Als soberheid en schoonheid elkaar ontmoeten
Wanneer je bouwt voor God moet je naar volmaaktheid streven. Het was een gedachte die de ontwerpen van de architect en monnik Hans van der Laan stempelde. Het was een les die hij van huis uit had meegekregen, zo laat een boek over de vier architecten uit de rooms-katholieke familie Van der Laan zien.
Vader Van der Laan en zijn drie zoons bouwden woningen, scholen en bedrijfspanden, maar het liefst kerken. Kerken zagen zij als „het mooiste huis” dat gebouwd kan worden: „Een kerk is niet het eerste het beste voortbrengsel van de architect: het is het éérste en het béste”, zoals een van hen zei. „Als trouwe christenen was hun uiterste verlangen om te bouwen ter ere Gods”, stelt de bouwhistoricus Michel Remery, zelf ook rooms-katholiek geestelijke en gepromoveerd bouwkundige in het boek ”Katholieke architectuur in de twintigste eeuw”.
De basis voor het bouwen en ontwerpen legde vader Leo van der Laan (1864-1942). Als leerling werkte hij op architectenbureaus om uiteindelijk voor zichzelf te beginnen. Drie van zijn zoons gingen in zijn spoor. Leo werkte vooral met zijn oudste zoon Jan (1896-1966) samen. De twee bouwden vooral op intuitie. Dat was anders bij Hans (1904-1991) en Nico (1908-1986). Zij werkten een architectuurtheorie uit en hun ontwerpen werden steeds soberder en abstracter. Van de vier kreeg het werk van Hans de meeste aandacht en waardering.
Innerlijke omgang met God
Vader Leo en zoon Jan bouwden veel scholen en zorginstellingen. Hun netwerk bevond zich in het sterk verzuilde Nederland ook vooral in katholieke kring. Zo kwamen opdrachten binnen van de rooms-katholieke ondernemers als Peek & Cloppenburg, C&A, en Vroom en Dreesmann.
Hun meest in het oog springende gezamenlijke ontwerp is dat voor de Sint Josephkerk aan de Herensingel in Leiden, een kerk met een hoog en spits zadeldak, veel ruimte van binnen en een goed zicht op het altaar.
Jan tekende voor de parochie in Oude Wetering een voor die tijd (1966) vernieuwende kerkvorm: een kerk met een vierkant tentachtig dak. Een modelkerk dat ook in de gereformeerde gezindte zijn weerslag vond bij de ontwerpen zoals van kerken voor gereformeerde gemeenten in Geldermalsen, Opheusden en de oud gereformeerde gemeente in Nederland in Krimpen aan den IJssel.
Hans van der Laan onderging veel invloed van de Delftse en naar het rooms-katholieke geloof overgestapte hoogleraar M. J. Granpré Molière, grondlegger van de Delftse School, een stijl met veel baksteenarchitectuur. Toch zag Hans al snel een ander roeping liggen: in 1927 trad hij toe tot de Sint Paulusabdij in Oosterhout. In 1968 maakte hij de overstap naar de Abdij Sint-Benedictusberg in Vaals.
Hans wilde in het klooster vooral God dienen, maar het ontwerpen bleef zijn leven bepalen. Al in 1928 werd hij gevraagd nieuwe koorbanken te tekenen. De jaren daarna werden hij en zijn broer Nico –met een kantoor in ’s-Hertogenbosch– steeds vaker gevraagd om adviezen bij kerkverbouwingen en nieuwbouw. Hans zei over zijn kerkelijke ontwerpen dat ze de toeschouwer, kerkganger, kloosterbewoner door de zintuigelijke omgang met de dingen wilden leiden tot de innerlijke omgang met God in zijn of haar ziel.
Gulden snede
Hans ontwikkelde een gulden snede voor zijn ontwerpen. Daarin was de grondverhouding altijd 4:3. Hij noemde dit het „plastisch getal” en paste dat overal toe. Daarnaast werkte hij een wereldbeeld uit dat uit drie hoofdgroepen bestond: met stip op 1 de vormen van de liturgie, daarna de vormen van de maatschappij en daarna de vormen van de natuur. Hans had bijzondere belangstelling voor de liturgische vormen en was ook een aanhanger van de liturgievernieuwing in de Rooms-Katholieke Kerk.
Aansprekende ontwerpen van Hans en Nico zijn die van de Belgische abdij Roosenburg (1974), de Sint Josephkapel in Helmond (1948) en de strakke, sobere abdijkerk van de Abdij Sint Benedictusberg in Vaals, waar Hans verbleef. Hans’ invloed reikt zelfs tot in Zweden waar hij de het klooster Mariavall in Tomelilla tekende.
Het goedgeschreven en rijk geïllustreerde boek –voorzien van een uitvoerige oeuvrelijst– van de deskundige Michel Remery laat mooi zien hoe inspirerend de boodschap van de Bijbel kan zijn voor de architectuur. De uitgave kan ontwerpers van kerkgebouwen –ook voor de gereformeerde gezindte– en anderen stimuleren om na te denken over de relatie tussen soberheid en schoonheid.
Boekgegevens
”Katholieke architectuur in de twintigste eeuw. De vier architecten van de Leidse familie Van der Laan”, Michel Remery; uitg. Verloren, Hilversum, 2018; ISBN 978 90 8704 707 8; 411 blz.; € 39,-.