Onze samenleving maakt mensen hebzuchtig, zegt filosoof Jeroen Linssen
In zijn boek ”Hebzucht” beschrijft de Nijmeegse filosoof Jeroen Linssen de moderne „ondernemersmaatschappij”. Daarin leven mensen niet naar behoefte, maar streven ze telkens naar meer.
Hebzucht was eeuwenlang een hoofdzonde. Vanaf de zeventiende eeuw gaan mensen er positiever over denken. De Nijmeegse filosoof en onderwijsdirecteur Jeroen Linssen onderzoekt het beeld van hebzucht de eeuwen door. In zijn studie ”Hebzucht” passeren filosofen en theologen de revue, zoals Luther en Calvijn en Mandeville en Rousseau. Linssen laat zien hoe de waardering van hebzucht verandert en intussen diep in de genen van de mens is verankerd.
Waarom besloot u dit boek te schrijven?
„Sinds 2011 ben ik ermee bezig geweest. Ik ben schatplichtig aan de filosoof Hans Achterhuis. Ik was onder de indruk van zijn boek ”Utopie van de vrije markt”, waarvoor hij de Socratesprijs kreeg. Met name op zijn historische deel, van Aristoteles tot John Maynard Keynes, wilde ik nog dieper ingaan.
Een andere aanleiding was de kredietcrisis en de kritiek op de graaiers. Mensen hoog in de bankenwereld kwamen onder vuur te liggen. Die kritiek verspreidde zich als een olievlek eigenlijk naar iedereen: waren we niet allemaal hebzuchtig geweest? Tegelijk stimuleerde premier Mark Rutte de mensen om meer te gaan kopen. Hebzucht was dus de kwaal, en bleek tegelijk het medicijn te zijn. Die merkwaardige dubbelheid wilde ik onderzoeken.”
U constateert inderdaad een spanning tussen kritiek op het ”graaikapitalisme” en het bevorderen van consumentisme. Hoe kan een samenleving zich verzoenen met van nature hebzuchtige mensen?
„Ik ben er niet zeker van of dit de verhouding is: enerzijds de samenleving met aan de andere kant „van nature hebzuchtige mensen”. Mijn boek schetst aan het einde eerder het beeld van een samenleving die mensen hebzuchtig maakt. Ik weet namelijk niet of mensen van nature hebzuchtig zijn. Dat is in de geschiedenis wel heel lang gedacht. Denk aan de christelijke doctrine dat de mens een zondig wezen is. Als ik de negentiende-eeuwse filosoof Karl Marx lees, geeft hij niet precies aan wat de mens van nature is: hij stelt dat het kapitalisme de mensen op een bepaalde manier tot graaiers maakt.”
Dus u zegt: de samenleving maakt de mensen hebzuchtiger dan ze misschien zijn.
„…dan ze misschien zijn, ja, misschien. Ik zie een maatschappij waarin je moet presteren, ambitieus moet zijn, alles uit jezelf moet halen. Scoren, scoren, altijd aan het werk, nooit tijd voor rust. De meeste mensen kennen geen zondagsrust meer. Ik ben het eens met mensen die zich daar terecht aan storen. Het is toch absurd. Ooit werkten we om het leven te veraangenamen. We zijn de weg kwijt.”
Elke burger is tegenwoordig een ondernemer geworden, schrijft u. U spreekt van een ”ondernemersmaatschappij”. Hoe ziet deze eruit?
„Vroeger hielden alleen de koop- en zakenlieden zich met ondernemen bezig. In onze samenleving is elke burger een ondernemer geworden. Ondernemer in de zin van: iemand die in zijn talenten en kwaliteiten ‘investeert’ en zo meer ‘oplevert’. Elk individu wordt min of meer gedwongen zich in de ondernemersmaatschappij te installeren. We zeggen tegen onze studenten: je krijgt geen studiebeurs, nee: je moet investeren in je eigen toekomst. Dat betekent: geld lenen, wat kan oplopen tot 40.000 euro. We maken van de student een soort ondernemer. Hij leent bij een bank om z’n human capital op te bouwen en z’n marktwaarde te vergroten. Kijk ook naar de competenties die we mensen bijbrengen: probeer alles uit jezelf te halen, durf met je ellebogen te werken, ben trots op jezelf. Zoek de juiste niche waar jij in kunt duiken. Durf risico te nemen en probeer je winstkansen te vergroten. Het zijn allemaal dingen die voorheen bij de koop- en zakenlieden hoorden. En nu moet iedereen zich er ineens mee bezig houden.
We zijn allemaal een soort zzp’er geworden. Overal is de competitie uitgeroepen. In het basisonderwijs spreken we van leeropbrengsten. Ziekenhuizen noemen zichzelf ondernemend. Gaan er twee ziekenhuizen failliet, dan zijn mensen helemaal ondersteboven. Dan moet je er ook geen bedrijven van maken. Want bedrijven kunnen nu eenmaal failliet gaan.”
Is er geen alternatief voor dit marktmodel?
„Ik zie dat criticasters van de huidige graaierij te gemakkelijk aan deze diagnose voorbijgaan. Met mijn boek wil ik laten zien dat het opkomen voor je eigen belang, een beetje hebzuchtig zijn, onderdeel van onze identiteit is geworden. Niet dat ik dat fijn vind. Maar het is echt zo. Ook op de universiteit doen we eraan mee. Je gaat de strijd aan met je collega’s om geld te krijgen van NWO. Collega’s zijn eerder concurrenten dan dat ze met elkaar samenwerken.”
Kunnen mensen individueel besluiten hier niet aan mee te doen?
„De ondernemersmaatschappij heeft ons op dit moment erg in de greep. Ik denk dat het voor jonge mensen moeilijk is zich hieraan te onttrekken. Wel zijn er de spiegels die we onszelf voor kunnen houden, met name uit het verleden. Ik hoop dat mijn boek die werking heeft: laten zien dat er in de geschiedenis heel lang anders over geld en goed is gedacht.”
Laat de Bijbel een bepaalde lijn ten aanzien van bezitsvermeerdering zien, of is het beeld divers?
„Ik denk dat winst maken op zichzelf niet per se onder druk staat in de Schrift. Wel het rente vragen voor uitgeleend geld. Zowel in het Oude Testament als in de evangeliën wordt dit veroordeeld. Een duidelijke lijn vind ik vooral wat de Bijbel zegt over rechtvaardige verdeling. De Bijbel kiest radicaal voor een verdeling naar behoefte, niet naar verdienste. Het is een thema dat niet zo in mijn boek naar voren komt, maar denkt u ook niet? De verloren zoon verdient het misschien niet dat zijn vader een feestmaaltijd aanricht voor zijn terugkomst. Maar, zou je kunnen zeggen: hij heeft er wel behoefte aan. Hij mag even in het zonnetje worden gezet, want hij heeft vijftien jaar z’n vader gemist. Ik ben zelf geen praktiserend gelovige, maar ik zie wel dat de boodschap van het evangelie uitermate radicaal is. De verdeling waar God voor staat is een verdeling naar behoefte, niet naar verdienste. In die zin zijn we in een totaal andere maatschappij terechtgekomen. Wij leven in een maatschappij van verdienste.”
Ook onder christenen zie je de verdienste- en winstcultuur breed geaccepteerd worden. Terwijl de Bijbel anders leert, zegt u. Hoe valt dat te verklaren?
„Ik wijd ook een beschouwing aan de bekende these van de socioloog Max Weber. Weber –ik weet dat hij is bekritiseerd– laat zien dat in puriteins-calvinistische bewegingen godvrezendheid wordt verzoend met winstgevendheid. Eeuwenlang had gegolden: God en de mammon gaan niet samen. En ergens brengen de puriteinse calvinisten dat toch samen. Succesvol ondernemerschap mag je voortaan gaan zien als een tekentje van God. Natuurlijk niet als definitief teken van genade, maar toch. Misschien komt het daardoor dat ook veel hedendaagse christenen winstbejag en het streven naar meer dan je vandaag nodig hebt, niet haaks vinden staan op de Bijbelse boodschap.”
Hoe leest u de gelijkenis van de talenten. Op basis daarvan zou je kunnen zeggen: je moet woekeren met je talenten.
„Dat verhaal is geweldig. De vraag is alleen: wat heeft Jezus bewogen om deze parabel te vertellen? Dat moeten we ons afvragen. We weten in welke context de parabel staat: de verkondiging van het Woord. Die context wordt vaak vergeten.
Jezus gebruikt een overbekend beeld, namelijk gewoon het economische systeem uit die tijd, als voorbeeld voor hoe je moet omgaan met de boodschap van het evangelie. Zoals jullie weten, zegt hij, begraaf je in de economie je kapitaal niet: je vermeerdert het. Zo moeten jullie, leerlingen, de boodschap ook niet in de grond stoppen, maar deze verkondigen. Het is dus een missioneringsverhaal. Maar mensen zijn het later gaan lezen als een soort oproep tot kapitaalvermeerdering. Of, zoals wij het kennen uit de calvinistische traditie, als een woekeren met je gaven en talenten. Terwijl het Jezus gaat om de geestelijke winst: elk schaapje is er een. Dat is toch geweldig? De hele Bijbel staat vol met voorbeelden uit de economie.”
Hebzucht. Een filosofische geschiedenis van de inhaligheid, Jeroen Linssen; uitg. Vantilt, Nijmegen; € 24,50.