Achter het huis van Martine Vonk golft een wildebloemenzee. Ligt hier soms een natuurgebied, midden in Houten? Nou nee, het is de gemeenschappelijke achtertuin van 36 huishoudens. Regenwater wordt opgevangen en kinderen spelen bij het wilgenlaantje. Op zaterdagen gaan bewoners ongewenst gras te lijf.
De tuin weerspiegelt alles waar milieukundige Martine Vonk (43) zich de afgelopen twintig jaar sterk voor heeft gemaakt. Ga duurzamer leven, begin dichtbij, en doe het samen.
Ze adviseerde kerken, beleidsmakers en organisaties op het gebied van duurzaamheid, dacht mee over de rol van landbouw. Zelf groeide ze op in een hervormd boerengezin in Goudriaan; haar broer is nog steeds boer. Ze zal boeren nooit zomaar de zwartepiet toespelen, daarvoor weet ze te goed hoe complex alles is – maar ze stelt wel kritische vragen bij de intensieve, onophoudelijke productie in landbouw en veeteelt, waar ze het Bijbelse sabbatsjaar –regelmatig rust, ook voor het land– bij betrekt.
„Voor landbouw heb ik altijd interesse gehouden, dat boerenbloed blijft stromen”, zegt ze aan haar keukentafel in de ecowijk in Houten. Haar haar is kort; vandaag draagt ze geen pruik.
Twee jaar geleden kreeg Martine Vonk te horen dat de borstkanker is teruggekomen, en dat die is uitgezaaid. In de chemotherapie zit taxus: ze krijgt dus een medicijn uit de natuur. De artsen proberen zo de kankeractiviteit rustig te houden. Ze schreef hier onlangs over in haar duurzaamheidsrubriek in het RD, en Martine Vonk zou Martine Vonk niet zijn als ze er niet direct een doe-ding aan koppelde: Hebt u een taxus in de tuin? Bewaar dan het snoeiafval van de jonge scheuten.
Werk is erg belangrijk voor u, en juist daarmee moet u stoppen. Wat nu?
„Dat vind ik lastig, ja. Ik ben blij dat ik nu weer iets kan doen, maar het eerste halfjaar dat ik ziek was heb ik heel veel op bed gelegen, door de kuren was ik echt te slap en te moe. Vorige maand kwam er een eind aan mijn baan als lector ethiek en technologie bij Saxion: na twee jaar ziekte kom je in de ziektewet. Dat betaald werk wegvalt, waardoor ik officieel een rol had, dat is heftig. Status vind ik niet zo interessant, maar ergens aan bouwen wel. In mijn geval was dat een onderzoeksprogramma.
Het punt is nu dat ik geen langetermijndingen meer aankan, dus ik pak kortere projecten aan. Pas heb ik meegewerkt aan de Alpha-cursus in de gevangenis in Nieuwegein, die vanuit verschillende kerken werd georganiseerd. En ik werk als gastvrouw in een huis van El Roi in Utrecht. El Roi is een christelijke stichting die tegen prostituees zegt: We zien je, je bent waardevol. Ik geef daar bijvoorbeeld taalles aan een Poolse vrouw, zodat ze aan een cv kan bouwen en ander werk kan gaan doen.
Met mijn uitgever bekijk ik intussen of we een populaire versie van mijn proefschrift kunnen uitgeven – dat gaat over gemeenschappen die al decennia- of zelfs eeuwenlang ervaring hebben met samenleven, zoals de amish en de franciscanen. Daar komen veel vragen over: hoe kun je nou een gemeenschap vormgeven in deze tijd?”
Eerder woonde u in een woongroep; nu in een ecowijk waar huishoudens samen een tuin, een buurthuis en een elektrische auto hebben. Waarom?
„Leven in een gezonde gemeenschap maakt je een volwassener mens. Als je erg op jezelf leeft, of heel individualistisch bent, krijg je nooit tegengas. Ieder mens heeft natuurlijk mooie en minder mooie kanten, en die minder mooie kun je niet verbergen op een moment dat je met elkaar leeft. Het schuurt soms, maar daardoor groei je ook.
Samen kun je dingen doen die je alleen niet voor elkaar krijgt. In de tijd dat ik als kernbewoner in de woongroep van Timon leefde, was ik single, en in mijn eentje had ik nooit jongeren met problemen kunnen opvangen. Maar met de gezinnen erbij die daar ook woonden, en de stichting die erachter stond, kon dat wel.
Daarnaast zit er natuurlijk een heel praktische kant aan gemeenschapsleven. Een vrouw hier in de wijk had last van haar been en kwam thuis te zitten. Binnen een mum van tijd was er een kookrooster geregeld, en een hondenuitlaatrooster.
En verder heb je elkaar nodig om idealen vast te houden, om gedreven te blijven. Het kan demotiverend zijn als je het gevoel hebt dat je als enige de trein neemt, terwijl om je heen iedereen de auto pakt. Waar doe ik het voor, kun je dan denken. Maar als je elkaar blijft opporren, weet je weer: het is belangrijk, en hier doen we het voor. Je houdt elkaar warm. Dat is in de kerk ook zo. Het ene kooltje, hè. In je eentje kun je niet geloven, maar door alle kooltjes samen brandt er een vuur.”
Cruciaal dus: kerkelijke gemeenschappen...
„De kerk zie ik vooral als een gemeenschap van heiligen, van mensen. ’t Gaat niet in de eerste plaats om het gebouw, maar om de leden, die in de dienst samenkomen om God te eren, om te bidden en te zingen, en om er ook door de week voor elkaar en de samenleving te zijn. In kerkdiensten zou van mij meer aandacht mogen zijn voor de hele schepping. Vaak staat –naast God Zelf natuurlijk– de mens centraal, het heil van de mens. Terwijl ik denk, als ik het Oude Testament lees: dat heil voor de mens was ingebed in de wereld waarin hij of zij leefde. De schepping heeft waarde voor God.”
Rentmeesterschap is niet uw favoriete woord.
„Nee, omdat het vaak zo financieel is uitgelegd. Hoewel ik het vanwege de diepere gedachte wel bruikbaar vind hoor: het idee dat de aarde niet van ons is, maar van God. Een echte rentmeester gebruikt alleen de vruchten, niet de bron zelf. Ja, we hebben onze verantwoordelijkheid om de aarde leefbaar te houden, maar liever vanuit dienstbaarheid dan vanuit heerszucht.
Tijdens mijn verblijf in kloosters ontdekte ik dat nederigheid er een grote rol speelt. Wat ik heel mooi blijf vinden, is dat het Engelse woord ”humility” dezelfde basis heeft als het woord ”humus”. Wij zijn gemaakt van aarde. Adam betekent ”rode aarde”. We zijn kwetsbaar, en we zijn net zo goed schepping als andere levende wezens. Ik ben een aardemens, ik mag best mijn nederige plek kennen. De mens en de landdieren zijn trouwens op dezelfde dag geschapen, hè.” Met een brede lach: „We hadden niet eens onze eigen scheppingsdag.”
Om u heen ziet u glimpjes van Gods koninkrijk, vertelde u ergens. Hoe en waar ziet u die?
„Als er ergens recht gebeurt. Als er dingen gebeuren die goed zijn, zoals de Bijbel ze ons voorhoudt. Die insecten hier in de tuin, de diversiteit in de natuur. En ik zag ze aan de rafelranden van de maatschappij, waar ik werkte met verslaafden en gevangenen. In alle gebrokenheid gaat er iets bloeien en stralen – en dat houdt mij gaande. Ooit zien we het in alle volheid, maar nu kan ik er al glimpen van zien. Hoe dat straks precies zal zijn – ik weet het niet. De gedachte van een vernieuwde aarde, waarbij wat niét goed is, wordt opgeruimd, vind ik heel mooi. Het is goed begonnen, het was tov, zei God na elke scheppingsdag. En Hij laat niet los wat Hij begon. Dus waarom zou dat dan allemaal vergaan?
Wat Luther zegt, spreekt mij erg aan. Vandaag plant ik een appelboompje, ook al vergaat morgen de wereld. Al zou de aarde vergaan: het heeft zin om nu bezig te zijn met Gods schepping. Het is goed voor de mensen en dieren die nu leven.”
Ziet u altijd de zin van al het bezig zijn – zelfs wanneer de dokter slecht nieuws brengt?
„Ja, natuurlijk. Het leven gaat na mij ook door. Het hangt niet allemaal van mij af, alsof, zodra ik ziek word, alles waar ik altijd mee bezig was zal veranderen of zinloos zou zijn. Nee. Natuurlijk heb ik de diepe wens om heel oud te worden – maar het is niet zo dat de dingen opeens anders worden als dat niet gebeurt.
Voor ons gezinsleven is er wel veel veranderd; we hebben wel een vóór en een ná mijn ziekte. Mijn dochter Mirthe heeft me mager en ziek gezien. Voor haar is het ingrijpend; ze is er elke dag mee bezig. Ze was 9 toen ik de boodschap kreeg; nu 11. We praten veel met elkaar, en er zijn dingen waar ik geen antwoord op heb; dat vertel ik haar ook.
Toen ik voor de eerste keer de diagnose borstkanker te horen kreeg, in 2008, was Mirthe net 1 jaar. Natuurlijk schrok ik erg – het woord alleen al. Ik was onder de 35 jaar en kreeg alle behandelingen die nodig waren. En het is gelukkig jarenlang goed gegaan. Na zo’n bericht ga ik al snel in de doe-stand: wat zijn de mogelijkheden en wat kunnen we doen? Maar er zijn natuurlijk wel de momenten thuis dat je stil bent en denkt: wat gebeurt er allemaal.”
In ”Genieten van genoeg” schrijft Martine Vonk: „God belooft genoeg te geven voor iedere dag. Dat wij het zo moeilijk vinden om daarop te vertrouwen, komt doordat we alles zelf in de hand willen hebben.” En: „Ontvangen kun je alleen met lege handen. Daarvoor moet je dus eerst loslaten wat je in je handen geklemd houdt.” Ze schrijft zoals ze spreekt: bondig, met binnen een minuut drie uitspraken waarover je een halfuurtje zou willen doordenken.
Loslaten. Hoe doe je dat überhaupt?
„Je kind loslaten is het allermoeilijkste dat er is. Gelukkig hoeft dat nog niet, ik kan iedere dag met en van haar genieten. Maar uiteindelijk geldt ook hiervoor: loslaten kan omdat God nooit loslaat. Uiteindelijk draag ik Mirthe over aan Gods zorg en vertrouw erop dat Hij met haar verder gaat. Via haar vader, familie, vrienden. Ook nu proberen we plekken te creëren waar ze zich veilig weet, bij andere gezinnen.
Wat materiële zaken betreft, is er niets wat ik niet kan missen. Immateriële zaken zijn zo veel belangrijker. Het gaat erom dat je leert wat je echt nodig hebt. En dat is vaak veel minder dan wat we hebben. Dat betekent niet dat je niets mag hebben, maar wel dat je je er niet aan bindt, dat je bereid bent om dingen ook weer weg te geven.”
Het blijft moeilijk: iemand die zich zo sterk maakt voor duurzaamheid, wordt ziek.
„Ik denk dat het niet uitmaakt of ik veel of weinig doe voor het milieu. Iedereen kan ziek worden en nu treft het mij. Dat heeft niets te maken met of je je stevig inzet voor de maatschappij of niet. Door de gebrokenheid is er nog kwaad in de wereld, en ziekte.”
Dagelijks probeert u een uur stille tijd te houden, en wekelijks een dag, en jaarlijks een week. Waarom is stilte zo belangrijk?
„Omdat je dan meer kunt ontvangen. We zijn zo vaak aan het zenden, we weten precies hoe het zit... maar luisteren is soms beter, heb ik geleerd tijdens mijn verblijf bij de amish en in kloosters. In bevindelijke kringen zie je dit ook meer dan gemiddeld: die diepe overtuiging dat we niet alles snappen of beheersen, dat we dingen aan God moeten overlaten. Een benedictijnse non uit het Liobaklooster in Egmond-Binnen vertelde me ooit dat er drie soorten stilte zijn: de stilte zonder geluid, de stilte waarin je alleen bent met je gedachten, en de stilte waarin ook je gedachten stoppen. In die echte stilte kun je God horen.”
Bent u nu vooral een praktisch mens, of vooral spiritueel?
„Ik vrees dat de balans doorslaat naar het doen. Maar ik zoek dat spirituele wel. Ik kan hier een hele tijd naar een afbeelding van Izak zitten kijken, met Abrahams handen boven hem, klaar om hem te offeren. Daarin zie ik de hand van God op een mens, terwijl Hij zegt: Ga maar, ik houd je vast.”
Levensloop Martine Vonk
Martine Vonk (1974) is getrouwd met Klaas-Hemke van Meekeren (1971), die natuur- en landschapstechniek studeerde en veel weet van inheemse planten, en moeder van Mirthe (2007). In 2016 verscheen haar boekje ”Genieten van genoeg”, een bundeling van thema’s waar ze eerder in lezingen, artikelen en columns aandacht aan besteedde. In Nijmegen studeerde ze sociaalwetenschappelijke milieukunde, waarvoor ze de houding van boeren ten opzichte van agrarisch natuurbeheer onderzocht. Vanaf 1996 was ze betrokken bij de christelijke (jongeren)beweging Time to Turn. Tot juni was ze lector ethiek en technologie bij Saxion.