Column: Delen is hip
Het is weer hip om te delen. Waar je vroeger als vanzelfsprekend bij je buren aanklopte als je iets nodig had, werd dat minder naarmate we onze buren minder goed kenden. Maar nu mag het weer. Er worden op internet complete platforms voor ingericht. Een kwart van de Nederlanders zegt mee te doen in de deeleconomie. Maar gaat het om delen, of is het een nieuwe manier van verkoop onder het mom van ”het nieuwe delen”? En leidt het tot minder spullen?
Neem het autodelen. Dat kan op verschillende manieren. Je kunt gewoon naar de buren lopen en vragen of je hun auto kunt gebruiken. Je kunt je auto aanmelden op een autodeelwebsite, waar anderen zich inschrijven en voor een bepaald bedrag de auto gebruiken. Dat is een vorm van betaald delen. Je kunt ook lid worden van een organisatie die zorgt voor deelauto’s en een pasje, waarvan het geld voor gebruik wordt afgeschreven. Ik vind dit mooie initiatieven. Als de deelauto de eigen auto vervangt, leidt dit meestal tot minder autokilometers.
Ook de Ubertaxi valt onder de deeleconomie, maar daar kun je vraagtekens bij plaatsen. Het is een bedrijf waarbij mensen met hun eigen auto taxidiensten aanbieden. De vergoeding is echter zo laag en de afdracht aan het bedrijf zo hoog dat dit niets meer met delen te maken heeft.
Wat valt dan wel onder de deeleconomie en waar ligt de grens? Wat ik essentieel vind voor een deeleconomie is dat er contact is tussen de eigenaar en de gebruiker. Dit sociale aspect geeft de deeleconomie meerwaarde. Het gaat trouwens niet alleen over goederen maar ook over diensten, over het uitwisselen van kennis en vaardigheden. Denk aan het koken van maaltijden die mensen thuis afhalen, uitgeruild tegen huiswerkbegeleiding of het schilderen van een huis. De een is heel technisch, terwijl een ander goed met kinderen kan werken. Deze vaardigheden kunnen tegen elkaar uitgewisseld worden. Dat gebeurt al langer met alternatieve munten. Kennis wordt gratis ingezet in bijvoorbeeld energiecoöperaties, waarbij buurten samen een windmolen realiseren of gezamenlijk zonnepanelen inkopen en daar fors op bezuinigen.
Uiteraard zijn er grijze gebieden tussen de deeleconomie en de reële economie. Neem het verhuren van je logeerkamer of je hele huis via Airbnb. Het is een eenvoudige manier om geld te verdienen. De logeerkamer staat toch leeg. Sommige mensen vinden het heerlijk om mensen te ontvangen, nodigen hun gasten aan de ontbijttafel en verdienen ondertussen wat geld bij. Er zijn echter ook situaties waarbij er helemaal geen sprake is van contact tussen verhuurder en huurder. Dan wordt er een tussenpersoon ingeschakeld waar je de sleutel kunt halen en dat is het. Daarnaast vraagt Airbnb een steeds groter deel van de opbrengst, waardoor het in feite commerciële verhuur is geworden.
Hoe harder de deeleconomie groeit, hoe meer vragen het oproept. Want wie houdt er toezicht op datgene dat aangeboden wordt? Wie controleert of de aangeboden logeerkamer of maaltijd voldoet aan de omschrijving? Een feitelijke kwaliteitscontrole vindt niet plaats. De evaluatie bestaat uit reacties van gebruikers op de website. Dat is een subjectief verhaal, wat overigens wel veel zegt. Maar of daar veel familieleden en vrienden tussen zitten die positief schrijven om klanten te trekken, dat weet je niet. Een ander kritisch punt van de deeleconomie is dat er meestal geen belasting wordt betaald over de verhuurde goederen en diensten. Wanneer goederen tegen andere goederen of diensten worden geruild met een sterke sociale component, heb ik daar niet zo veel problemen mee. Dat voegt ook iets toe aan onze maatschappij. Echter, wanneer het een commerciële business wordt die weinig met delen te maken heeft, moet er gewoon belasting worden betaald.
Dan de vraag of de deeleconomie tot minder spullen leidt. Want dat zou mooi zijn: het idee dat je niet alles hoeft te hebben, zolang je er maar toegang toe hebt. Dan hoeft je wat je maar af en toe nodig hebt niet aan te schaffen, wat weer grondstoffen, energie en afval scheelt. Voor veel mensen zal dit opgaan. Het Rathenau Instituut is echter bang voor een ”reboundeffect”, wat betekent dat mensen het bespaarde geld uitgeven aan andere spullen. Ook is het maar de vraag of deelauto’s eigen auto’s vervangen. Voor sommige mensen is het een tweede auto die de fiets vervangt, en dat levert natuurlijk geen milieuwinst op.
Desondanks ben ik blij dat er meer aandacht is voor delen. Zolang het niet te commercieel wordt, biedt het mogelijkheden voor mensen om maatschappelijk actief te worden, anderen te ontmoeten, hun kennis en gaven in te zetten. De deeleconomie kan een mooie opstap zijn om een onderneming te starten. En als we ons weten te beheersen, leidt het tot minder consumptie en meer duurzaamheid.
Dr. Martine Vonk werkt als lector ethiek en technologie bij Saxion.