Secularisatie vraagt om christelijk tegendraadse politiek
De ontkerkelijking roept om meer tegendraadse christenen en christelijk tegendraadse politiek, waarbij we onze taal, maar niet onze boodschap aanpassen aan deze tijd, betoogt Laurens Wijmenga.
Is in een ontkerkelijkte samenleving toenadering tot het seculiere ”mainstream”-denken wenselijk, of moeten christenen juist de confrontatie zoeken met de tijdgeest? Met deze vragen worstelen christenen in Nederland al lang.
In de neocalvinistische traditie, waaruit de ChristenUnie is voortgekomen, koos men voor de confrontatie. Abraham Kuyper, voorman van de Anti-Revolutionaire Partij, gebruikte voor deze strategie het Griekse woord antithese oftewel tegenstelling. De tegenstelling die Kuyper creëerde was omstreden, ook onder protestantse christenen. Christenen zouden zich opsluiten in hun eigen organisaties, waardoor ook het Evangelie voor de wereld werd afgesloten. De laatste tijd kruipen christenen daarom steeds vaker uit hun schulp en zoeken ze de toenadering. Er gaan zelfs geluiden op de antithese helemaal los te laten. Is dat verstandig?
In maart 2013 zond de EO de documentaire Schone Schijn uit, over prostitutie en mensenhandel. De documentaire is een verslag van een reis naar Zweden die CU-leider Segers en PvdA-Kamerlid Hilkens samen maakten, om de Zweedse prostitutiepraktijk met eigen ogen te zien. Een sociaaldemocraat en een christenpoliticus samen op de achterbank, vrolijk keuvelend over hun motieven om hoerenlopen strafbaar te stellen.
Wie had zich dit twintig jaar geleden kunnen voorstellen? Decennialang vormden christenen en socialisten strijdende kampen die elkaar het licht in de ogen niet gunden. Op ethische thema’s zoals prostitutie, abortus en echtscheiding was sprake van een ware ”Kulturkampf”, die met grote felheid werd gevoerd. Hoe anders is dat nu. Ondanks, of wellicht juist doordat, de ontkerkelijking haar voltooiing heeft bereikt, treedt eindelijk toenadering tussen beide kampen op. Anno 2017 vullen de Kamerleden van christelijke politieke partijen samen nog slechts een bescheiden klaslokaaltje. En amper een kwart van de bevolking rekent zich tot een kerk.
Dijkdoorbraak
De secularisering (in de zin van ontkerkelijking) is in Nederland niet alleen ver gevorderd, maar heeft zich ook in een razend tempo voltrokken. Plotsklaps, „alsof het was afgesproken”, met de woorden van prof. Boutellier in ”Het seculiere experiment” (2015), namen vanaf de jaren zestig mensen massaal afscheid van God en de kerk. Een onverwachte dijkdoorbraak tijdens stormvloed, waarbij het water door de bressen bij elke vloed verder doordringt in de polder. Toenemende welvaart en individualisering vormden het springtij, maar voor de doorbraak waren de voorwaarden al lang aanwezig. Door kwelwater en konijnenholen waren de dijken langzaam ondermijnd.
Zo kwamen in de intellectuele bovenlaag en onder arbeiders ongeloof en afnemend kerkbezoek sinds de achttiende eeuw in toenemende mate voor. En de filosofie van de Verlichting had al eeuwen terug de bouwstenen geleverd voor een denken gebaseerd op de rede, waarin geen plaats meer was voor God.
Hoe dienen christenen te reageren op de secularisering? En had de ‘dijkdoorbaak’ misschien voorkomen kunnen worden? De watersnoodramp van 1953 was bijvoorbeeld vermijdbaar: Rijkswaterstaat wist al tientallen jaren dat de dijken in Zeeland te zwak waren om een grote stormvloed tegen te houden. Er was echter bewust gekozen om het geld te reserveren voor de wederopbouw van industrie en woningbouw.
Ook de secularisering kwam niet onverwacht. In de christelijke traditie waarin ChristenUnie en de EO staan, heeft men daarom al lange tijd kunnen nadenken over een passend antwoord. Groen van Prinsterer, grondlegger van christelijke politiek en naamgever van Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie, schreef er zelfs een boek over: ”Ongeloof en Revolutie” (1847). Grofweg zijn er in onze traditie twee reacties op de secularisering waar te nemen.
Pompen of verzuipen
De eerste reactie is die van confrontatie en het trekken van scherpe lijnen. Ik vergelijk dat met het bouwen van hoge dijken, waarna verdronken land stukje voor stukje weer wordt drooggepompt en ingepolderd. Dit was de reactie van Groen en Kuyper. Kuyper verwees naar het fundamentele verschil tussen de gelovige en de ongelovige, zoals verwoord in Psalm 1 en Maleachi 3:18. Volgens Kuyper werkt de antithese door „op elk terrein en op elke dag… in geheel onze levensopvatting en in geheel onze beschouwing van het persoonlijk, het huiselijk, het sociaal en het staatkundig bestaan” (“Wij Calvinisten”, 1909). Op initiatief van Kuyper en zijn geestverwanten werden dan ook een nieuwe kerk en nieuwe maatschappelijke organisaties opgericht, op orthodox-christelijke grondslag.
De tweede reactie is die van toenadering en dialoog. Je zou dat kunnen vergelijken met het Nederlandse systeem van watermanagement. Door gemalen, sluizen, uiterwaarden en polders krijgt het water de ruimte en ontstaat er een soort samenwerking. De polder wordt nat gehouden, zodat hij niet inklinkt, waardoor het land bebouwd kan worden. Gemalen pompen de polder droog als het regent en sluizen lozen het water op de ringvaart.
In de lijn van deze metafoor moeten christenen zich niet opsluiten achter hoge dijken, maar midden in de samenleving staan en samen optrekken met diegenen in wie nog een vonkje christelijk geloof, moraal of in ieder geval wat goede bedoelingen te vinden zijn. Deze christenen waren vanouds te vinden bij de Christelijk-Historische Unie en de Hervormde Kerk. Uiteindelijk heeft deze reactie de overhand gekregen in christelijk Nederland. Verzuilde organisaties in politiek en media zijn opgegaan in grotere verbanden met een inclusieve grondslag. De partij van Kuyper ging op in het CDA, waar ook moslims en niet-gelovigen lid van zijn. Omroepen zoals de KRO en NCRV richtten zich meer op vermaak, om aan te sluiten bij de populaire cultuur.
Deze toenadering leidde tegelijkertijd tot de vorming van organisaties die de antithese trouw bleven. Zoals de RPF, die zich afsplitste van het CDA. En de EO, die ontstond in reactie op de veranderingen bij de NCRV. Het schrappen van het zanguur ”Johannes de Heer” was daarbij de spreekwoordelijke druppel. De EO en RPF vormden een kleine zuil met een sterk antithetisch geluid, met name bij thema’s als abortus en euthanasie. Maar nu, veertig jaar later, zijn ook binnen deze zuil barstjes zichtbaar. Opnieuw klinken geluiden van toenadering tot de seculiere cultuur. De EO wil niet meer preken op het kerkplein, maar verbinden op het marktplein, bijvoorbeeld in programma’s als ”Adieu God?” en ”The Passion”. Bovendien gaat men, weliswaar vanuit een apart productiehuis, programma’s maken voor vrijzinnige kerken.
Afscheid van antithese?
Ook de ChristenUnie zoekt toenadering tot de mainstreamcultuur. Onze taal is minder getuigend dan in het verleden. In mijn woonplaats Amersfoort werd vier jaar geleden een verkiezingsprogramma geschreven waarin verwijzingen naar God of de Bijbel aanvankelijk geheel ontbraken. Kenmerkende uitspraken in het programma waren: „De stad, dat zijn we samen” en: „We staan voor een rechtvaardige stad waarin iedereen gelijk wordt behandeld”. Kortom: een programma waar niemand aanstoot aan kon nemen en niemand tegen was. Ook de landelijke verkiezingsprogramma’s spreken een andere taal dan vroeger. In 2003 was de titel nog: ”Samen leven naar Bijbelse normen”. Anno 2017 zijn we ”Hoopvol realistisch”.
Ook onze grondslag, het politieke basisdocument dat elk lid ondertekent, is recent aangepast, zodat meer mensen zich welkom voelen bij de partij. Verwijzingen naar de Heidelbergse Catechismus en Dordtse Leerregels werden geschrapt omwille van evangelische en katholieke christenen. En voor sommigen gaat dat nog niet ver genoeg. Iedereen moet zich bij ons behaaglijk thuis voelen. Al te nadrukkelijke christelijke ”identity markers”, zoals de verwijzing naar de geloofsbelijdenis van Nicea en zelfs onze naam, mogen daarom overboord.
De toenadering tot de hoofdstroom van onze cultuur levert winst op. Christenen zijn weer salonfähig en mogen aan tafel in populaire praatprogramma’s zoals ”Pauw” en ”Jinek”. The Passion trekt van stad naar stad en trekt veel publiek. De ChristenUnie schuift reeds voor de tweede keer aan in een kabinet. Bovendien worden er concrete resultaten geboekt, zoals geld voor uitstapprogramma’s van prostituees en palliatieve zorg. Maar er is een tegenbeweging. Voormalige EO-coryfeeën en -medewerkers vertrekken naar Family7, de Mars voor het Leven trok dit jaar meer deelnemers dan ooit en de antithetische SGP vist nadrukkelijk in onze kiezersvijver.
De Britse socioloog Steve Bruce zou in dit proces een bevestiging zien van zijn theorie van cyclische secularisatie. Christenen zoeken in golfbewegingen toenadering tot het seculiere denken en gaan daar uiteindelijk in op. Wanneer dit gebeurt, splitst een kleine orthodoxe groep zich af. Vervolgens herhaalt het proces zich in ook deze groep, tot de laatste gelovige het licht uitdoet in de laatste kerk, de laatste school en de laatste omroep. Anderen, zoals de filosoof Charles Taylor en SCP-directeur Kim Putters, verwachten dat de ontkerkelijking binnenkort tot staan wordt gebracht, door de komst van gelovige migranten en de ingebakken menselijke behoefte aan religie.
Hoe het ook zij, ChristenUnie en EO nemen afstand van de antithese en varen daar wel bij. Het lijkt mij goed om deze strategie diepgaand te doordenken, puttend uit de traditie waaruit wij voortkomen. Dit zal ik doen in vier stellingen.
Waak over je hart
Ten eerste, de antithese is er, of we dit nu willen of niet. „Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart”, zegt Spreuken 4:23. De tegenstelling tussen geloof en ongeloof, zonde en recht is reëel, zegt de Bijbel en die loopt dwars door kerken, gezinnen en door ons eigen hart. Daarom moeten we voorzichtig zijn. In de Tweede brief aan de Korintiërs waarschuwt Paulus voor al te nauwe banden met ongelovigen. Geregelde kerkgang is volgens de Hebreeënbrief nodig om te kunnen volharden in het geloof.
Om ons hart en dat van onze kinderen te bewaken, is afzondering dus noodzakelijk. Kerken, christelijke scholen, tussenjaren en studentenverenigingen zijn van levensbelang. Daar bloeit christelijk leven op. Daar worden we weerbaar gemaakt. Zo kunnen we tegenwicht bieden tegen de secularisering, zonder onszelf op te sluiten. Het is niet voor niets dat de strijd voor bijzonder onderwijs een belangrijk speerpunt was voor christelijke politiek. En wat mij betreft moet het dat blijven. Ter illustratie: uit het onderzoek God in Nederland blijkt dat kerkverlating minder voorkomt in bevindelijk-gereformeerde kerken, waar kerk, gezin en school nog een stevig fundament bieden voor de confrontatie met de wereld.
Geen oordeel
De antithese moet ten tweede niet ontaarden in wereldmijding of een oordelende houding. Wie Jezus volgt, roept als vanzelf al weerstand op. Zoals Rikko Voorberg onlangs opmerkte in Perspex, het blad van de CU-jongerenorganisatie Perspectief: met een christelijk partijprogramma eindig je onvermijdelijk aan een kruis. Jezus vormde een steen des aanstoots voor de machthebbers en dat geldt ook voor wie tegenwoordig van zijn boodschap serieus werk wil maken. We moeten deze weerstand echter niet onnodig zelf creëren. Kuyper sprak graag van hele en halve christenen, ultramontanen, ethischen en heidenen. Met deze termen joeg hij hele volksstammen in de gordijnen en organiseerde hij zijn eigen isolement. Op kerkelijk terrein trok hij de lijnen nog scherper.
Dat is niet wat Jezus leerde: Hij oordeelde niet en trok samen op met hoeren en tollenaars. Waarbij Hij duidelijk was over zijn identiteit en zonde durfde te benoemen: „Ga naar huis en zondig voortaan niet meer”, zei Jezus tegen de overspelige vrouw in Johannes 8. Zoals Jezus toen deed, zo doet nu bijvoorbeeld de christelijke organisatie Tot Heil des Volks. Ze verkondigen het Evangelie in woord en daad, door hulp aan dak- en thuislozen en prostituees. Vanuit een duidelijke, christelijke identiteit. Ook de ChristenUnie combineert een duidelijke identiteit met de inclusieve boodschap van het Evangelie. Door onze grondslag en ons kernprogramma te herschrijven, kunnen we onnodige irritaties voorkomen. Maar we moeten afblijven van zaken die de kern van onze identiteit raken, zoals de geloofsbelijdenis in de grondslag of de C in onze partijnaam.
Geen schroom
We moeten ten derde niet aarzelen om onze kaarten op tafel te leggen. Toegegeven: de antithese sluit vruchtbare samenwerking met andersgelovigen niet uit. Zoals de Pacificatie van 1917 liberalen, socialisten en christenen bij elkaar bracht, zo is nu een kabinet gevormd waarin twee politieke tegenpolen, D66 en de ChristenUnie, elkaar gevonden hebben. En dat levert winst op. Zoals extra geld voor uitstapprogramma’s voor prostituees, een taskforce echtscheiding onder leiding van André Rouvoet, en begrip voor elkaars standpunten op medisch-ethisch terrein.
Maar in die verbinding sluimert ook een groot gevaar. De ”prisma’s van Pechtold” kunnen namelijk tot een dwangbuis worden. Medische noodzaak, een belangenafweging en een stevige maatschappelijke discussie mogen niet doorslaggevend worden voor onze stellingname over medische ethiek. Welke discussie er ook plaatsvindt en welk onderzoeksrapport er ook verschijnt: als de overheid gezonde mensen gaat helpen bij zelfdoding, moet de ChristenUnie uit dit kabinet stappen.
Dit geldt ook voor het advies van de Staatscommissie Herijking Ouderschap, waar dit kabinet zich toe zal verhouden. Door ons te beroepen op een zakelijk argument, zoals het belang van het kind, kunnen we klem komen te staan. Wat te doen als uit onderzoek blijkt dat meervoudig ouderschap daarmee niet strijdig is? Welke argumenten blijven ons dan nog over? Hebben we onszelf dan niet klem gezet?
We moeten ons daarom beroepen op onze echte bezwaren. Meervoudig ouderschap spoort niet met wat de Bijbel zegt – en wat de schepping laat zien – over gezinsrelaties. Kinderen hebben altijd één biologische vader en moeder. Laten we daar zonder schroom over vertellen. Dat we daarmee alleen staan, is reden te meer om dit geluid te laten horen. Hoe krijgt geloof anders een stem in de politiek? Wat is anders de meerwaarde van christelijke politiek?
Goden dezer eeuw
De antithese is ten slotte radicaal, maar niet activistisch. De leegte die ontstond door de secularisering is inmiddels opgevuld door een verzameling nieuwe goden. Een consistente lijn in het denken van oud-senator Egbert Schuurman en professor Bob Goudzwaard is dat de „goden dezer eeuw” worden gevormd door de Mammon, de afgod van geld en welvaart, en het geloof in de techniek, de wetenschap en de markt. Vertrouwen in deze afgoden voert ons naar de afgrond. Zij zijn verantwoordelijk voor de groeiende problemen van deze geglobaliseerde wereld, zoals het broeikaseffect, de ongelijke verdeling van welvaart en (indirect) de vluchtelingenstromen.
In reacties van christenen op deze wereldproblemen zie ik twee valkuilen. De ene valkuil is die van activistisch idealisme, waarbij het Koninkrijk van God wordt geïdentificeerd met het naar Nederland halen van vluchtelingen of vegetarisch eten. Jezus vroeg zijn tijdgenoten echter niet om ”sit-ins” te organiseren tegen de Romeinse bezetter of slaafvrije dadels te kopen. Hij predikte bekering tot God en een Koninkrijk dat niet van deze wereld was.
Dat innerlijke bekering belangrijker is dan goede werken, en daaraan voorafgaat, blijkt ook uit het Oude Testament. De profeten predikten geen duurzame landbouw of een dialoog met de Filistijnen. Bij hongersnoden en oorlogen was hun boodschap: „Bekeer u van de afgoden!” Ook nu zouden christenen in reactie op de grote wereldproblematiek allereerst moeten oproepen tot bekering van de afgoden, want daar ligt de kern. Daar moeten we ons realiseren dat profeten meestal niet geliefd zijn en ook weinig succes oogsten.
De andere valkuil is om niets te doen en tevreden te zijn met behoud van de status quo. De aantrekkingskracht van afgoden is, net als in Paulus’ tijd, ook voor christenen reëel. Politici, ook van christelijken huize, zoeken vaak oplossingen binnen wat haalbaar is op korte termijn, zonder al te veel schade aan gevestigde belangen en onze portemonnee. Schuurman stelt in ”Reformatorische Cultuurvisie” (1993) ons echter de vraag: „Wat is op lange termijn nodig voor een rechtvaardige samenleving?” In dit perspectief passen radicale maatregelen, zoals een verbod op het continue ‘opstallen’ van dieren en strengere regels voor de omstandigheden waaronder in ons land verkochte kleding wordt gemaakt. Schuurman spoort ons aan om op elk terrein van de samenleving de machten van markt, wetenschap en techniek te beteugelen met ethische toetsingskaders. Is het bijvoorbeeld wel ethisch verantwoord dat vliegen goedkoper is dan reizen met de trein of auto?
Met andere woorden, en dat komt in alle vier stellingen terug, deze tijd vraagt om meer antithese, niet om minder. Wie de antithese ontkent, heeft geen kracht tegen de secularisering. Secularisering vraagt om meer tegendraadse christenen en christelijk tegendraadse politiek, waarbij we onze taal, maar niet onze boodschap aanpassen aan deze tijd. Zoals de Bijbel het zegt: „Wandel met wijsheid bij hen die buiten zijn, en buit de geschikte tijd uit. Laat uw woord altijd aangenaam zijn, met zout smakelijk gemaakt, opdat u weet hoe u iedereen moet antwoorden (Kol. 4:5,6).”
De auteur is onderzoeker bij het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. Deze lezing sprak hij op 23 maart uit tijdens het WI-symposium ”Christelijk tegendraads”.