Verlichtingsdenken krijgt voet aan wal in refo-onderwijs
Deze krant publiceerde enige tijd geleden een serie artikelen over de identiteit van het reformatorisch onderwijs. Aanleiding daarvoor was een pleidooi om zich meer te bezinnen op de doorwerking van de identiteit van de vakken. Wie geen vreemde in het Jeruzalem van het refo-onderwijs is, weet dat zo’n pleidooi niet uit de lucht komt vallen. Er leven bij docenten soms opvattingen die de oprichters van het refo-onderwijs radicaal verworpen zouden hebben.
In deze bijdrage wil ik één facet voor het voetlicht halen. Het betreft het vak geschiedenis, en dan in het bijzonder de interpretatie van wat wel de Tachtigjarige Oorlog wordt genoemd. Steeds meer wordt er een vraagteken gezet bij de gedachte dat Gods hand gezien mag worden in het verloop en de uitkomst van die oorlog. Soms wordt hierbij dan nog gewezen op de martelaren van Gorinchem, roomse geestelijken die afgeslacht zijn door geuzen. Dit kan nooit de bedoeling van God zijn geweest, dus… De logica van deze redenering ontgaat mij ten enenmale. Naar analogie daarvan zou je kunnen redeneren: David was een echtbreker en een moordenaar, dus hij was geen knecht van God. Iedereen voelt wel aan dat dit soort logica grondig mank gaat.
Bepalende factor
Wie de Bijbel meer dan oppervlakkig kent, weet dat de factor geschiedenis bepalend is voor de openbaring van de God van de Bijbel. Je kunt diverse verschillen tussen de ene en ware God enerzijds en de vele afgoden uit de Bijbelse tijd noemen, maar de meest bepalende eigenschap van de God van de Bijbel is dat Hij de God van Israël is en dat Hij de Vader van de Heere Jezus Christus is. Dit betekent dat Hij de God van de geschiedenis is. Wij spreken over ”heilsgeschiedenis”. De Heere heeft Zijn heil verwerkelijkt in de weg van de geschiedenis van Zijn volk Israël en dat tot een hoogtepunt gevoerd in de geschiedenis van Zijn Zoon in het menselijke vlees, Jezus Christus. Daarentegen waren de afgoden in de eerste plaats en vooral verbonden met de natuur. Aangezien de heilsgeschiedenis deel uitmaakt van de gewone geschiedenis, heeft het vak geschiedenis derhalve meer met God van doen dan welk ander vak – op godsdienst na.
Nu ligt het gevaar op de loer dat wij als mensen met onze beperkte inzichten en interpretatiekaders –wellicht onbewust– God denken te kunnen narekenen. In die zin kan ik bepaalde aarzelingen wel begrijpen. Het gaat mij evenwel veel te ver als bij een zaak zoals de Tachtigjarige Oorlog een vraagteken bij de rol van God geplaatst wordt. In de Bijbel wordt ons getekend hoe de Heere het opnam voor Zijn volk. Diezelfde gebeurtenissen zijn ook bijvoorbeeld in de Egyptische, Syrische, Babylonische en Romeinse kronieken beschreven, maar dan vanuit een geheel ander gezichtspunt. Moeten wij nu zeggen dat het maar de vraag is welke visie juist is? Als dat vanuit het geloof geen vraag is, resteert de vraag of een geloofsmatige visie op de geschiedenis beperkt moet blijven tot de openbaring in de Bijbel, of dat die ook geldt voor de tijd daarna. Mij dunkt dat de onveranderlijkheid van God hierop het afdoende antwoord is.
Godsdienstige vrijheid
Voor ons geestelijk voorgeslacht was de Tachtigjarige Oorlog niet zozeer een strijd voor de politieke vrijheid als wel voor de godsdienstige vrijheid. Voor hen ging het in het geding Rome-Reformatie om de strijd tussen de antichrist en Christus, tussen leugen en waarheid, dood en leven. Zij zagen enorm veel overeenkomsten tussen Israël en Nederland enerzijds en Egypte en Rome anderzijds. Dat is de Bijbelse, geloofsmatige geschiedenisopvatting. Zoals onze voorvaderen ook de vernietiging van de Spaanse Armada in 1588 beleefden als een ingrijpen Gods. Als de Armada Engeland had bereikt en veroverd, zou het protestantisme daar in zijn geheel zijn uitgemoord. En wie als modern mens denkt aan wat er in Spanje en Italië in de 16e eeuw met protestanten gebeurd is, kan toch niet anders dan in het licht van de waarheidsvraag erkennen dat het Gods ingrijpen is geweest? Wie dit ontkent, ontkent ten diepste God en heeft een deïstische, zo geen atheïstische geschiedenisopvatting. Bijbels gesproken is de ontkenning van Gods hand in de Tachtigjarige Oorlog ten goede van de protestanten pure ondankbaarheid. De Heere betoonde Zich en wij weigeren Hem op te merken. Al met al moet ik met grote droefheid constateren dat het verlichtingsdenken voet aan de reformatorische wal heeft gekregen.
In 1572 zijn negentien roomse priesters die na de verovering van Gorinchem gevangengenomen waren, na gruwelijk gemarteld te zijn, door de geuzen geëxecuteerd omdat zij weigerden de transsubstantiatie en het gezag van de paus af te zweren. Wie dit gebeuren als een argument in de onderhavige discussie inbrengt, zondigt niet alleen tegen de wetten van de logica, maar ook tegen die van de wetenschap. Hier worden immers enige peren met vele appels vergeleken.
Eerst is er het numerieke verschil. Duizenden protestantse martelaren tegenover negentien roomse. Het principiële en doorslaggevende verschil is echter dat de inquisiteurs door de paus benoemd werden en dat de geuzenaanvoerder Lumey in feite niet meer dan een doldrieste avonturier was die tegen de instructie van Willem van Oranje inging en die later nota bene tot de Roomse Kerk is teruggekeerd! De protestantse martelaren zijn door de Roomse Kerk vermoord. De Gereformeerde Kerk is daarentegen onschuldig aan de Gorinchemse martelaren. Is een vergelijking dan eerlijk?
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk en bijzonder hoogleraar aan de VU te Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk. Reageren? goedbekeken@refdag.nl