanuit de een of andere geloofsovertuiging”, zegt Verboom. „Het moest een project worden met mensen uit de samenleving die dapper genoeg zijn om zichzelf te laten zien, in deze wereld met sociale media, waarin mensen zich verschuilen achter een nepidentiteit en elkaar bestoken vanuit schuttersputjes met meningen en zogenaamde waarheden en allerlei ideeën en theorieën over de werkelijkheid. Hier gebeurt het tegenovergestelde.
Deze mensen durven hun binnenkant te laten zien, hoe zij het leven ervaren, waar zij blij of verward over zijn.”
Daarom staan de grote foto’s drie weken opgesteld tussen de Martinikerk en het kunstencentrum Atrium in: in de openbare ruimte, waar het dagelijks leven zich afspeelt – ook al vindt Verboom het spannend of de foto’s in de late avond niet vernield zullen worden door baldadige jongelui.
Het is dat leven waar het schrijnt tussen droom en werkelijkheid, tussen hoop en realiteit, waar hij zijn kunst wil laten zien. Waar het schuurt, ontstaat iets wezenlijks, zoals een eigentijdse psalm. „Een oermenselijke kreet van de mens die God allerlei dingen voor de voeten werpt, een klacht over hemeltergend onrecht. En tegelijk een groot verlangen naar liefde en geborgenheid.”
Over de vraag of de teksten nu echt psalmen moesten heten, heeft hij diep nagedacht, en zijn antwoord is ja. Omdat het woord toegang geeft „tot een diepere dimensie van het bestaan, tot dat wat ons overstijgt. De tekst krijgt een adres.”
Ongepolijste eerlijkheid
Psalmen in de Bijbel zijn hoogstpersoonlijk, maar ook universeel – ze vertolken de stem van gelovigen. Hoe zit dat bij de Sneeker psalmen? „Ik geloof dat, als je echt je hart laat zien, de woorden daarmee universeel worden en een lied voor de gemeenschap”, zegt Verboom. „Vrome verhaaltjes zocht ik niet, wel ongepolijste eerlijkheid.”
Tegen de eerste versie van de tekst van de pastoor zei hij: „Meneer de pastoor, dit vind ik te beschouwend, het moet meer over u als persoon gaan.” „Begon hij een beetje te lachen. Uiteindelijk zijn we eruit gekomen.”
Voor de man met de grijze baard en de tatoeage, Popke van der Woude, maakte Verboom een uitzondering: hij mocht een bestaande psalm aanhouden. „Dit is mijn tekst, er is niets wat mijn leven beter beschrijft”, zei Van der Woude. „Deze psalm is mijn leven.” Dus staat Psalm 116 naast zijn foto: „Toen riep ik/ in mijn ellende tot de Here/ en Hij redde mij uit al mijn angst/ Hij leidde mij uit die diepe duisternis/ waarin ik leefde,/ en verbrak alles/ waarmee ik zat vastgebonden.”
Ontvankelijk
Sjaak Verboom groeide zelf op met de psalmen uit de Bijbel; hij leerde psalmversjes uit het hoofd om ze op maandagochtend te kunnen opzeggen. Hij is hervormd opgevoed, ging later naar een evangelische gemeente en heeft jarenlang als fotograaf bij het Reformatorisch Dagblad gewerkt. Aan het begin van het gesprek stelt hij zelf alvast de vraag waarvan hij denkt dat iemand van het RD die zal stellen: „Is dit psalmenproject Bijbels?” „Als je die vraag stelt”, antwoordt hij, „zou ik zeggen: Stel die vraag, want het is een goede vraag, en wees dan lang stil. Blijf heel lang stil. Waarom stel je hem, waar komt hij vandaan? Wat is Bijbels?”
Hier kan hij zelf eindeloos over nadenken. Hij is er bang voor dat mensen „God aan banden proberen te leggen”, dat ze hun eigen visie boven alles stellen, dat ze verstrikt raken in wij-zijdenken – zoals hijzelf, eens.
„Ik was ooit een zeker wetend jongmens met een helder omschreven Godsbeeld”, zegt hij. „Maar gaandeweg dacht ik: God is altijd groter dan het beeld dat wij van Hem hebben, dan alles wat wij bedenken, beseffen.
Voor het RD doorkruiste ik het land, ik fotografeerde predikanten, drugsverslaafden en prostituees; ik reisde naar het buitenland. Ik ben in een kerkje in Rwanda geweest waar mensen waren afgeslacht –ook kinderen– de lichamen lagen er nog toen wij aankwamen. Wat moet je dan met je vastomlijnde ideeën? Toch aarzel ik om te zeggen dat ik door die ervaringen ben veranderd; vragen leefden er altijd al wel in mij.
Als jonge fotograaf dacht ik: ik kan de mensen die ik ontmoet iets brengen, ik heb een boodschap! Ik heb duizenden fantastische gesprekjes gevoerd met de mensen die ik voor de krant fotografeerde. Er is een tijd geweest dat ik een kort gebedje deed voordat ik ergens aanbelde. Mag ik die en die persoon iets brengen? bad ik.
Later kwam er een moment dat ik me afvroeg: moet ik de vraag niet omdraaien? Ik ontdekte iets van mijn gecamoufleerde hoogmoed. Toen ben ik dat gebedje gaan omdraaien. „Help mij om ontvankelijk te zijn”, bad ik. „Wat heeft die persoon mij te zeggen?” Elke ontmoeting is een mogelijkheid. Ik ben nieuwsgierig naar de ander. Welk vuur brandt er in hem of haar? Het zijn natuurlijk grote woorden voor een fotograaf die even een foto komt maken… maar zo ben ik steeds meer in het leven komen te staan.”
Veilig, uiteindelijk
Luisterend kijken en leven: dat probeert hij te doen, ook met dit psalmenproject, dat trouwens tegelijk een zoektocht is, zegt hij. Tijdens die zoektocht blijft hij indrukwekkende gesprekken voeren. Zo sprak hij pas Betty Edens, een van de mensen op de foto’s.
„Ik heb Betty al bijna een jaar geleden gefotografeerd en zocht haar onlangs op. Ze zei: „Jongen, ik ben zo ziek geweest, ik was er bijna niet meer geweest. Toen ik niet wist of ik de dag van morgen zou halen, dacht ik terug aan de psalm die ik schreef. Van a tot z heb ik hem nu beleefd. Ook al ontvalt mij alles, ook mijn leven, ik word opgevangen. Ik ben veilig, uiteindelijk.””
„Al ontvalt mij alles, ook mijn leven, ik word opgevangen. Ik ben veilig, uiteindelijk” - Betty Edens, inwoner van Sneek
Haar tekst luidt zo: „Heer, vanuit mijn duisternis/ roep ik om Uw ontferming/ Van U komt geen antwoord/ op mijn klaagzang/ maar in mijn ziel/ ontsteekt U het licht/ van Uw liefde.”
„Betty’s psalm vind ik een van de mooiste. „Van U komt geen antwoord.” Er komen grote moeilijkheden op je pad, je vraagt God je terzijde te staan, maar het probleem wordt niet opgelost. En tegelijkertijd gebeurt er wel degelijk iets, maar op een ander niveau, in een diepe laag van het bestaan.” Even later: „Ik geloof dat God in het verborgene van het hart werkt, voorbij al ons streven. Wij doen Hem voortdurend tekort, en Hij is zo veel groter dan wij ons kunnen voorstellen. Hij zoekt mensen op die aan het einde van hun eigen verhaal zijn. Er is echt genade. Dat is niet rationeel – net zomin als de psalmen rationeel zijn.”
Voor een project dat niet binnen een kerk of levensbeschouwing hoefde te passen, bevatten de teksten van de geportretteerde mensen opvallend veel christelijke elementen – zoals troost in duisternis, hoop in ellende, het kruis. Toch dankzij dat Woord, dat eeuwenlang in de kerken is doorgegeven. Hoe moet het verder als de grote verhalen uit de Bijbel in dit land steeds minder of niet meer worden doorverteld aan kinderen? „Dat weet ik niet”, zegt Verboom. „Ik heb geen idee wat er dan overblijft.”
Hij verzinkt in gepeins. „Daar ben ik wel bezorgd over: dat de Bijbelverhalen straks niet meer bekend zullen zijn. Laatst stuurde ik iemand als poging tot troost het lied ”De steppe zal bloeien” van Huub Oosterhuis. Elk woord uit dat lied is een verwijzing naar Bijbelverhalen. Stemmen van duizenden jaar geleden zingen mee in het koor, het is als een zonsopgang, als het eerste licht van een nieuwe dag waardoor zelfs een sterfdag bijna begint te trillen van nieuw leven.
Daarom zijn die verhalen zo belangrijk. En misschien is dit Psalmenproject ook een povere poging om onze levensverhalen opnieuw te verbinden met de grote geschiedenissen en daarmee met de God van Abraham, Izaak en Jakob.”