Afgelopen dinsdag overleed op 90-jarige leeftijd Koos Andriessen. Hij was minister van Economische Zaken tussen 1963 en 1965 en van 1989 tot 1994.
De CDA’er stond bekend als een vriendelijk en bekwaam bestuurder, zo stelde CDA-voorzitter Ruth Peetoom donderdag terecht. Ook de Rijksvoorlichtingsdienst sprak waarderende woorden.
Tijdens zijn eerste ministerschap was Andriessen de jongste bewindspersoon in het kabinet-Marijnen. Hij was toen 34. Andriessen richtte in die tijd onder meer de Gasunie op en gaf het startsein voor de aanleg van het aardgasnet in ons land.
In het kabinet-Lubbers III waarin CDA en PvdA, samenwerkten, was Andriessen de oudste minister van de ploeg. Hij loodste toen onder meer een nieuwe Elektriciteitswet door de Kamer en een wet die winkelopenstelling op doordeweekse dagen verruimde. Hij was geen voorstander van winkelopenstelling op zondag.
Andriessen wilde niet graag bekend staan als politicus: „Ik zit op het minste politieke departement en dat wil ik graag zo houden. Het is mijn taak om het geluid van het bedrijfsleven in het kabinet te brengen”, zo stelde hij in een interview.
Andriessen raakte in 1959 in Den Haag verzeild door toedoen van minister Zijlstra (ARP). Die had hem leren kennen als een briljant economiestudent en nam hem aan als persoonlijk assistent. Op zijn 31e was Andriessen al hoogleraar staathuishoudkunde.
Naar verluidt had Andriessen het in de eerste periode van zijn eerste ministerschap het wel eens aan de stok met de flamboyante minister van Buitenlandse Zaken, Luns. Die was juist wel een politiek dier bij uitstek. Toen de twee het oneens waren zou Andriessen tijdens een vergadering van de ministerraad zijn collega Luns hebben gewezen op het bestaan van een goede wachtgeldregeling voor gewezen ministers.
Formateur Lubbers haalde Andriessen in 1989 persoonlijk over om opnieuw minister van Economische Zaken te worden. Andriessen was toen net een jaar voorzitter van het NCW, het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond.
Andriessen rekende zich in de toenmalige hervormde kerk tot de midden-orthodoxie. In het openbaar heeft hij zich nauwelijks uitgelaten over de betekenis die het christelijk geloof voor hem persoonlijk had.
Andriessen was begin jaren zestig lid geworden van de CHU, een van de voorlopers van het CDA. Niet uit bevlogenheid, maar omdat de ledenwerver hem „zo grappig” benaderde.
Andriessen kon de zaken kort, krachtig en met humor onder woorden brengen. Zo tekenden zijn collega’s tijdens zijn tweede periode van ministerschap de volgende uitspraak op toen hij weer plaatsnam in de rijkversierde Trêveszaal, de vaste vergaderplaats van de ministerraad: „Regeren is soms slavenwerk, maar je zit er wel netjes bij.”