Duitsland op zijn kop voor bruinkoolwinning
Gestaag graven machtige machines zich een weg door het Duitse landschap. Miljoenen tonnen bruinkool worden gedolven en verstookt in elektriciteitscentrales.
Wereldwijd is Duitsland de grootste producent van bruinkool. RWE Power in het westen van Duitsland in de provincie Noord-Rijnland-Westfalen en het Tsjechische energiebedrijf EPH in het oosten graven hele streken af. EPH nam de vier mijnen in het aan Polen grenzende Lausitzgebied vorig jaar over van het Zweedse Vattenfall Europe Mining en werkt daar onder de naam LEAG.
Anne-Marie Oudejans, van origine een Nederlandse chemisch technoloog, bezocht de afgelopen jaren tal van dagbouwlocaties en bruinkoolmusea in het oosten en westen van Duitsland. Ze maakte er tal van foto’s en raakte en passant eigen met de Duitse uitdrukkingen waarmee ze zelf ook kwistig strooit.
Turf
Bruinkool is ontstaan in een mediterraan klimaat. In moeraswouden met naaldbomen ontstond aanvankelijk turfachtig materiaal. Herhaalde overstromingen zetten daar sediment op af. Onder hoge druk en temperatuur veranderde het materiaal in bruinkool. Zouden de druk en temperatuur nog hoger zijn geweest, dan was er steenkool ontstaan.
In de omgeving van Jülich, Inden en Hambach ten zuiden van het Duitse Ruhrgebied ligt een 40 tot 100 meter dikke bruinkoollaag bedekt met 180 tot 300 meter aarde en gesteente. Die grote hoeveelheid sediment moet eerst worden afgegraven. Het gaat om zand, klei en plaatselijk om zogeheten ”Toneisenstein”, siderietknollen die bestaan uit een keihard mineraal. Oudejans laat een foto zien van het afgraven van dit Toneisenstein. „Zie je, de vonken springen er af.”
Vroeger gebeurde het afgraven met scheppen en kruiwagens. „Ook in de Nederlandse provincie Limburg”, weet Oudejans. „Er was een enorm leger van mensen bezig. In Limburg waren de werkomstandigheden erbarmelijk.”
Momenteel graven de grootste graafmachines ter wereld zich een weg door de sedimentlagen. Deze ”Schaufelradbaggers” zijn rijdende fabrieken van wel 100 meter hoog op meer dan manshoge rupsbanden.
Graafwielen met een doorsnede tot zo’n 21 meter draaien gestaag rond. Elk graafwiel telt tot wel achttien graafbakken, elk van maximaal 6,6 kubieke groot. De inhoud van de bakken valt door het graafwiel naar binnen op een lopende band, 48 keer per minuut.
Hoogspanning
Ronkende diesels ontbreken. Slechts het zachte fluiten van zware elektromotoren verraadt dat de apparaten onder hoogspanning werken. Laag voor laag pellen ze de bodem af totdat ze stuiten op de waardevolle zwartige bruinkoollaag. Oudejans: „Dit afgraven gaat in principe non-stop door, 7 dagen per week, 24 uur per dag.”
Het afgegraven sediment (”Abraum”) gaat via een transportbandensysteem naar een ”Bandsammelstation”, een schakelstation waar alle lopende banden samenkomen. Van daaruit transporteren meer dan manshoge lopende banden het materiaal naar het afgegraven gedeelte aan de andere kant van de groeve. Laag voor laag stort een eveneens enorm apparaat, een ”Absetzer”, het sediment (”Verkippung”) op de juiste diepte terug.
Per etmaal verstouwen ze tot 240.000 kubieke meter gesteente. Dat is een voetbalveld van 80 bij 100 meter, 30 meter diep uitgegraven; of 12.000 vrachtauto’s met 20 kubieke meter inhoud – een file van Amsterdam naar Almelo.
Op de bodem van de groeve schrapen Schaufelradbaggers vervolgens met hun enorme graafwielen de bruinkool laag voor laag af.
Wolkenfabriek
Via transportbanden gaat de brandstof rechtstreeks naar de elektriciteitscentrales van Neurath, Frimmersdorf en Niederaussem, die samen 40 miljoen ton bruinkool per jaar verstoken. Oudejans: „Deze heten er in de volksmond ”wolkenfabriek”, vanwege de enorme wolken stoom die ze via de koeltorens omhoog blazen.”
Gemiddeld vergraven de Schaufelradbaggers voor elke kubieke meter bruinkool 3 tot 5 kubieke meter sediment. In de Garzweiler Tagebau, in de driehoek tussen Duisburg, Aken en Keulen, is goed te zien hoe dat in zijn werk gaat. Twee uitzichtpunten, één bij Hochneukirch en één bij Jackerath, geven een weidse blik over een surrealistisch heuvellandschap.
In het Lausitzgebied in het oosten van Duitsland exploiteert het Tsjechische bedrijf LEAG de bruinkooldagbouw. Het afgraven heeft daar op een iets andere manier plaatst dan bij het Ruhrgebied. Zo graven hier behalve Schaufelradbaggers ook emmerkettinggraafmachines. De bruinkool is hier afgezet in twee lagen: één van zo’n 4 meter dik op 20 meter onder het oppervlak, de andere laag is 60 tot 70 meter dik en bevindt zich op 100 meter diepte.
„Als je in zo’n groeve loopt, ben je binnen de kortste keren elk gevoel voor dimensie kwijt. De afmetingen van de groeve en de apparaten zijn immens”, vertelt Oudejans. „Terwijl de machines graven, hoor je continu een glasachtig tinkelend geluid. Dat zijn breuken die spontaan ontstaan in bruinkool die indroogt door de zon.”
Bruinkoolcentrale voorlopig onmisbaar
Duitsland zet al jaren in op de zogeheten Energiewende, de overstap op duurzame vormen van energieopwekking met windmolens en zonnepanelen. De uitstoot van met name het broeikasgas CO2 moet worden teruggedrongen. Overmatige uitstoot van CO2 door de grootschalige verbranding van fossiele brandstoffen zou volgens klimaatwetenschappers de huidige opwarming van de aarde veroorzaken.
Vanuit klimaatoogpunt is het echter vreemd dat de Duitsers de weinig energie-efficiënte bruinkoolcentrales in bedrijf houden en de kerncentrales versneld willen sluiten. Bruinkoolcentrales blazen jaarlijk miljoenen tonnen CO2 de lucht in, kerncentrales bijna niets.
Kennelijk is de Duitse angst voor een kernramp groter dan voor een klimaatcatastrofe. Sinds maart 2011, na de kernramp in het Japanse Fukushima, doet de Duitse regering haar best alle Duitse kerncentrales te sluiten. Zeven kerncentrales moesten direct dicht, de rest volgt uiterlijk in 2022. De energiemaatschappijen E.ON, RWE en Vattenfall zien hun investeringen van honderden miljoenen euro’s in kernenergie hierdoor voortijdig verdampen.
Dat de bruinkoolcentrales openblijven tot minimaal 2040 is een noodsprong. Hoewel Duitsland volop inzet op duurzame energie zijn de centrales simpelweg onmisbaar om het land van energie te voorzien: gemiddeld wekken de centrales nog altijd 25 procent van de Duitse elektriciteit op. In Noord-Rijland-Westfalen is 40 procent van alle stroom nog steeds afkomstig van deze bruinkoolcentrales.
Achtervang
De bruinkoolcentrales fungeren momenteel als een onmisbare achtervang: de energieopwekking door zonnepanelen en windmolens fluctueert nogal. Op sommige dagen produceren zon en wind genoeg stroom om Duitsland draaiend te houden. Maar als de wind wegvalt of de zon achter de wolken kruipt, kan het elektriciteitsnet instabiel worden. Dan moeten de centrales direct bijspringen.
„In januari kroop het land nog door het oog van de naald”, weet Anne-Marie Oudejans, die zich de afgelopen jaren verdiepte in de Duitse bruinkoolindustrie. „Het was zwaarbewolkt en praktisch windstil. Toen moesten de bruinkoolcentrales op volle kracht draaien om te voorkomen dat in Duitsland het licht uitging.”
Bezoek aan Garzweiler groeve
De Garzweiler Tagebau is vanuit Nederland met de auto gemakkelijk te bereiken via de A73 (bij Venlo de grens over) en in Duitsland via de A61. Bij Jackerath (afslag Jackerath) en Hochneukirch (via afslag Wanlo) zijn zogeheten Aussichtspunkte te bereiken. Deze bieden een weidse blik op de groeve. Met een beetje geluk zijn de Schaufelradbaggers draaiend te bewonderen. Anders staan ze voor groot onderhoud vlak bij Aussichtspunkt Jackerath. Bij de 25 kilometer verderop gelegen Tagebau Hambach staat bij een van de uitkijkpunten een restaurant met zicht op de groeve.