Zo’n zevenduizend kerken telt Nederland. Nóg – want vele honderden kerkdeuren sluiten. Wat gebeurt er met al die gebouwen, vaak eeuwenlang beeldbepalend in de samenleving? Steeds meer gemeentebesturen buigen zich over die vraag en schrijven een kerkenvisie.
Soms klinkt het in de kerk: Het is máár hout en steen. Waarmee men zeggen wil: Het gaat niet om de kerkgebouwen, maar om wat daarbinnen gebeurt.
Maar kerkgebouwen zijn niet slechts omhulsel van gemeenschappen, ze hebben ook waarde in zichzelf. Dat blijkt vooral als hun voortbestaan op het spel staat. De sluiting of sloop van een kerk maakt vaak veel emoties los, ook onder omwonenden die zelf niet (meer) kerkelijk zijn.
In een snel seculariserend land wordt de vraag prangend wat er moet gebeuren met al die kerkgebouwen die leeg komen te staan. Elke week sluit ergens een kerk; sinds de jaren zestig gingen zo’n duizend kerken dicht, waarvan er 300 gesloopt zijn. Schattingen lopen op tot wel 80 procent van de kerkgebouwen die in de toekomst hun religieuze functie zullen verliezen. Niet alleen de eigenaren –soms een stichting, soms vergrijzende en kleiner wordende kerkelijke gemeenschappen– zitten met de gebouwen in hun maag. Ook burgerlijke gemeenten vragen zich steeds meer af hoe het moet met de toekomst van de bouwwerken die eeuwenlang beeldbepalend centrum van een dorp of stad waren.
„Soms zeggen gemeentebesturen: De kerk is niet ons eigendom”, aldus Frank Strolenberg, programmamanager bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. „Maar kijk wat er gebeurt als zo’n gebouw sluit of gesloopt dreigt te worden. Dan laaien de vlammen hoog op en komen er heel wat emoties boven. Gemeenten zijn misschien geen eigenaar van de gebouwen, maar dat betekent niet dat zij er niet mee te maken hebben. Kerken zijn vaak sterk in de gemeenschap verworteld. Ze liggen ons na aan het hart.”
Monumenten
Juist vanwege die publieke functie van de gebouwen pleit Strolenberg voor het opstellen van een kerkenvisie door burgerlijke gemeenten (Zie: ”Kerkenvisie helpt gemeente bij moeilijke keuzes”). „Als het eenmaal over sloop van een gebouw gaat, zijn er vaak nog maar heel beperkte mogelijkheden om iets te doen. Maar als je ruim van tevoren een strategische visie ontwikkelt op de kerkgebouwen in je gemeente, kun je veel problemen voorkomen.”
Dit besef dringt inmiddels steeds meer door bij lokale overheden. Verschillende gemeenten –waaronder grote steden als Den Haag en Utrecht– ontwikkelden een kerkenvisie met een overzicht van kerkgebouwen ter plaatse. De opzet van zulke kerkenvisies verschilt, vertelt Strolenberg. „Een gemeente als Utrecht schreef een dik rapport met de geschiedenis van kerkgebouwen, terwijl Deventer de gebouwen niet per stuk heeft beschreven, maar vooral een aantal procesafspraken willen vastleggen. Bijvoorbeeld hoe te handelen als er een beslissing gemaakt moet worden over een kerkgebouw. Sommige gemeenten zoals Bergen op Zoom kiezen ervoor om enkele monumentale panden te beschrijven, terwijl een gemeente als Rotterdam ook gebedshuizen uit andere religies meeneemt in hun inventarisatie. De ene aanpak is niet per se beter dan de andere; het gaat in een kerkenvisie om maatwerk per gemeente. Belangrijk is vooral dát hierover wordt nagedacht.”
Miljoenen
Die mening is ook het kabinet toegedaan. Het stelde vorig jaar miljoenen euro’s beschikbaar voor gemeenten die willen nadenken over hun kerkgebouwen. Gemeenten met minder dan 20 kerken kunnen aanspraak maken op deze decentralisatieuitkering –een soort subsidie– ter hoogte van 25.000 euro. Gemeenten tussen de 20 en 39 kerken hebben recht op een halve ton en als er meer dan 40 kerken in een gemeente zijn, krijgt de plaatselijke overheid 75.000 euro. Dat geld wordt vooral besteed aan de mankracht die nodig is om alle gebouwen in kaart te brengen.
De financiële stimulans is onderdeel van een programma dat gemeenten moet aanmoedigen om een kerkenvisie te ontwikkelen. „Het programma loopt van 2019 tot 2021 en we hebben als doel om 150 gemeenten zo ver te krijgen om met een kerkenvisie aan de slag te gaan”, vertelt Strolenberg. „We zitten nu op vijftig gemeenten, dus dat loopt vrij aardig.”
Vanuit de Rijksdienst adviseert Strolenberg gemeenten die een kerkenvisie schrijven. De dienst heeft veel informatie over kerkgebouwen. Ook worden voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd en investeert de Rijksdienst in de rol van begeleiders die door een gemeente worden ingehuurd om een kerkenvisie op te stellen.
Zes proefgemeenten –Rotterdam, Amersfoort, Zaanstad, Oss, Ooststellingwerf en Súdwest-Fryslân– worden met extra zorg begeleid: elke zes weken ontmoeten vertegenwoordigers uit deze gemeenten elkaar om ervaringen uit te wisselen. De kennis die hiermee wordt opgedaan, zet de Rijksdienst in bij de ondersteuning van andere gemeenten die een kerkenvisie opstellen.
Valkuil
De ervaringen zijn heel verschillend, volgens Strolenberg. „De omstandigheden lopen plaatselijk sterk uiteen. Rotterdam heeft bijvoorbeeld zo’n 140 gebouwen in een stedelijke omgeving. Súdwest-Fryslân heeft ongeveer 160 kerken verdeeld over meer dan 80 dorpskernen – meestal krimpgemeenten. Bij hen gaat dit visieproces ook sterk over leefbaarheid en demografische krimp; over de vraag hoe deze dorpen vitaal te houden zijn. Op zulke plaatsen staat de kerk vaak letterlijk in het midden. Het zijn de centrale ankers in een dorp waar iedereen iets mee heeft. Dat kan in een stedelijke omgeving heel anders zijn.”
Gemeenten die een kerkenvisie willen ontwikkelen, moeten rekenen met hobbels op de weg, zegt Strolenberg. Zo is het een flinke logistieke klus om contact te krijgen met alle kerkeigenaren. Ook intern zijn er uitdagingen: „Een valkuil is dat een gemeente er te makkelijk over denkt en een kerkenvisie bijvoorbeeld alleen als vastgoedvraagstuk ziet. Of dit soort vragen vooral vanuit het erfgoed benadert. Maar een visie op de kerkgebouwen in de stad gaat veel breder; het raakt het functioneren van onze dorpen en wijken. Dan heb je het ook over de openbare ruimte, de economie, het parkeerbeleid, het groen in de gemeente. Het gaat dus om een integraal verhaal, waarbij meerdere afdelingen in de gemeente betrokken moeten zijn.”
Strolenberg hoopt dat meer gemeenten een kerkenvisie ontwikkelen. Hij merkt dat het onderwerp leeft: „Veel gemeenteraden zien het belang hiervan in. We zien veel moties ten grondslag liggen aan het in gang zetten van een kerkenvisie.”
Strolenberg roept echter ook de kerkgenootschappen zelf op tot actie. „Dit is de tijd om iets te doen, grijp die kans. Als jouw burgerlijke gemeente niet uit zichzelf tot actie overgaat, ga dan eens praten. Nu ligt het geld er. Het zou jammer zijn om dat te laten liggen.”
Kijkje in de keuken: Rotterdam brengt ruim 140 kerken in kaart
Kerken genoeg in Rotterdam. Maar de havenstad kent ook kerkverlating. Bovendien verandert de bevolking. Zodoende zijn niet alle kerkgebouwen meer nodig. Het college besloot een kerkenvisie op te stellen om duidelijk te maken wat de stad wil met de gebouwen.
Dat traject is inmiddels volop onderweg. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed begeleidt Rotterdam –als een van zes proefgemeenten–in het proces. Matija Stanicic is bij de gemeente als projectmanager verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de kerkenvisie: „We kiezen daarbij voor een eigen Rotterdamse aanpak. Onze stad wijkt qua omvang en problematiek af van het gemiddelde. Dat vraagt om maatwerk.”
Het project gaat verder dan alleen het ontwikkelen van een visie. „Het gaat er niet alleen om dat je de waarde kent van de gebouwen en weet welke keuzes nodig zijn. Maar je wilt ook ontdekken hoe je in de toekomst moet handelen.” Het project draagt daarom de naam ”Aanpak religieuze gebouwen Rotterdam”.
Als beleidsmedewerker is Floor Vierenhalm betrokken bij de ontwikkeling van de visie. Het gaat om een langdurig en intensief proces, vertelt ze. „Vorig jaar zijn we begonnen met het in kaart brengen van de kerken in de stad.” In die fase moesten al direct keuzes gemaakt worden, vertelt Vierenhalm. „Namelijk welke gebouwen je wel en niet betrekt in een visie. Wij hebben ervoor gekozen om ons te richten op panden die als gebedshuis zijn gebouwd, ongeacht van welke religie. Dat gaat –voor zover we weten– om 143 gebouwen.”
De volgende stap is komende maand klaar. Dat is het bepalen van –onder andere– de cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde van de gebouwen.
Parallel aan deze waardering probeert de gemeente een netwerk op te bouwen van belanghebbenden bij de gebouwen, zoals de eigenaren of religieuze gemeenschappen die er diensten houden.
Inmiddels zijn verschillende bijeenkomsten belegd met kerkeigenaren. Door een enquête onder hen wil de gemeente nu in beeld krijgen hoe de gebouwen worden gebruikt, welke kosten daarbij komen kijken en tegen welke problemen kerkeigenaren aanlopen.
Uniek
Het contact met belanghebbenden is cruciaal, benadrukken beide gemeentemedewerkers. Stanicic: „Van begin tot eind willen we hen bij het proces betrekken. Als wij onze analyse hebben afgerond, delen we die daarom eerst met de belanghebbenden om te zien of zij zich erin herkennen. Soms merken we scepsis; kerkeigenaren vragen zich af wat de gemeente eigenlijk van plan is. Terecht: wij zijn geen eigenaar van de gebouwen. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij eigenaren zelf. Wel willen we als gemeente een bewustwordingsproces op gang brengen, waarin we samen zoeken naar een goede aanpak. Ook willen we een klankbord bieden, waarin kerkeigenaren ervaringen kunnen delen.”
Vierenhalm is regelmatig betrokken bij de gesprekken met de andere vijf proefgemeenten die momenteel een kerkenvisie ontwikkelen. Ze vindt daar herkenning over het proces, maar ziet ook verschillen. „In bepaalde opzichten is Rotterdam uniek. Zo zijn er naast krimpende kerken ook sterk groeiende geloofsgemeenschappen, zoals migrantenkerken. Ook valt in onze gebombardeerde stad het hoge aantal jonge kerken op die tijdens de wederopbouw zijn ontstaan. Als havenstad hebben we verder veel zeemanskerken. Uniek is ook dat de kerkgebouwen regelmatig in wijken staan waar van alles speelt, terwijl veel kerkleden buiten de stad wonen. De verbinding tussen een kerkgebouw en de omgeving is daarmee heel anders dan in een dorp.”
Actie
De afronding van het project staat gepland in mei volgend jaar. Burgerraadslid Gerben van Dijk (ChristenUnie-SGP) zegt blij te zijn met de ontwikkeling van de kerkenvisie. Wel pleit hij ervoor om eerder dan 2020 actie te ondernemen.
„Wat doen we met kerken die in de tussentijd langskomen en waarbij we een beslissing moeten maken over een bestemming?” aldus Van Dijk. „Wachten op de inventarisatie en de visie is dan het kind met het badwater weggooien, want dan vaart een kerk of ontwikkelaar alsnog zijn eigen koers. Ik pleit ervoor dat we sneller dan 2020 zorgen voor een aantal richtinggevende principes waar we nu al mee uit de voeten kunnen. Bijvoorbeeld door af te spreken dat activiteiten in kerkgebouwen die gericht zijn op ontmoeting en verbinding de voorkeur hebben boven andere vormen van herbestemming.”
Een toekomst voor hout en steen
Het opstellen van een kerkenvisie helpt een burgerlijke gemeente te ontdekken welke gebouwen zij rijk is, wat de staat van de panden is en of ze daadwerkelijk religieus gebruikt worden. Op basis van die informatie kan een gemeente samen met kerkeigenaren een visie ontwikkelen op de toekomst van de gebouwen. Dit helpt bij de –vaak emotionele– keuzes over kerken die leeg komen te staan.
Volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed kan een gemeente kerkgebouwen verdelen in vier groepen. Er zijn kerken die ‘gewoon’ als gebedshuis blijven functioneren. Een tweede groep zijn kerken die bestemd worden voor herontwikkeling. De kerk kan dan meervoudig gebruikt worden (zowel religieuze als andere activiteiten) of volledig worden herbestemd, bijvoorbeeld als woonruimte. Deze week bleek uit onderzoek van dagblad Trouw dat herbestemming van kerken veel voorkomt: van de 6900 kerken in Nederland kregen er 1400 een nieuwe bestemming.
Als derde mogelijkheid noemt de Rijksdienst kerken die „in de mottenballen worden gelegd.” Dat wil zeggen dat er nog geen keuze te maken is over de toekomst van het gebouw. Ten slotte is er een vierde groep van gebouwen die worden gesloopt.