Ze schudde haar opvoeding in een christelijk georiënteerd gezin van zich af, werkte zich op tot directeur van een abortuskliniek, maar koos na een gewetensconflict toch voor de prolifebeweging. Bij nader inzien vindt de Amerikaanse Abby Brannam-Johnson zichzelf vooral naïef, zo valt te lezen in haar autobiografie, deze week gepresenteerd in een Nederlandstalige editie ”Ongepland”.
Boek Abby, heet de button waarmee belangstellenden Brannam-Johnson via haar site kunnen inboeken voor een optreden annex boekpresentatie. Gegadigden vanuit Nederland zullen er dezer maanden overigens tevergeefs op klikken. Vanwege een zwangerschap, die anders dan twee voorgaande keren ditmaal zeker niet in een door haar zelf gekozen abortus zal eindigen, blijft Brannam-Johnson, die ervoor kiest als auteursnaam haar meisjesnaam aan te houden, in Amerika. Wel is ze in de gelegenheid haar boek per mail nader toe te lichten, zo laat haar zaakwaarneemster weten. Zo kan ze bijvoorbeeld ingaan op de vraag wat nu de belangrijkste boodschap is van haar verhaal.
Johnson is duidelijk blijven zitten met het gevoel te zijn misleid, toen ze al rondlopend op een banenbeurs een studentenbaantje accepteerde bij Planned Parenthood; een grote internationale non-profitorganisatie op het terrein van hulpverlening rond zwangerschap en geboorte, en wereldwijd, ook in Amerika, eigenaar van talloze abortusklinieken. „De vertegenwoordigers van de organisatie die ik op de banenbeurs trof, waren op en top geïnstrueerd. Ze wisten exact hoe ze de manier van werken van Planned Parenthood moesten verwoorden. Abortus omschreven ze als het sluitstuk van de hulpverlening, een fractie van hun totaalpakket. Ik wist op dat moment niets van ze af en was meteen verkocht.”
Hoe de inkapseling in de Planned Parenthoodfilosofie verliep en hoe ze zich gevangen hield in haar eigen naïeve optimisme zet Johnson in ”Ongepland” stap voor stap uiteen. Jarenlang kan Johnson zichzelf en haar bezorgde ouders wijs maken dat ze bij Planned Parenthood werkt omdat ze via voorlichting en preventie juist abortussen wil voorkomen. De vraag hoe ze moet aankijken tegen de duizenden abortussen die om wat voor reden dan ook niet vermijdbaar bleken te zijn, stopt ze weg. Verder prijst ze zich gelukkig met de gedachte dat Planned Parenthood in haar omgeving geen klinieken runt waar abortussen na de zestiende zwangerschapsweek worden uitgevoerd.
De opluchting daarover wordt evenwel ruw verstoord als Planned Parenthood in de rode cijfers dreigt te duiken. Het management grijpt in: meer inkomsten uit abortussen graag. Er circuleren concrete plannen voor een nieuwe kliniek in het district waar Johnson werkt; een kliniek speciaal voor late abortussen.
Johnson, inmiddels directeur in een van de klinieken van Planned Parenthood, verliest haar vertrouwen in de drijfveren van de organisatie, botst met superieuren, krijgt een formele reprimande wegens disloyaliteit en raakt uit balans. Doorslaggevend voor haar vertrek is een ongeplande gebeurtenis: ze moet een afwezige collega vervangen en onverwacht assisteren bij een abortus. Deze ervaring, beschreven met ijzingwekkend oog voor detail, is de druppel: Johnson ontvlucht de kliniek en wordt door haar oude werkgever voor de rechter gedaagd. Inzet is een verbod om met de media te spreken over haar ervaringen in de kliniek.
Het kijkje achter de schermen van de Amerikaanse abortusreus Planned Parenthood dat Johnson de lezer biedt, vormt misschien wel de interessantste passages in haar boek. Alles wat de organisatie wil en doet –uitstrijkjes aanbieden, gratis voorlichting geven aan minvermogenden en getructe pr-campagnes opzetten– staat wel heel erg ten dienste van de allesoverkoepelende, allesbepalende ideologie waaraan nul concessies worden gedaan: het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw is heilig.
Intussen is het spreekverbod overigens hoog en breed van de baan, al was het alleen maar omdat de rechter het heeft afgewezen. Zodoende kan Johnson vrijuit terugblikken op haar ervaringen in de abortuspraktijk. „Ik heb hulpvragen gezien van uiteenlopende groepen vrouwen”, aldus Johnson. „Vrouwen die gedachteloos kozen voor de zoveelste abortus op rij, vrouwen die nogal laconiek kozen voor abortus omdat het hun op dat moment als de meest praktische oplossing voorkwam, maar ook onzekere en twijfelende vrouwen. Een deel van hen zette de zwangerschapsafbreking desondanks door, maar er was ook een flinke groep die, al aangekomen in de kliniek, van gedachten veranderde. Met het oog op het menselijk leven in hen”, stelt ze vast.
Ook over de Amerikaanse prolifebeweging, waarbinnen Johnson inmiddels actief is, kraakt ze in haar boek harde noten, met name over de pioniers en hun robuuste methoden. „Laaghartig, angstaanjagend en ziekmakend”, zijn de niet mis te verstane kwalificaties die ze hanteert. Lovend is ze over de metamorfose die de beweging ten tijde van haar directeurschap van de abortuskliniek ondergaat; vriendelijke gesprekken in plaats van roepen, gebedswaken in plaats van zwaaien met gruwelijke afbeeldingen. Eenmaal verklaard tot persona non grata in de kliniek is het die indrukmakende, vreedzame houding die maakt dat ze het kantoor van de prolifebeweging –voor haar op dat moment de vijand– in vlucht.
Een niet onlogisch gevolg van Johnsons markante overstap zou zijn dat antiabortusbewegingen wereldwijd er nieuwe moed uitputten om hun antiabortuscampagnes te vervolgen. Daarbij moet wel worden bedacht dat de verhouding tussen het prochoicekamp en de prolifebeweging in de Amerikaanse setting op onderdelen een iets andere is dan bijvoorbeeld in Nederland.
Een belangrijk verschil is, zo blijkt ook uit Johnsons boek, dat voor- en tegenstanders van abortus in Amerika volop in elkaars sociale nabijheid verkeren, onderling close en amicaal zijn en elkaar –hoe opzienbarend dat ook moge zijn– zelfs binnen een en dezelfde kerkelijke gemeente ontmoeten. Een deel van de actieve, Amerikaanse proabortusbeweging is dus kerkelijk georiënteerd en goed bekend met het prolifegedachtegoed. Johnson is tot haar ommezwaai dé exponent van die groep. „Typisch Amerikaans”, verklaart ze. „De Amerikaan is loyaal en verkettert de standpunten van een landgenoot niet gauw, want wat voor de een waar is, is dat voor de ander misschien niet.”
”Ongepland” is dus niet het relaas van de overtuigde aborteur die radicaal tot inkeer komt, meer dat van iemand die voortdurend schipperend tussen kerk en wereld, tussen baptistengemeente en Anglicaanse Kerk, tussen ”ja, mits” en ”nee, tenzij”, uiteindelijk kiest voor het leven en de beschermwaardigheid daarvan.
In een kennelijke poging haar prochoicevrienden die ze nog altijd heeft niet voor het hoofd te stoten, weigert ze dan ook de proabortusbeweging principieel de wacht aan te zeggen. „Waarheid, goedheid en wijsheid, maar ook domheid, onbetrouwbaarheid en misleiding, in beide kampen komt het voor”, roept ze de lezer al in het voorwoord toe. Duidelijk is wel dat ze zelf definitief om is. Voor de ontknoping van ”Ongepland” geldt kortom: eind goed, al goed.
„Amerikaanse abortuswetten slecht gehandhaafd”
Net als de Nederlandse overheid onderneemt de Amerikaanse regering pogingen om de abortuspraktijk ietwat in te kaderen en te reguleren. Een markante overeenkomst is dat nood-breekt-wetclausules in beide landen nogal ruimhartig kunnen worden geïnterpreteerd zonder dat overheid en justitie daar veel aan doen.
„In Amerika heeft de notie van noodtoestand als beperkende voorwaarde weinig om het lijf”, stelt Abby Brannam-Johnson. „Het bestaan van een illegale, Amerikaanse abortuspraktijk, die de abortuswetgeving ondergraaft, komt daar nog bij. Het gaat dan om de zogeheten ”back ally abortions”; stiekem uitgevoerde abortussen in niet-geregistreerde klinieken, waar in sommige gevallen counselors bij betrokken zijn die nauwelijks medisch zijn geschoold.”
De radicale prolifeactivist Lila Grace Rose, initiatiefneemster van de antiabortusbeweging Live Action die zich met name keert tegen de hoge abortuspercentages in de Afro-Amerikaanse gemeenschap, maakte in het najaar van 2006 met een geheime camera video-opnames in een in Birmingham gevestigde abortuskliniek van Planned Parenthood; de non-profitorganisatie waarvoor ook Johnson een tiental jaren werkte. „Haar opnames hebben duidelijk gemaakt dat Planned Parenthood soms ingaat op abortusverzoeken van minderjarigen en daarbij achteraf bewust de persoonsgegevens van cliënten vervalst”, aldus Johnson. Volgens het US Census Bureau, het Amerikaanse equivalent van het CBS, worden er in de VS jaarlijks 1,2 miljoen abortussen geregistreerd.
De radicale acties van Rose bleven overigens niet zonder consequenties: nadat ze haar geheime video-opnames openbaar had gemaakt, plaatste de overheid de kliniek in Birmingham een jaar onder verscherpt toezicht. „Planned Parenthood ligt in tal van opzichten onder vuur”, stelt Johnson. „Ik houd er zelfs rekening mee dat ze op termijn hun deuren moeten sluiten, zeker naarmate de staat de subsidiëring verder zal afbouwen.” De kans dat dat zal gebeuren, is volgens Johnson zeer reëel, „zeker naarmate het steeds duidelijk zichtbaar wordt welke procedures Planned Parenthood volgt en wat hun hulpverlening kwalitatief voorstelt.”
Planned Parenthood, concludeert Johnson, „staat in de schijnwerpers, maar niet op een manier die ze graag willen.” En, stelt ze vast, de organisatie slaat terug. „Ze kruipen nu bewust in een slachtofferrol en houden vol dat zij de laatste vluchtheuvel zijn voor vrouwen in nood.”
De Amerikaanse prolifeorganisaties vormen een divers geheel, analyseert Johnson. „Verschillen zijn er onder andere in de methoden die ze hanteren. Deze lopen uiteen van vreedzaam tot radicaal.” Hebben ze allemaal bestaansrecht? „De meeste wel”, zegt Johnson die in haar boek haar afkeer van radicale methoden niet onder stoelen of banken steekt, veelbetekenend. Heeft ze tips voor de prolifebeweging? Johnson: „Bid, verdedig de beschermwaardigheid van het leven, vertel de waarheid en heb lief.”
Boekgegevens
Ongepland, Abby Johnson;
uitg. De Banier, Apeldoorn, 2012; ISBN 978 90 336 31092; 282 blz.; € 16,90.