Kerk & religie
„Verkondiging van het Woord essentieel voor het kerk-zijn”

Is het nieuw dat jongeren een losse band hebben met de kerk? En wat is daarvan concreet zichtbaar? Een promotiestudie deze week en een belijdenis­dienst in een achtertuin zetten de vraag op de agenda of het tijd is voor informelere vormen van kerk-zijn.

Jongeren bij de Noorderkerk van de gereformeerde gemeente in Rijssen. beeld RD, Anton Dommerholt
Jongeren bij de Noorderkerk van de gereformeerde gemeente in Rijssen. beeld RD, Anton Dommerholt

Ze komen al vijf jaar samen in een soort huiskamergroep, maar voelen er weinig voor om in een kerkgebouw belijdenis van hun geloof af te leggen. En daarom gebeurt het in een achtertuin in ’s-Heerenbroek, een dorp tussen Zwolle en Kampen.

De situatie van tien jongeren uit Zwolle die drie weken geleden belijdend lid werden van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Zwolle, staat niet op zichzelf. Dr. Harmen van Wijnen, voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede, promoveerde woensdag op de geloofsbeleving van adolescenten, die samenkomen in kleinere groepen. Van Wijnen stelt dat jongeren tussen de 16 en de 21 jaar zich moeilijk laten binden aan reguliere kerkelijke activiteiten, inclusief eredienst, catechese en jeugdwerk.

De stap van de tien Zwolse jongeren leverde hun zowel bijval –„wat is nou mooier dan zo veel jonge gasten die ja willen zeggen en vervolgens op hun eigen plek daarvan mogen getuigen”– als kritiek op. Vanuit Zuid-Afrika schreef ds. F. J. Bijzet, tot 2014 vrijgemaakt gereformeerd predikant in Nederland, een verontwaardigde ingezonden brief in het Nederlands Dagblad. „Kiezen wíj een kerk of gemeenschap die ons past? (...) Of is het Christus die Zijn kerk vergadert, en ook mij daarin past, misschien wel tussen mensen die ik zelf nooit zou hebben uitgekozen?”

Herkenning

Dat er wat aan hand is voor wat betreft de band tussen kerk en jongeren, is voor ds. G. de Fijter geen vraag. Enerzijds blijft het aantal kerkgangers onder jongeren vrijwel gelijk, zo schreef de oud-preses van de Protestantse Kerk in Nederland eerder deze maand in deze krant. Anderzijds geloven velen op hun eigen manier, zo concludeerde de predikant (zie kader).

„Herkenbaar”, zo beaamt ds. B. L. P. Tramper, hervormd predikant in Oud-Beijerland. „Je ziet jongeren de kerk de rug toekeren en naar allerlei gemeenten en groeperingen gaan, vaak zonder er met hun eigen wijkouderling of predikant over gesproken te hebben. Vaak hebben ze niet door wat ze van de eigen kerk hebben ontvangen: het Woord. Gelukkig gebeurt het omgekeerde ook: jongeren raken betrokken bij de kerk en leven van harte mee met het jeugdwerk.”

Onder reformatorische jongeren is sprake van een stroming die niet loopt in het ”spoor der vaderen”. Dr. W. Fieret, voormalig lector identiteit en toerusting en vorming van jongeren aan het Hoornbeeck College, nam de afgelopen jaren ontwikkelingen onder bevindelijk gereformeerde jongeren onder de loep. Zijn conclusie: een substantieel ander deel van de kerkelijke jongeren toont geen betrokkenheid bij de gevestigde kerken. „Die groep zou je kunnen verdelen in twee onderdelen: jongeren die naar de kerk gaan omdat ze moeten en er verder weinig mee hebben en degenen die alternatieven zoeken.”

Ook Fieret zet daartegenover dat een aanzienlijk deel van de jongeren wél betrokken is bij het kerkelijk jeugdwerk, nadenkt over de preek en probeert maatschappelijke ontwikkelingen te duiden vanuit de Bijbel. Toch maakt hij zich zorgen over „een parallelle kerk.” Hij noemt als voorbeeld een jongerenbijeenkomst die hij bezocht, waar „vogels van allerlei pluimage kwamen. Meisjes en jongens die duidelijk bij een van de reformatorische kerken behoorden, maar ook anderen. Er heerste een grote eensgezindheid. Het was hun kerk.” Naast psalmen werden er ook geestelijke liederen „met een soort beat gezongen”, zegt Fieret.

Hoewel er op de bijeenkomst werd gesproken over zonde, ellende, bekering, geloof, dankbaarheid en het volgen van Jezus, werd hieraan duidelijk een andere lading gegeven dan in de traditionele kerken, zegt Fieret. „Het is de vraag of de jongeren die deze bijeenkomsten bezoeken, bij de kerk van hun ouders blijven.”

De oud-lector denkt dat ook internet invloed heeft op de keuzes die jongeren maken op het gebied van kerkkeuze. „Als jongeren, maar ook ouderen, met een vraag zitten over overdoop of geloofszekerheid, kun je voor antwoorden op internet terecht. Ook in dit opzicht zie je een soort parallelle vorming ontstaan: naast de eigen kerk, het instituut waar men bij hoort, laten velen zich onderwijzen door de digitale wereld. Zoiets doet wel wat met de binding aan de eigen kerk.”

Ds. L. Terlouw, voorzitter van de Jeugdbond

Gereformeerde Gemeenten (JBGG), ziet dat de situatie in de Gereformeerde Gemeenten „nog wel anders” is dan onder de groepen jongeren waarover Van Wijnen spreekt. „Jongeren volgen tussen de 16 en 21 jaar nog massaal de catechisaties. De deelname aan het jeugdwerk is nog heel behoorlijk.” De individualisering gaat jongeren in de Gereformeerde Gemeenten echter niet voorbij, aldus ds. Terlouw. „Onderlinge verbondenheid en liefde binnen de kerkelijke gemeente zijn heel belangrijk om verbinding te leggen en te houden met jongeren. Er mag en moet een vertrouwensband zijn tussen de jongeren en bijvoorbeeld ouderen of catecheten. Daarbinnen moet ruimte zijn voor jongeren om hun vragen te kunnen stellen.”

In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) is er sprake van grote verschillen tussen jongeren. Daarom zijn de oorzaken van een lossere band tussen kerk en jongere ook diverser, zo zegt Marten Kodde. Hij was voorzitter van de Bond van Gereformeerde Jeugdverenigingen, een kerkelijke jongeren­organisatie binnen de GKV die in 2011 wegens gebrek aan belangstelling moest stoppen. Inmiddels is hij jeugdouderling in de christelijke gereformeerde kerk in Nijkerk.

„De ene jongere haakt bijvoorbeeld af vanwege het verslingerd zijn aan een wereldse levensstijl”, zegt Kodde, „terwijl voor de ander een persoonlijke kwestie speelt waardoor uiteindelijk de kerk uit beeld raakt.” Hij noemt het „niet correct” om dit fenomeen „plat te slaan als gevolgen van de secularisatie, individualisme of wat dan ook. Wanneer je dat wel doet, loop je het gevaar om te vervallen in activisme of onverschilligheid. Of je denkt dan dat je het afhaken van jongeren kunt voorkomen door je continu aan te passen aan de jongeren­cultuur ofwel je schuift het allemaal op de grote maatschappelijke veranderingen van de afgelopen zestig jaar waartegen ieder verzet onmogelijk is.”

Ontwikkelingen

Volgens Fieret is het verschijnsel dat jongeren een lossere band hebben met de kerk, nieuw. „In mijn jeugd was binding aan de eigen kerk vanzelfsprekender.” Hij denkt dat de-institutionalisering en de-traditionalisering hierbij een rol spelen. „Jongeren hebben minder met instituties dan vroeger. Hetzelfde geldt voor tradities. Dit zijn twee ontwikkelingen die passen in de sociologische langetermijnontwikkeling die onze tijd kenmerkt. De ik-gerichtheid en het gevoel zijn meer bepalend geworden. Dat spoort niet altijd met het klimaat binnen de traditionele kerken.”

Tijdens het lectoraatsonderzoek sprak Fieret geregeld jongeren uit reformatorische kring die zeiden: „Ik heb niet zo veel met kerken. Het gaat toch om de Bijbel en om je relatie met God?” Fieret: „Vriendengroepen spelen ook een rol. Een jongen van zo’n 21 jaar zei tijdens een interview: „Ik weet van tevoren niet altijd waar ik naar de kerk ga. Ik app met mijn vrienden en dan spreken we af waar we heen gaan. De ene keer is dat die kerk, de andere keer weer een andere.””

Ds. Tramper denkt dat de afbraak van het gezag een belangrijke rol speelt bij de losser wordende band tussen kerk en jongere. „Jongeren erkennen gelukkig nog het gezag van ambtsdragers, maar ook dat staat onder druk. Ook kerkelijke jongeren ademen de cultuur in van: Leef je eigen leven. Doe waar je jezelf goed bij voelt. Waar is wat jou gelukkig maakt. Regels zijn dan vooral hinderlijk.”

Fieret betreurt het dat de band tussen de jongeren en de kerk verandert, minder hecht wordt of zelfs verdwijnt. „In het reformatorisch onderwijs hebben we het vaak over de drieslag gezin, kerk en school. Als de kerk niet veel meer betekent, heeft dat gevolgen. De kerk heeft een belangrijke taak. Daar zijn de kinderen gedoopt, daar liggen de wortels, dat geeft vastigheid in de periode waarin de identiteit gevormd wordt.”

Ds. Tramper: „Als jongeren niet meer naar de zondagse eredienst gaan omdat dat een traditionele vorm van kerk-zijn zou zijn, zeg ik: Dat is heel erg. Begrijp ik Van Wijnen goed dat hij beweert dat het toch niet gaat lukken jongeren in de kerk te krijgen en dat we het daarom ook maar niet moeten willen? Ik denk dat de ver­kondiging van het Woord –ingebed in ambtelijke structuur en liturgisch verantwoord vormgegeven– juist essentieel is voor het kerk-zijn.”

Daarentegen noemt de predikant het „heel goed” dat kerkelijke jongeren elkaar ontmoeten in eigen netwerken en vriendengroepen, „al kan dat nooit los van ambtelijke structuren en gezag. Christus Zelf heeft de ambten ingesteld, en dat, schrijft Paulus in Efeze 4:16, terwille van de eenheid en de opbouw van de kerk. Bij die kerk horen ook de jongeren.”

Kodde denkt dat de invloed van ouders op jongeren tussen de 16 en 21 jaar niet uitgevlakt moet worden. „Spreken de ouders van deze jongeren relativerend en louter kritisch over de kerk? Laten ouders in hun eigen gedrag ook zien dat het kerkelijk leven prioriteit heeft? Of zitten ze liever achter de tv dan dat ze naar de kerkdienst gaan? Is er nog wel de overtuiging in kerken dat je met elkaar gemeente bent, of gaat het steeds meer om je eigen plek hebben waarin je je goed voelt? Dit zijn allemaal factoren die mee kunnen spelen.”

De oud-voorzitter van de vrijgemaakt gereformeerde jeugdbond stelt dat jongeren het anderzijds ook niet makkelijk hebben. „Een leven zonder confrontatie met de huidige jongerencultuur van feestjes, moderne media en verheerlijking van het lichaam, is onmogelijk. Al vroeg moeten er lastige keuzes gemaakt worden waarin je als jongere vaak redelijk eenzaam bent. Het is daarom steeds belangrijker dat de jongeren al voor hun 15e goed verankerd zijn binnen de gemeente.”

Ds. Tramper merkt dat jongeren het op prijs stellen als zij elkaar in kleine groepen –”tribes”, zegt Van Wijnen– kunnen ontmoeten, met daarbij een ambtsdrager. „Het is mooi als gemeenten daaraan vorm kunnen geven. Zelf heb ik in m’n vorige gemeente in Friesland ’s zomers avonden georganiseerd in de pastorietuin. Het eerste uur lazen we een gedeelte uit een boek van John Bunyan. Het tweede uur ging de skottelbraai aan. Tot laat in de avond hadden we goede gesprekken, vaak heel persoonlijk. Dicht bij jongeren staan zonder opdringerig te worden, dat lijkt me van groot belang. Wat mij aanspreekt is het zogenaamde mentorschap, waarbij jongeren van de gemeente in contact staan met een oudere bij wie zij terechtkunnen. Als jongeren en ouderen zich zo met elkaar kunnen verbinden, raakt de jeugd wellicht ook minder snel uit beeld.”

Inspelen

Het is een spannende vraag hoe kerken kunnen inspelen op de lossere relatie die jongeren hebben met de kerk, zegt Fieret. „Als kerk wil en mag je geen water bij de wijn doen wat betreft de Bijbelse leer. Ook jongeren moeten horen dat ze bekeerd moeten en kunnen worden. Tegelijkertijd is het van belang om je te realiseren dat we echt in 2016 leven. De tijd is anders dan vijftig of honderd jaar geleden.”

Fieret noemt het belangrijk dat kerken betrokkenheid tonen bij jongeren. „Zien we hen? Luisteren we naar hen? Jongeren hebben behoefte aan rolmodellen, mensen die laten zien welke rol de Bijbel in hun leven speelt, die laten zien hoe ze ernaar verlangen om een leven te leiden waarin ze de Heere mogen dienen of die door genade zo’n leven mogen leiden. Een paar jaar geleden hield ik een lezing voor de jeugd in een kleine gemeente. Er waren 25 jongeren, bijna de hele jeugd van de gemeente. Ik vroeg aan de ambtsdrager hoe het kwam dat er zo veel waren. Hij antwoordde bescheiden dat hij zijn best deed. In de pauze zag ik hoe hij met de jongeren omging. Hij stelde vragen als: „Hoe gaat het met je moeder? Heb je het naar je zin in je nieuwe baan?” Wat opviel was dat hij hen allen bij name kende.”

De JBGG probeert volgens ds. Terlouw daar waar mogelijk kerkenraden en

leidinggevenden toe te rusten binnen het jeugdwerk om verbinding te leggen en te houden met jongeren. „Het binnen de kerkelijke gemeente samenkomen onder Gods Woord op de zondag is echter ook voor

de jongeren onopgeefbaar. Bijbels gezien is het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods (Rom. 10:17). In het opvoeden van jongeren vraagt het veel aandacht om jongeren te laten horen en zien dat God door Zijn genade kerkdiensten gebruikt tot eeuwig behoud. Wij moeten in de kerk vóór alles biddend en worstelend om genade de weg gaan die de Heere in Zijn Woord wijst. In die weg heeft Hij vrucht beloofd.”

Kodde ziet geen heil in het promoten van ‘geestelijke vriendengroepen’. Zo’n groepje kan zomaar sektarische trekjes krijgen, meent hij. „De menselijke kant staat dan altijd voorop. Als gemeente heb je de plicht om deze jongeren daarvoor te beschermen en terug te roepen naar de gezonde bedding van een kerkelijke gemeente. Het pleidooi van Van Wijnen om elke ontmoeting tussen christenen als kerk te bestempelen, komt op mij daarom te gemakkelijk en wat naïef over. De kerk mag geen eigen zelfverkozen setting zijn waarbinnen je op geheel eigen manier nog wat doet met je christelijke opvoeding.”

Ds. Tramper vindt het een taak van kerken om iedereen, jong en oud, op te wekken om ’s zondags naar de kerk te komen, „om te buigen voor het Woord, in plaats van een of ander praatgroepje te bezoe-

ken. Daar hangt wel een prijskaartje aan: dat van onze autonomie. De kerk is niet

een groepje mensen die samen een groente­tuintje onderhouden en tijdens het wieden spreken over het Evangelie. Zeker kan er tijdens zulke ontmoetingen buiten de eredienst om gemeenschap der heiligen worden ervaren en er iets van kerk-zijn oplichten. Maar als mensen dat in de plaats van de zondagse Woordverkondiging stellen, zeg ik: Nee.”

„We leven in het tijdperk van authenticiteit. Het individu staat steeds meer voorop. Hij zoekt wat bij hem past. Ik denk dat wij als kerken niet aan deze culturele verandering kunnen voorbijgaan.”

Ds. G. J. Slotman, predikant van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Zwolle, Nederlands Dagblad, 26 augustus 2016.

„Volgens hun predikant hebben we te maken met een culturele ontwikkeling, waarbij het individu steeds meer voorop komt te staan. Maar is dit echt een ontwikkeling van de laatste tijd? Of is het individualisme in elke mens al zo oud als de zondeval? Een kwaad, waarmee God ons in de kerk juist radicaal leert breken?”

Ds. F. J. Bijzet, predikant van de Vrye Gereformeerde Kerk in Kaapstad, Nederlands Dagblad, 30 augustus 2016

„In de voorbije jaren heb ik genoeg blijde ervaringen opgespaard om m’n hart aan op te halen: overvolle kerken, grote predikers, indrukwekkende samenzang. Maar als ik met jonge mensen praat, dan merk ik dat de kerk die aan dat sentiment –mijn sentiment dus– verkleefd is, wat hen betreft geen toekomst heeft. Veel jonge christenen geloven graag op hun manier. Wat de kerk hun aanreikt nemen ze voor kennisgeving aan. Ze nemen tot zich wat hen aanspreekt, ongeacht uit welke kerk/geloofsgemeenschap het afkomstig is. Ze zijn weinig onder de indruk van waarheid, meer van inzicht. Ze willen wel leven als christen, maar daar hebben ze niet per definitie een instituut voor nodig, zo hoor ik hen zeggen.”

Ds. G. de Fijter, emeritus predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland, Reformatorisch Dagblad, 6 september 2016

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer