Bevindingen dr. Toes zeer herkenbaar
Dr. R. Toes (RD 28-10) stelt terecht dat veel onderwijsvernieuwingen zijn gestoeld op on-Bijbelse pedagogische ideeën, reageert W. Kok.
Drs. R. Toes promoveerde vorige week op een studie over de onderwijsvernieuwingen in de laatste decennia van de vorige eeuw. In die periode vonden er in ons land veel chaotische en desastreuze ontwikkelingen plaats op onderwijsgebied. Zelf ben ik jarenlang getuige en participant geweest en heb, voor zover mogelijk, tegengas gegeven.
Dr. Toes heeft met deze studie het onderwijs, en dan vooral het reformatorisch onderwijs, een dienst bewezen. Hij is onder meer nagegaan hoe het mogelijk is dat reformatorische schoolleiders zo slaafs het zogenaamde sociaal-constructivisme, een on-Bijbelse visie, hebben kunnen volgen. Het sociaal-constructivisme is geïntroduceerd door prof. dr. L. Stevens en gaat uit van een veel te positief mensbeeld. Alsof kennis in groepsverband geconstrueerd kan worden.
Het sociaal-constructivisme heeft tot allerlei nieuwe experimenten geleid, zoals basisvorming, tweede fase, vmbo, het studiehuis enzovoort. Dit alles werd verwoord in nieuwe didactische slogans zoals adaptief leren, natuurlijk leren, competentiegericht onderwijs, probleemgestuurd onderwijs en studiehuis. Al deze zaken veronderstellen een goedwillende leerling die naar zijn of haar wensen bediend wil worden. Het onderwijs moet weer ‘leuk’ worden, de leerling wordt actief betrokken, kennis is minder belangrijk, het gaat immers om vaardigheden. Mijn ervaring is echter dat kinderen niets liever willen dan gewoon leren.
Ook klassikaal onderwijs was uit den boze. Projectonderwijs werd het modewoord. Alles moest gaan „vom Kinde aus.” De docent mocht geen instructie meer geven (dat was bevoogdend), maar moest zijn cultuuroverdragende rol inwisselen voor die van ”coach”.
Het is nog altijd zo dat docenten les willen geven. Zij hebben gedurende hun loopbaan de kennis en de didactische kwaliteiten opgebouwd. Zij weten wat het is om zo les te geven dat de leerstof beklijft. Het ”coachprincipe” maakt inbreuk op het directe contact tussen leerkracht en leerling. Dit laatste zorgt er immers voor dat normen en waarden veel beter worden overgedragen. Onderwijs is cultuuroverdracht, en daarvoor zijn instructie en klassengesprek de onmisbare onderwijsvormen.
Let wel, ik pleit niet voor een verstard onderwijssysteem. Ontwikkelingen gaan door en tijden veranderen. Er zijn echter vaste, waardevolle constanten die geconserveerd moeten worden en niet als oud vuil in de prullenbak moeten verdwijnen. Het ict-gebeuren is bijvoorbeeld een prima aanvulling op ons onderwijs. Dit is toe te juichen. Computers kunnen echter nooit instructief onderwijs vervangen.
Kindgericht onderwijs blijft een must. Op mijn oude kweekschool werd dit uitgelegd als een zich aansluiten bij de psyche van het kind. Helaas heeft dit begrip in de jaren 80 en 90 een hele andere invulling gekregen. Het gaat nu om het luisteren naar het kind, toegeven aan zijn verlangens. Dit resulteerde uiteindelijk in het opleuken van ons eens zo goede onderwijs. Wat op zijn beurt heeft geleid tot een sterke niveaudevaluatie. Dat blijkt uit de slechte resultaten van reken- en taaltoetsen in brugklassen en uit taalfouten in officiële stukken van hbo en universitair afgestudeerde managers.
Ten slotte: identiteit en didactiek hebben alles te maken met ons mensbeeld. Volgens een Bijbels mensbeeld is de mens zondig, moet hij worden gecorrigeerd, en dienen Gods geboden te worden „ingescherpt” (Deut. 6:7). Dergelijke opvattingen botsten sterk met hedendaagse pedagogische ideeën. Dat zou ons alert moeten maken.
De auteur is gepensioneerd docent geschiedenis aan het Ichthus College te Veenendaal.