Achter de naam van Theodorus Beza (1519-1605) staat in veel boeken: opvolger van Calvijn. Toch was hij meer dan dat: theoloog en hoogleraar, predikant en dichter. Hij reisde in oorlogstijd naar Frankrijk. En tot op hoge leeftijd voerde hij discussies in Genève.
Te paard komen Marie Bourdelot en haar driejarige zoontje Théodore in 1522 aan in Parijs. Marie draagt haar zoon –geboren op 24 juni 1519– over aan zijn oom, raadsheer Nicolas de Bèze. Na het afscheid maakt Marie zich op voor de terugreis naar Vézelay, zo’n 250 kilometer verderop. Ze zal nooit meer in haar woonplaats aankomen; onderweg verongelukt Marie met het paard.
Vijf jaar later laat oom Nicolas zijn neefje in de kost gaan bij Melchior Wolmar, kenner van het recht en de klassieke talen. Ze wonen eerst in Orléans, later in Bourges. Théodore leert er zo goed Latijn dat hij zich in die taal beter kan uitdrukken dan in zijn moedertaal, het Frans.
Vanwege grote onrust in de stad vertrekt Wolmar in 1535 naar Duitsland. De bijna zeventien jaar oude Théodore krijgt van zijn vader opdracht om zijn rechtenstudie af te ronden in Orléans en daarna te gaan studeren in Parijs.
Omdat Théodore –als erfenis van zijn oom of broer– een inkomen als geestelijke ontvangt, kan hij zich toewijden aan de Latijnse poëzie. Hij geeft de bundel ”Poemata” (of: ”Juvenilia”) uit. Daarin worden meerdere mensen op de hak genomen, liefdes bezongen en wordt de koning van Frankrijk geprezen. Théodore wordt beroemd. Een loopbaan aan het hof ligt voor de hand.
Een ernstige ziekte maakt daar in het jaar 1548 abrupt een einde aan. God bezoekt de jongeman, die zich jarenlang heeft vermaakt met vrienden en geld. Hij had God beloofd Hem te dienen in de ware kerk, maar daar kwam niets van terecht. Théodore neemt een radicaal besluit: hij vernieuwt zijn gelofte aan God. Zo wordt de ziekte het begin van zijn genezing, zegt hij zelf.
Als hij weer voldoende op krachten is, vertrekt Théodore op advies van een paar vrienden naar Genève. Tweeënhalve week na aankomst trouwt hij met Claudine Denosse. Vier jaar daarvoor had hij dit dienstmeisje in het geheim trouw beloofd. Reformator Johannes Calvijn verricht de huwelijksinzegening.
In 1549 wordt Theodorus Beza (een latinisering van zijn Franse naam) als hoogleraar Grieks aan de universiteit van Lausanne een begrip in de academische wereld. Daar werkt hij aan een editie van het Nieuwe Testament in het Latijn. Maar Beza is ook de man die satirische bijdrages en toneelstukken schrijft. In 1550 voeren studenten een stuk op over Abrahams offer uit Genesis 22.
Beza verruilt Lausanne in 1558 voor Genève. Een jaar later, als Calvijn de definitieve versie van de ”Institutie” uitbrengt, voltooit Beza zijn geloofsbelijdenis, de ”Confession de la foi chrestienne”. Eveneens in 1559 wordt Beza de eerste rector van de nieuwe Academie van Genève. De ene week verzorgt hij de colleges theologie voor enkele honderden studenten, de andere week neemt Calvijn die voor zijn rekening.
Verdachtenbankje
Roerige tijden breken aan. In Frankrijk neemt de vervolging van de protestanten toe. Het is de opmaat voor de eerste godsdienstoorlog, die in 1562 uitbreekt. Er zullen daarna nog acht ”Hugenotenoorlogen” volgen. De hugenoten doen in 1560 een mislukte poging om de jonge koning Frans II te ontvoeren. Beza, die in zowel Straatsburg als Heidelberg geweest was, wordt in het verdachtenbankje geplaatst. In de periode tot 1561 bezoekt hij Frankrijk; eerst als raadsheer van Antoine de Bourbon in Nérac en later voor het godsdienstgesprek in Poissy.
Het overlijden van Calvijn op 27 mei 1564 is voor Beza een groot verlies. Tijdens het ziekbed van Calvijn bezoekt Beza hem dagelijks. In die tijd is hij er getuige van hoe Calvijn tot op het laatst van zijn leven werkt aan commentaren op het eerste gedeelte van het Oude Testament. Beza zegt erover: „Bij zoveel ziekten is het heel vreemd dat deze levendigheid van geest nauwelijks werd gehinderd of minder werd, en deze bekwaamheid in beoordeling helemaal niet veranderde.”
Beza volgt Calvijn op als voorzitter van de Raad van predikanten. Als zodanig wordt hij tot 1580 elk jaar herkozen. In de jaren die volgen, geeft Beza zijn ”Poemata” opnieuw uit en publiceert hij meerdere teksten van kerkvaders.
Synode
De synode van La Rochelle is in 1571 reden voor Beza om opnieuw naar Frankrijk te gaan. Daar wordt onder meer de belijdenis van de hervormde kerken in Frankrijk gereviseerd en vastgesteld. Zijn bezoek aan de nationale synode van Nîmes, een jaar later, ligt gevoelig in Genève. Zou het nog wel veilig zijn in Frankrijk? Beza denkt van wel – en krijgt, gelukkig, gelijk. Er zijn echter veel andere protestanten voor wie Frankrijk verre van veilig is. Tijdens en na de Bartholomeüsnacht in 1572 worden duizenden hugenoten vermoord.
In die jaren heeft Beza ook contact met een andere theoloog die vaak als ”opvolger van” wordt getypeerd: Heinrich Bullinger, die voorganger werd van de kerk in Zürich, nadat Huldrych Zwingli in 1531 omkwam op het slagveld. Beza en Bullinger corresponderen in ruim 400 brieven over onder meer de spanningen in Frankrijk, Duitsland en Oost-Europa.
In de jaren 1580 geeft Beza een historisch werk uit over de gereformeerde kerken in Frankrijk, publiceert hij een iconografisch werk met afbeeldingen van onder anderen Calvijn, Bullinger en Zwingli, schrijft hij een werk over de predestinatieleer en geeft hij werken uit over Hooglied, Prediker en Job. Hoewel Beza niet meer aan polemieken wil deelnemen, raakt hij in 1586 betrokken bij een godsdienstgesprek. In Montbéliard spreekt hij met de Württembergers over het avondmaal en de Persoon van Christus.
Hertog
De situatie in Genève verslechtert. Omdat de hertog van Savoye de stad omsingelt, zijn veel studenten vertrokken. Beza is als enige hoogleraar overgebleven. In 1588 overlijdt de vrouw van zijn jeugd, Claudine Denosse. In datzelfde jaar hertrouwt Beza met weduwe Catherine del Piano.
Beza wordt tot op hoge leeftijd bezocht door mensen die van heinde en verre naar Genève komen. Steeds doet de bejaarde man een stapje terug. Vanaf 1590 preekt hij alleen op zondagen. Zijn laatste geschrift verschijnt in 1598: een antwoord op een edele uit Savoye die hem had gelasterd.
Beza overlijdt op 13 oktober 1605. Hij wil begraven worden naast zijn eerste vrouw Claudine, van wie hij zo veel had gehouden. De raad van Genève neemt echter een ander besluit; Beza moet rusten in het klooster van de Sint-Pieter, naast de kathedraal in het centrum. Er worden verschillende verklaringen gegeven voor dit besluit. Sommigen beweren dat het niet veilig zou zijn als Beza buiten de stad wordt begraven. De legers van Savoye zouden dan de stad binnen kunnen vallen terwijl honderden inwoners weg zijn. Het is echter ook mogelijk dat het stadsbestuur Beza een plaats wilde geven in het klooster waar de heren en dienaren van de stad van oudsher werden begraven.
Dit is het eerste deel van een tweeluik over Theodorus Beza. Op 4 juli in RD donderdag deel 2