Tóch geen kanker. „Het geloof kan bergen verzetten”
Ze glunderde toen we haar kamer binnenkwamen. Het was al tegen twaalf uur in plaats van het afgesproken tijdstip van tien over elf. Bij het zien van haar opgewekte houding vloeide de spanning snel weg. Wij: mijn vrouw en ik. Zij: de urologisch chirurg. De plaats: haar spreekkamer bij gelegenheid van het postoperatief consult.
Het was iets meer dan twee weken geleden dat zij de nodige ingreep bij mij had uitgevoerd: de verwijdering van de linkernier samen met een vuistgrote tumor. Vanaf het eerste onderzoek was er geen twijfel mogelijk: kwaadaardig. Dat woord was van den beginne gevallen. En telkens herhaald: bij de echo, bij de CT-scan, bij de PET-scan, bij het maken van de afspraak voor de ingreep. Tot zelfs na de operatie: onmiskenbaar kanker. Gelukkig tot dusver kennelijk geen uitzaaiingen.
We hoopten nu op bevestiging van die laatste bewering. De blijde uitstraling van de chirurg gaf verwachting. Toch werd het een ander bericht. „Ik heb voor u de meest positieve uitslag. Van kanker is geen sprake. Wat we hebben weggenomen, is een zogenaamde oncocytoom. Goedaardig! Terwijl het alle, ook uiterlijke, verschijnselen van het tegendeel had. Probeer het te verwerken en ervaar het maar als een wonder!”
Ik zal deze column niet vullen met een poging onze gevoelens te verwoorden. Liever haak ik aan bij de aansprekende bijdrage van Enny de Bruijn in de krant van dinsdag. Zij schreef over ziekte en genezing. Haar prikkelende binnenkomer zette aan het denken. Niet alleen mij, vermoed ik. „Wie gelooft, mag wonderen verwachten en wie bidt, zal genezen worden. Geloof kan immers bergen verzetten. Dat staat in de Bijbel. Maar wat moet je doen als je – ondanks al je gebeden – toch níét beter wordt?”
Dagelijks krijgen vele anderen een bericht tegengesteld aan dat wat ik ontving. En ze worstelen daar misschien mee op de manier als hier verwoord. Aan hen moet ik deze dagen veel denken. Enny de Bruijn wijst naar de overdenkingen van de man die zich diepgaand bezonnen heeft op het geheim van de navolging van Christus, Thomas a Kempis, die in 1471 overleed. „Wees ervan overtuigd, dat ge uw leven stervend moet doorbrengen. En naargelang iemand meer voor zichzelf sterft, begint hij meer voor God te leven.”
Het doet mij op mijn beurt denken aan het boekje dat ik las in het ziekenhuis, de enkele dagen dat ik daar lag. Een juweel van een werkje: ”Gebed van een zieke” van Blaise Pascal (overleden in 1662). Ik las er, en bad er, onder meer deze belijdenis: „U had me gezondheid gegeven om U te dienen. Ik heb er een volstrekt werelds gebruik van gemaakt. Nu zendt U me ziekte om me terecht te wijzen. Sta niet toe dat ik die gebruik om U te tergen door mijn ongeduld. Ik heb een slecht gebruik gemaakt van mijn gezondheid. U hebt me daar rechtvaardig voor gestraft. Laat niet toe dat ik een slecht gebruik maak van uw straf. En aangezien het verderf van mijn natuur zodanig is dat ze van Uw gunstbewijzen iets maakt wat schadelijk voor me is: geef, o mijn God, dat Uw almachtige genade Uw kastijdingen voor mij tot iets heilzaams maakt. (...) Heere, ik weet dat ik niets weet dan dit: dat het goed is om U te volgen, en dat het slecht is om U te grieven. Verder weet ik van niets wat het beste of het slechtste is. Ik weet niet wat heilzaam voor me is: gezondheid of ziekte, rijkdom of armoede, noch wat ook ter wereld. Dat te onderkennen, gaat het vermogen van mensen en engelen te boven, en is verborgen in de geheimen van Uw voorzienigheid, die ik aanbid, en die ik niet wil ontraadselen.”
Het is deze dag Stille Zaterdag. De Man van smarten ligt in het graf. „Het behaagde de Heere Hem te verbrijzelen. Hij heeft Hem krank, ziek gemaakt...” In het kennen van Hem ligt de ware troost. Nog één keer Thomas: „Voor wie zich goedschiks aan het kruis onderwerpt, gaat alle last van de beproeving over in vertrouwen op Gods vertroosting.”
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl