Opinie

Column: Wij, managers (m/v)

Het is droevig maar waar, dat een beroep minder status krijgt naarmate vrouwen daarin de overhand nemen. Misschien wordt het op sommige terreinen tijd voor een mannenquotum?

Enny de Bruijn
14 December 2019 09:33Gewijzigd op 16 November 2020 17:44
beeld Getty Images
beeld Getty Images

Veel mensen vinden het interessant als er ”manager” op hun visitekaartje staat. Ook al is dat beroep behoorlijk aan inflatie onderhevig, want iedereen is tegenwoordig manager. Neem de communication strategy manager, de senior content marketing manager, de manager daily operations. Het is Engels, het is abstract en het wijst op leiderschap. Dus staat het interessant en geeft het status. En het lijkt erop dat vooral veel mannen er dol op zijn.

Maar het is best moeilijk om in te schatten wat al die managers nu in de praktijk precies dóén. Gewichtig rondlopen en veel vergaderen? Riet Schenkeveld, mijn vroegere hoogleraar letterkunde, zei twintig jaar geleden al: „Veel mannen kennen geen groter genoegen dan Tweede Kamertje spelen.” Abstracte plannen ontwerpen, lange toespraken houden, ingewikkelde procedures bedenken, moties zus en zo indienen. Op een of andere manier zie je dat niet gauw gebeuren in een vergadering met enkel vrouwen, daar gaat het meestal wat praktischer toe. Al hebben vrouwengroepen natuurlijk weer andere problemen, maar daar hebben we het nu niet over.

Zo bekeken is het prima dat de overheid bepaald heeft dat er meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven moeten komen. Als het daar ook zo werkt dat de vergaderingen er praktischer van worden, dan is dat pure winst. Maar de vraag is óf het zo werkt. Je kunt over dat vrouwenquotum natuurlijk evengoed wat negatiefs zeggen, en dat is de afgelopen weken in diverse media ook wel gebeurd: het zou discriminatie zijn, het zou niet langer allereerst om deskundigheid gaan, veel vrouwen zouden helemaal geen bestuurder wíllen zijn. Het is trouwens ook raar dat dat vrouwenquotum alleen voor de toplaag van de samenleving geldt. Meer vrouwen in besturen, dan zou je denken: ook meer vrouwelijke vrachtwagenchauffeurs en stratenmakers. Maar daar hoor je niemand over.

Onderwijs en zorg

Dat komt: de hele discussie gaat onderhuids natuurlijk vooral om status en macht. Onder het besluit van de overheid ligt het streven naar meer zichtbaarheid en invloed voor vrouwen. Intussen is het droevig maar waar: zodra de aanwezigheid van vrouwen in bepaalde beroepen sterk toeneemt, daalt de status van dat beroep en vinden mannen het minder leuk. Denk aan het onderwijs. Dat kun je hartgrondig fout vinden, je kunt erover twisten of het natuur of cultuur is, je kunt proberen om dat idee in de hoofden van mensen te veranderen. Maar zolang het door menigeen zo beleefd wordt, is het realistisch om er rekening mee te houden.

Dus als we dan toch met een quotum moeten werken, waarom geen mannenquotum voor bepaalde beroepen? Het onderwijs, de zorg en de hulpverlening bijvoorbeeld. Daar kunnen ze best wat meer mannen gebruiken.

Je bereikt dat natuurlijk niet alleen door bestuurders te verplichten een bepaalde hoeveelheid mannen aan te nemen, maar ook door zulke beroepen aantrekkelijker te maken voor mannen. Dus: in mannenogen meer status te geven. Plak er bijvoorbeeld een Engelse naam op, met ”manager” in de functieomschrijving. Of noem de lerarenopleiding ”university”. Zorg voor meer uitdaging voor mannen in het werk en de opleiding. Niet al dat softe reflecteren op jezelf (wat veel meisjes graag doen), maar waardering voor feitenkennis en analytische vaardigheden (waar veel jongens van houden). En betaal een beter salaris, want niets geeft zoveel status als goed verdienen.

Sturen op het aantal mannen en vrouwen in een bepaald beroep is dus, vanuit de beleidsmakers gezien, zeker mogelijk. En voor bepaalde beroepen kan dat ook helemaal geen kwaad. Je kunt je afvragen: waarom hebben economie en bedrijfskunde zoveel status, en waarom wil niemand nog een taal studeren? Het is echt wel goed als mannen én vrouwen hun inbreng hebben op allerlei terreinen – en zo van elkaar leren. En als de waardering voor cultuur, zorg en onderwijs wordt opgekrikt, desnoods van bovenaf.

Maar eigenlijk is iets anders nog belangrijker. Zodra je het over mannen- en vrouwenquota of over salaris en maatschappelijke waardering hebt, ga je mee in een denkwijze waarin alles draait om status, macht en geld. Waarin identiteitspolitiek een grote rol speelt: mannen tegenover vrouwen, witte tegenover zwarte mensen, hoogopgeleiden tegenover laagopgeleiden. Waarin er veel te veel ontzag is voor al die zelfvergrotende Engelse termen en opgeblazen functieomschrijvingen. Waarin je een samenleving kunt vormgeven door op het punt van geld en macht aan de juiste touwtjes te trekken.

En natuurlijk, al die factoren spelen vast en zeker een rol bij de inrichting van de maatschappij. De beroepen die zich bekommeren om moraal, toerusting en vorming, om zorg en medemenselijkheid kunnen zeker extra status gebruiken – mensen zijn daar nu eenmaal gevoelig voor. Tegelijk geldt juist voor die beroepen: wie meer vanuit macht en aanzien denkt dan vanuit roeping, moet er nooit aan beginnen.

Misschien is het échte probleem wel dat we veel te veel nadenken over zelfontplooiing en invloed en status en salaris, en veel te weinig over roeping. En dan niet in de zin van ”de roeping van de man” of ”de roeping van de vrouw” in het algemeen –dan gaat het weer over groepen en identiteitspolitiek– maar over onze persoonlijke roeping. Ik als individu, met mijn unieke gaven en beperkingen, hoe kan ik van betekenis zijn in dit leven, in deze wereld? Wat zou God willen dat ik deed?

Aan het eind van mijn leven gaat het immers niet om wat ik bereikt hebt of bij welke groepen ik gehoord heb, maar om wie ik (ook voor anderen) geweest ben.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer