Paul Humburg, een dappere Duitse dominee
Op zondag 3 mei 1936 hield ds. Humburg in de kerk van Gemarke, bij Wuppertal, een Bijbelgetrouwe en actuele preek. Wie was deze moedige predikant?
Humburg was predikant van de Reformierte Gemeinde Barmen-Gemarke en preses van de Bekennende Kirche in Rijnland. Vanuit Jesaja 40:26-31 protesteerde hij in zijn preek van 3 mei 1936 tegen de gedwongen integratie van de kerkelijke jeugd in de Hitlerjeugd. Met een vlammend woord keerde hij zich tegen het feit dat onmondige kinderen een eed moesten afleggen op deze nazi-jeugdorganisatie.
Paul Humburg werd in 1878 geboren te Keulen-Mülheim. Vader Otto was fabrikant. Door het eenvoudige getuigenis van een schoenmaker was hij tot bekering gekomen. Hierdoor werd zijn levensstijl anders. Vanaf nu ontmoette hij liever de ‘fijnen’, zoals men de ernstige christenen verachtelijk noemde. In de landskerk kreeg men vaak stenen voor brood, en daarom kerkten de Humburgs in een vrije gemeente. Ze waren daar gasten, maar de liefde tot de moederkerk bleef: voor haar voelde men zich toch verantwoordelijk.
Door deze gebeurtenissen leerde Paul al jong niet automatisch te geloven wat de kerk beweerde. Zijn intelligente, kritische geest liet dat niet toe. Jaren later had hij die houding nodig, namelijk niet klakkeloos geloven wat de organisatie Deutsche Christen zegt. Het gezin Humburg was eensgeestes met de verkondiging in de vrije gemeente, een verkondiging die herinnerde aan de preken van G. D. en F. W. Krummacher.
Moeder Hulda oefende de meeste invloed op Paul uit. Haar opa was de godvrezende leerlooier T. Siebe, bekend uit de opwekkingsbeweging in Siegerland.
Toen de 14-jarige Paul aan moeder vertelde dat de Heiland zijn zonden had vergeven, knielden zij beiden. En moeder bad op innige wijze. Van die indrukwekkende jeugdherinnering getuigde Paul later: „Zo’n gebed verbindt een jong mens aan de werkelijkheden van het eeuwige leven!” In de opvoeding van moeder stond de geestelijke vorming van haar kinderen centraal. Ze had één opvoedingsdoel: „Wij behoren met hen om te gaan die de Heere Jezus liefhebben.”
Herdersstaf
Na zijn studie theologie in Halle en Bonn werd Humburg in 1906 predikant in Dhünn in het Rijnland. Drie jaar later nam hij de herdersstaf op in de Reformierte Gemeinde van Elberfeld. In 1929 werd hij gemeentepredikant in Barmen-Gemarke. Daar verkondigde hij het Evangelie vanaf dezelfde kansel waarop eens F. W. Krummacher had gestaan.
Na de machtsovername door Hitler in januari 1933 wilden de nationaalsocialisten de kerk, evenals andere instituten en organisaties in de staat, gelijkschakelen. De beweging van de Deutsche Christen was voor de landskerk, de Duitse Evangelische Kerk, het paard van Troje. Via hen probeerden de nazi’s hun heidense wereldbeschouwing in de kerk te brengen. De kerkelijke verkiezingen waren een middel om hun macht te vergroten.
Humburg behoorde bij de predikanten die al spoedig inzagen dat het hierbij ging om een geestelijke en kerkordelijke strijd. Deze strijd, zo wisten zij, vroeg om een standvastig blijven opkomen voor Christus en Zijn kerk. Het Lutherlied kreeg weer betekenis.
Toen de nazi’s begrepen dat Humburg hun filosofie niet goedkeurde, spanden zij zich in om hem monddood te maken en te laten arresteren. Echter, de welsprekende Humburg liet zich niet intimideren, maar deed zijn plicht.
De eerste vrije Reformierte Synode in de kerk van Gemarke bracht afgevaardigden van de Bekennende Kirche uit heel Duitsland samen. Zij kozen Humburg tot voorzitter. Wereldwijd werd deze synode bekend door de zogenaamde Barmer Thesen.
Kerkstrijd
Vaak heeft Humburg, als man met groot geestelijk gezag, tegenover hen die het niet met hem eens waren, beleden: „Als het niet om de Heere Jezus zou gaan, dan willen we ermee stoppen.” Intens leefde hij mee als leden van de Bekennende Kirche in de gevangenis terechtkwamen. Persoonlijk bood hij pastorale en materiële hulp aan gezinnen van gearresteerde ambtsbroeders.
Ook het onderwijs en de vorming van jonge theologen die in het geheim moesten studeren en examens afleggen, bracht hem verschillende keren in groot gevaar. Het gebeurde meer dan eens dat men tijdens het afnemen van examens moest vluchten voor de Gestapo.
Zijn opzienbarende preek van mei 1936, vanwege zorgen om de christelijke opvoeding van de jeugd, werd razendsnel in een oplage van 200.000 exemplaren op geheime wijze in Duitsland verspreid. De ‘bruine’ media waren woedend over deze preek. Voor de komende Olympische Spelen te Berlijn moest men rust in het land hebben.
Op allerlei manieren werd Humburg door de nazipers voorgesteld als landverrader en lafaard. Eens zou hij zich voor een rechtbank moeten verantwoorden. Dat is nooit gebeurd. Waarom? Een vriend werkte in het rijksministerie van Justitie. Hij vertraagde de rechtszaak, omdat hij het dossier over deze preek op het juiste moment steeds onder op de stapel legde.
Geloofsmoed
Verzwakt door hartklachten ging Humburg op 1 januari 1943 met emeritaat. Vijf maanden later werd Wuppertal door Engelse vliegtuigen zwaar gebombardeerd. Ook de pastorie van Humburg verbrandde. Voorlopig kreeg het domineesgezin onderdak in Zuid-Duitsland.
Op zondag 27 mei 1945 overleed Paul Humburg in de leeftijd van 67 jaar. Men begroef hem op het kerkhof van Gemarke.
Voor de rouwadvertentie had de overledene een vers gekozen uit het lied ”Nun lobet allen Gottes Sohn”, geschreven door de piëtistische lieddichter Gerhard Tersteegen. In dat vers horen we een heimwee naar het Vaderhuis met de vele woningen.
Paul Humburg, naar wie scholen, straten en kerkelijke centra zijn genoemd, was door genade een levend getuige van Jezus Christus. Over dat getuige-zijn schreef hij: „Een oprecht getuige is alleen hij die God daartoe legitimeert. Wie dat heeft begrepen, zal erop letten dat zijn leven en getuigenis een eenheid zijn, gevormd en gestempeld door de Heilige Geest.”