In New Haven (VS) ging woensdag een grootse Jonathan Edwardsconferentie van start. De doordenking van het geloof door Edwards spreekt nog steeds veel mensen aan.
New Haven is een historische plaats in Edwards’ geschiedenis. Als jongen van 12 ging Edwards naar de voorloper van wat nu het universitaire complex van Yale University is. Het huis van zijn schoonvader is het oudste huis wat nog bekend is in de stad. Later gaf Jonathan Edwards (1703-1758) als mentor steun aan deze opleiding.
Het centrum van de stad heeft nog steeds de kenmerken die sinds de stichting ervan karakteristiek zijn. John Davenport kocht de grond van de Quinnipiac Indianen en verdeelde de stad in negen gelijke blokken. In het middelste blok kwam de kerk en aan de rand ervan verrezen de eerste gebouwen van de universiteit van Yale.
Misschien oefent deze historische setting aantrekkingskracht op de deelnemers aan de conferentie uit. Hun aantal overtreft met 140 ruimschoots de verwachtingen. Er zijn vertegenwoordigers van alle elf Edwards-centra. Onderzoekers uit onder meer Amerika, Australië, Japan, Nederland en Zuid-Afrika ontmoeten elkaar om bijgepraat te worden over de stand van zaken in het onderzoek naar de aspecten van het werk van Jonathan Edwards. Ook zijn er veel individuele onderzoekers gekomen.
Bij de opening wordt vermeld dat de conferentie is gesponsord door McDonald Agape Foundation. De initiatiefnemer hoefde niet om geld te vragen voor de conferentie, maar aan hem werd de vraag gesteld of hij bij kon dragen aan het Edwards-onderzoek. Dat lijkt wel karakteristiek voor de studie naar Edwards in Amerika te zijn. Hoewel in het publieke leven de invloed van religie afneemt, is er nog steeds aandacht voor Edwards. Een deelnemer vertelde dat de verwijzing naar Edwards een middel is om het Evangelie met buitenkerkelijken te delen.
Historicus George Marsden stond in de eerste lezing stil bij het onderzoek naar Edwards. Hoewel zijn eigen vader theoloog was, had hij geen enkel boek van Edwards. Tijdens zijn studie aan Westminster Theological Seminary had George ook nauwelijks iets over hem meegekregen. Dat is sterk veranderd. Marsden onderscheidde verschillende scholen van Edwards-onderzoek. John Gerstner zag Edwards als een kampioen van orthodoxie, terwijl Iain Murray hem behandelde als het hoogtepunt van puritanisme.
Bij neo-protestanten werd Edwards vooral gezien als een oorspronkelijk theoloog. Hier klonken de namen van Ola Winslow en Perry Miller. Op deze manier is het onderzoek ook bij de universiteit van Yale terechtgekomen. Ook de meer Augustiniaanse aspecten van Edwards zijn zo onder de aandacht gebracht. Te denken valt aan Edwards’ besef van de schoonheid in God.
Marsden noemde ook de gereformeerd-evangelische beweging aan het begin van deze eeuw die zich oriënteert op Edwards. Hij verwees naar Tim Keller en John Piper. Het is opmerkelijk dat de beweging zich enerzijds oriënteert op een theologische minimalist als Lewis en anderzijds op een theologische maximalist als Edwards. Hiervoor zag hij een gemeenschappelijkheid in Augustinus.
Deze verschillende invalshoeken maken duidelijk dat we bij Edwards niet te maken hebben met een doorsnee theoloog, maar dat zijn diep-geestelijke en tegelijk rationeel diepzinnige doordenking van het geloof veel mensen weet aan te spreken. In het ontkerkelijkte Nieuw-Engeland zijn zelfs de eerste sporen van een herleving van het christelijk geloof waarneembaar.
Prof. dr. W. van Vlastuin woont in New Haven (VS) een Edwardsconferentie bij. Deel 1 van 2 verslagen.