M’Cheyne: Zoek de dingen die boven zijn
„Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods.” Kolossenzen 3:1
Als een schare gezegende engelen zich op de aarde zou komen vestigen, als zij op en neer door onze straten zouden lopen in het vervullen van het werk waartoe zij werden uitgezonden, als het licht van hun hemels aangezicht zou verschijnen te midden van de menigten bedrijvige wereldlingen, wat zouden ze dan opvallen! Iedereen zou hen aanstaren. De kleine kinderen op straat zouden hen alleen al achternagaan om de heldere ogen te zien van hen die de heerlijkheid van het betere vaderland hebben aanschouwd.
Welnu, vandaag is er een schare mensen die nog veel meer opvalt. Weliswaar zijn het er niet veel; zij vormen een klein kuddeke en weliswaar trekken zij niet de aandacht van de menigte; zij hebben geen glanzende vleugels en zij zien er ook niet altijd als koningskinderen uit. De meesten van hen zijn eenvoudig gekleed. Sommigen sterven op een ziekbed. Slechts een paar bezitten de rijkdom van deze wereld, maar het is een volk waar men zich over verwonderen moet, want zij zijn met Christus opgestaan; zij zoeken de dingen die boven zijn, waar Christus aan de rechterhand van God zit. Zij zetten hun hart op de dingen die boven zijn, niet op de dingen van beneden. Christenen, u bent die wonderlijke schare. Tenminste, die moet u zijn als u enigszins christenen bent. Maar waar vinden we christenen die met Christus opgestaan zijn? Als u een leven des geloofs wilde leiden, dan zou u als sieraden in een vuilnishoop zijn. U zou een koninklijk priesterdom, een bijzonder volk zijn, als eerstelingen Zijner schepselen (Jak. 1:18).
Gelovigen zijn in Christus opgestaan
Alles wat Christus gedaan en geleden heeft in deze wereld deed en leed Hij niet voor Zichzelf, maar als Borg in de plaats van zondaren. Was Hij voor Zichzelf naar deze wereld gekomen, wat zou Hij dan als een ander Persoon zijn opgetreden. De stralen van Zijn Goddelijke heerlijkheid zouden door de zwakke tabernakel van Zijn vlees heen zijn gebroken. Men zou nog eerder de zon met een gordijn hebben kunnen bedekken dan dat Zijn Goddelijke heerlijkheid verborgen zou zijn gebleven. Zondaren zouden van voor Zijn aangezicht zijn weggevlucht en tot de steenrotsen hebben geroepen om hen te verbergen. Maar Hij is niet voor Zichzelf gekomen; Hij kwam als Borg, als Mens in plaats van andere mensen.
a. Hij leefde als Borg. Zijn hele leven lang heeft Christus alle gerechtigheid vervuld. Om deze reden was Hij als Kind Zijn ouders onderdanig. Hij werd in de Jordaan gedoopt. Om deze reden zocht Hij onophoudelijk goed te doen, en maakte Hij het tot Zijn spijze en drank om de wil van Zijn hemelse Vader te doen. Hij was heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren. Welnu, het was niet om er Zelf beter van te worden dat Hij dat leven van gewillige gehoorzaamheid heeft doorgemaakt, en dat Hij lust had om Gods wil te doen. Hij hoefde niet de hemel voor Zichzelf te verdienen, want Hij was in de hemel voordat Hij kwam. Waarom heeft Hij dit alles gedaan? Ik antwoord: als Borg in de plaats van zondaren, opdat iedere zondaar zich mag bekleden met Zijn gehoorzaamheid en een recht op de eeuwige heerlijkheid moge hebben. O, zondaar, u weet niet wat u doet als u Christus als uw Borg weigert.
b. Hij stierf als Borg. Zijn hele leven lang was Christus een lijdende Borg, maar Hij was dit in het bijzonder in Zijn sterven. Zou Hij voor Zichzelf hebben gestaan, dan zou Hij niet hebben geleden, want Hij heeft geen zonde gekend en in Zijn mond is geen bedrog gevonden. Maar ook al heeft Hij geen zonde gekend, toch heeft God Hem zonde voor ons gemaakt. God maakte Hem zonde alsof Hij van het hoofd tot de voeten toe een en al zonde was. En geen wonder, want God beschouwde Abrahams leugens, Davids overspel en Manasses moorden als Zijn zonden. God legde Hem tienduizenden zonden ten laste van allen die ooit geloofd hadden, van allen die in Hem zouden geloven. Ja, nog meer dan dit, want de Bijbel zegt: „Hij is een Verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld” (1 Joh. 2:2).
U zult vragen: weigerde Christus hen niet door te zeggen: Ik heb deze zonden niet bedreven; Ik zal de straf voor hen niet dragen? Ik antwoord: Nee. Hij werd als een lam ter slachting geleid, en als een schaap dat stemmeloos is voor degene die het scheert, alzo deed Hij Zijn mond niet open. Hij noemde de ongerechtigheden Zijn ongerechtigheden. „Mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten” (Ps. 40:13).
Zondaren, weet toch wat u doet wanneer u weigert Christus als uw Borg aan te nemen! Ook al had u alle zonden van David en van Manasse op uw hoofd, dan zou u toch met vrijmoedigheid Christus als uw Borg mogen aannemen en vrede mogen hebben.
Gelovigen, u bent met Christus verenigd; houd de vrijmoedigheid in Hem tot het einde toe vast (Hebr. 3:6). De duivel zal vaak proberen om de schuld van vroegere zonden tegen u in te brengen, maar onthoud het, breng ze alle tot Christus en stapel ze op Zijn hoofd. „Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt” (Joh. 1:29).
Zijn vaste woonplaats
c. Christus stond op als Borg. Zou Christus voor Zichzelf hebben gestaan, dan zou Hij nooit in het graf hebben gelegen, en zou Hij ook niet een tijd onder de macht van de dood hebben verkeerd. Voor Hemzelf was de hemel Zijn vaste woonplaats en alle machten van de hel konden Hem er niet van weerhouden om daarnaar terug te keren. Hij lag echter in het graf als Borg. Tijdens deze drie dagen werd in Hem dit woord vervuld: „Gij zult de dood sterven.” Maar op het ogenblik dat de God van oneindige rechtvaardigheid voldoende genoegdoening had ontvangen, op datzelfde ogenblik stond onze Borg op. Hij stond niet voor Zichzelf op, maar voor ons, als Mens in onze plaats.
Is er iemand onder u ontwaakt die voelt dat hij onder de vloek van God ligt? O, laat u overtuigen om Christus als uw Borg aan te nemen. Geloof de liefde die in Gods hart is en die voor zo’n Borg heeft gezorgd. Twijfel niet en op het moment dat u gelooft, bent u met Christus gekruist, bent u rechtvaardig bij Hem, bent u met Christus opgestaan.
U bent van onder de toorn van God vandaan gehaald. Zoals Jona, toen hij op het droge werd uitgespuwd, van onder de golven vandaan werd gehaald, zo is Christus, onze meerdere Jona, van onder de golven van Gods gramschap vandaan gehaald. Zo is het ook met u als u met Hem bent. Nooit zal Gods toorn meer op Christus neerkomen; nooit zal Gods toorn meer op u neerkomen.
U bent opgeklommen tot de gunst van God. Toen Christus uit de donkere grafspelonk opstond, begaf Hij Zich in het licht en de heerlijkheid des hemels. En zij die in Hem geloven, worden overgezet uit de duisternis in Zijn wonderbaar licht. U verkeert evenzeer in Gods gunst als Christus. „Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op” (Jes. 60:1).
Gelovigen zijn mét Christus opgestaan
Zolang een mens onbekeerd is, is hij dood en is hij zeer ver van God verwijderd. God is net zozeer het Leven van de ziel als de ziel het leven is van het lichaam. Toen Adam met God in het paradijs wandelde, woonde God in hem en wandelde Hij in hem en daarom was Adam heilig en gelukzalig. Maar toen Adam zondigde, week God uit zijn hart; Hij woonde niet meer in die tempel. ”Ikabod” werd geschreven op het voorhoofd van de mens, ”de eer is weggevoerd”. De mens is een dood voorwerp geworden, dood door de misdaden en de zonden. Hij ligt in een graf van verderfelijkheid en gruwelijkheid; vanbuiten en vanbinnen is alles verachtelijk.
O, dat God sommigen van u die in deze doodstaat liggen wilde wakker schudden, opdat zij zullen voelen hoe vreselijk deze staat is. Maar de doden voelen niet. Dat is de reden waarom zo velen ongevoelig zijn onder de prediking van het Woord!
Maar op het moment dat het oor van een mens Gods blijde boodschap hoort, dat Hij Zich over dode, verloren en bedorven zondaren heeft ontfermd; op het moment dat het hart gewillig wordt gemaakt om Christus als zijn Borg aan te nemen; op het moment dat de tong uitroept: Hij is mijn Wijsheid, mijn Gerechtigheid, mijn Heiligmaking, mijn Verlossing; op datzelfde moment wordt de ziel voor God gerechtvaardigd. Nooit zal Hij eerder worden gerechtvaardigd. Maar op het moment dat hij gelooft, is de ziel net zo gerechtvaardigd en opgestaan voor Gods aangezicht als Christus is. Op dat moment zegt God: Ik zal wederkeren tot Mijn woonplaats. God ziet geen beletsel om weer in het hart van de gerechtvaardigde zondaar te komen wonen. God de Heilige Geest zegt: Ik zal in hem wonen en in hem wandelen. En zoals het van Jeruzalems tweede tempel werd gezegd: „De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden dan van het eerste” (Hagg. 2:10), kan dit ook van het hart van de gerechtvaardigde zondaar gezegd worden.
God de Heilige Geest komt eeuwig bij ons wonen en Hij trekt de ziel veel dichter tot God op dan Adam voor zijn val. Onze heiligheid, die vastligt in het verbond, zal eeuwig bestaan. Want de Geest zal eeuwig bij ons blijven.
Hebt u de Heilige Geest ontvangen? Is God werkelijk in u komen wonen, als een fontein, als een bron, als een rivier? Sommigen van u schrikken van zo’n vraag. Ach, hoe duidelijk is het dat u geen gelovigen bent als God niet in u is komen wonen. Lees de Handelingen der apostelen maar eens grondig door en u zult zien dat de gave van de Heilige Geest altijd volgt op het geloof. „Zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe” (Rom. 8:9). Sommigen van u weten wat dit betekent. Hij kwam als de wind, zonder dat u iets voelde, iets hoorde en iets zag. Hij kwam als de gouden olie uit de groene olijfboom en nu blijft Hij bij ulieden en Hij zal in u zijn (Joh. 14:17). Hij vertroost u door Christus op liefelijke wijze aan u voor te stellen. Hij wekt u op om gemeenschap te hebben met de Vader en de Zoon. U leeft in de Geest en bidt in de Geest en u bent in de Geest op de dag des Heeren. O, dan bent u met Christus opgestaan en tot u zendt God vandaag deze boodschap: Zoek de dingen die boven zijn, waar Christus is. Zet uw hart op de dingen die boven zijn, niet op de dingen die van deze aarde zijn.
De dingen die boven zijn
Opgestane zielen behoren God te zoeken en hun hart op God te zetten. God is een van de dingen die boven zijn, waar Christus is. Christus is aan de rechterhand Gods, op dezelfde troon met God. God is dus het voornaamste Voorwerp dat de opgestane ziel moet zoeken. God is het waarachtige Deel van de ziel. De mens was aanvankelijk zo gemaakt dat al zijn genegenheden God konden omhelzen. Zoals de zeekust met zijn duizenden inhammen en baaien gemaakt werd om door de oceaan te worden gevuld, zo was het hart van de mens met zijn duizenden in elkaar grijpende genegenheden gemaakt om door God te worden vervuld en verzadigd. Toen de mens viel, veranderde dit. Alsof de inhammen en baaien van de zeekust zich omdraaiden en de zee niet meer toelieten, zo keerde de gevallen mens zich van God af en bande hij Hem uit zijn hart. De genegenheden die gemaakt waren om de Schepper te omhelzen, begonnen het geschapene te omhelzen en hierin liggen onze zonde en ellende samengevat.
Wij zijn liefhebbers geweest van vermaak, meer dan liefhebbers van God. We hebben het schepsel meer liefgehad dan de Schepper, Die te prijzen is in der eeuwigheid. Maar als u met Christus opgestaan bent, is uw toestand veranderd. Als u opgestaan bent door de inwoning van de Heilige Geest, dan kunt u niet anders dan God zoeken en uw hart op God zetten. God de Heilige Geest bemint God de Vader met een oneindige liefde. Overal waar Hij woont, zal Hij Zich altijd hemelwaarts strekken, zoals een vlam altijd omhoog brandt.
Woont God de Heilige Geest in u? Dan zal Hij voortdurend uw hart opwekken om als een heilige vlam naar de Vader toe te branden. U kunt niet anders dan Hem zoeken Die boven is, waar Christus zit; u kunt niet anders dan uw hart op Hem zetten Die boven is. „Wie heb ik nevens U in de hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde” (Ps. 73:25). Sommigen van u kunnen God niet liefhebben. Waarom niet? Omdat zij de Geest niet hebben.
Hemelse bezigheden
Opgestane zielen behoren hemelse bezigheden te zoeken. De mens werd nooit geschapen om te luieren. Een lui mens is een monster op de wereld. Toen Adam in het paradijs werd geplaatst, werd hij daar geplaatst „om die te bouwen en die te bewaren” (Gen. 2:15). Toen de mens viel, verloor hij al zijn hemelse bezigheid. Zeker, onbekeerde mensen hebben veel bezigheden, maar die zijn gericht op de aarde. Hun bezigheid richt zich op geld, op eten en drinken of op vleselijke begeerlijkheden. Werp een blik in het graf als de ontbinding haar werk doet. Ziet u de werkzaamheid van de wormen? Zodanig is ook de bedrijvigheid van onbekeerde mensen. Opgestane zielen zoeken echter de dingen die boven zijn. Als u met Christus bent opgestaan, zult u hemelse bezigheden zoeken en die beminnen.
Zie op God; Hij is altijd bezig met uitdelen; zoals de zon nooit moe wordt om te schijnen, zo wordt God ook niet moe om zegeningen uit te delen.
Zie op Christus; Hij is altijd werkzaam in het bidden tot de Vader of in het wandelen tussen de gouden kandelaren.
Zie op de engelen; zijn zij niet allen gedienstige geesten die tot dienst worden uitgezonden om dergenen wil die de zaligheid zullen beërven? Zij hebben zes vleugels; met twee bedekken zij hun voeten, met twee hun aangezicht en met twee vliegen zij.
Eén ding is bijzonder aan alle bezigheden in de hemel. Zij zijn alle onzelfzuchtig. Op aarde zegt men dat eenieder het zijne zoekt; in de hemel zoekt niemand het zijne. Als u met Christus bent opgestaan, zoek dan de dingen die boven zijn. Als God de Heilige Geest in u is, dan weet ik dat u opgewekt zult worden om niet het uwe te zoeken, maar de dingen van Jezus Christus.
Sommigen praten als christenen, maar doen niets voor Christus. O, hoe komt dit? Dat komt omdat u de Geest van Christus niet ontvangen hebt. Als Gods Geest in u woonde, denkt u werkelijk dat u dan alleen uw eigen dingen zocht? Zou een engel zijn tijd doorbrengen met nietsdoen of een leven van slaafse arbeid alleen voor zichzelf leiden, zoals zo velen van u doen?
Ik bid u, ontwaak! Wek de gave op die in u is. Is er niemand naakt die gekleed moet worden, niemand arm die te eten moet krijgen, geen kinderen die moeten worden onderwezen, is er niets voor Christus te doen? O, hoe spoedig zal deze tijd voorbij zijn! De nacht komt. Zoek de dingen die boven zijn, waar Christus zit. Zet uw hart op de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn.
Frisse wind
Opgestane zielen behoren hemelse vermaken te zoeken. De mens werd geschapen om vermaak te zoeken. Gevallen mensen vinden vermaak in aardse dingen. Het is juist hun natuur om dat te doen. Maar ook al is er veel vermaak in de zonde, toch is het vermaak van de zonde maar voor een tijd, het duurt maar een klein poosje en daarna komt een eeuwige hel. Maar als God de Heilige Geest in een ziel woont, wekt Hij de ziel op om te genieten van de lieflijkheden die aan Gods rechterhand zijn. Het is juist de natuur van een opgestane ziel om hemels vermaak te zoeken. Iemand die altijd in de benauwde atmosfeer van een drukke fabriek heeft geleefd, is gelukkig en tevreden met haar verderfelijke dampen. Maar als hij opgetrokken zou worden in de vrije atmosfeer van de bergen en dalen, dan zou hij de frisse wind en de aangename reuk van de bloemen uit het hoogland leren waarderen.
Zo leert de ziel die gerechtvaardigd is en in wie de Geest woont, verlangen naar de verzadiging der vreugde die bij Gods aangezicht is en naar de lieflijkheden die eeuwiglijk in Zijn rechterhand zijn (Ps. 16:11). Bent u met Christus opgestaan? Dan zult u van dankzegging houden. Zij is een van de zoetste vermaken van de hemel. Bent u met Christus opgestaan? Zoek dan de kennis van God, zoek Hem meer te kennen, leer Hem meer te aanbidden. Dat is het een en al van de hemel.
Van alles los zijn
Opgestane zielen zoeken de bezittingen van de hemel. „En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daaraf”, zegt God bij monde van de profeet. Zelfs in de woestijn wijst God ons onze woning en onze wijngaard toe die boven zijn. Bent u met Christus opgestaan? Zoek dan de bezittingen die boven zijn. Zet uw hart niet op rijkdom. U zult u met vele smarten doorboren. Zet uw hart niet op vrienden; zij zullen sterven als ze het dierbaarst zijn. Zorg dat u van alles los bent. Zet uw hart op de dingen die boven zijn.
U vraagt: Hoe is dit mogelijk? Ik kan er niets aan doen dat ik alles liefheb wat ik zie: mijn huis, mijn boeken, mijn vrienden. Ik antwoord: Bij de mensen is dit onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. Wees vervuld met de Geest en leun op de belofte. Als de Geest in u woont, kent Hij de heerlijkheid van de hemelse erfenis; Hij zal uw hart naar de hemel optrekken, zodat u dag aan dag zult zeggen: „De zaligheid is ons nu nader dan toen wij eerst geloofd hebben” (Rom. 13:11).
Geliefde christenen, wij zijn dichter bij de zaligheid dan vorige week.
Robert Murray M’Cheyne (1813-1843), predikant te Dundee in Schotland, is slechts 29 jaar oud geworden. In de enkele jaren van zijn bediening was hij velen tot zegen. In Nederland kreeg hij bekendheid door zijn lied ”Eens was ik een vreemd’ling voor God en mijn hart”. Voor zijn geschriften is nog altijd veel belangstelling. Zij kenmerken zich door een tijdloze inhoud, een originele stijl en een indringende boodschap.
De afgedrukte preek is afkomstig uit de bundel ”De getrouwe Getuige”, uitgave Den Hertog, Houten; eerste druk 2001. De preek is een aansporing om de hemel en hemelse dingen na te jagen. Een actuele boodschap, ook in het pas begonnen jaar.