OpinieCommentaar
Meer waardering voor kerk zegt niet alles
Hoewel iedereen vooraf weet dat de uitkomsten van het tienjaarlijks onderzoek ”God in Nederland” niet positief zijn als het gaat om geloof en kerkgang, is het iedere keer toch weer een schok als de resultaten publiek worden.

Meer Opinie
Meer over
Commentaar
Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?
Opnieuw is het aantal kerkleden gedaald. Nog maar 19 procent van de bevolking, dus minder dan een vijfde, is aangesloten bij een christelijke gemeente. Tien jaar geleden was dat nog een kwart van de bevolking – dus een daling van 6 procentpunten. Ook de kerkgang is minder geworden. Nog maar 14 procent van de Nederlanders bezoekt regelmatig of slechts soms een kerkdienst. Veruit het grootste deel van de bevolking blijft dus op de eerste dag van de week thuis. Wie daar even over nadenkt, wordt treurig.
Opvallend is daarom dat tegelijk de waardering voor de kerk groeit. Een groot deel van de bevolking (61 procent) acht het verlies als de kerk helemaal verdwijnt. Volgens die groep heeft godsdienst zeker een functie als het gaat om het behoud van normen en waarden.
Helaas resulteert die waardering er niet in dat mensen zich aansluiten bij een kerk. Godsdienst is voor velen gereduceerd tot bindmiddel in de samenleving.
De vraag is dan wel hoelang dit standhoudt. Als het geloof niet geregeld gevoed wordt door Bijbellezen, bidden en kerkgang zal dat op den duur zijn kracht verliezen. Nu al weten de meeste mensen in ons land niet precies wat het christelijk geloof inhoudt. Dat zal, gelet op de doorgaande secularisatie, alleen maar minder worden. De waardering voor kerk en geloof zou daarom weleens van tijdelijke aard kunnen zijn.
Of niet? Volgens de onderzoekers staat de generatie Z (jongeren geboren tussen 2001 en 2007) positiever tegenover geloof en kerk dan voorgaande generaties. Zo beschouwt 27 procent van deze groep zich als gelovig, tegenover 22 procent van de generatie die daaraan voorafgaat. Dat is een fors verschil. Opmerkelijk is ook dat zowel in Amerika als in Engeland zich hetzelfde fenomeen voordoet. Het is nog te vroeg om te stellen dat er sprake is van een trendbreuk. Maar deze afwijking is wel opvallend.
Dat betekent overigens niet dat al deze jongeren zich aansluiten bij de kerk en diepgelovig zijn. Maar hun interesse in de Bijbel en in geloofszaken is er absoluut. En ze hebben vaak conservatieve opvattingen over ethische thema’s zoals abortus, homohuwelijk en transseksualiteit.
Jongeren van deze generatie zijn ook moe van allerlei kerkelijke vernieuwingen en franje waarmee diensten aantrekkelijk worden gemaakt. Amerikaanse jonge mannen zeggen vooral behoefte te hebben aan een duidelijke boodschap – een stevige preek. Ligt daar niet de sleutel tot het behoud van het kerkelijk leven? Het lijkt een bevestiging van een uitspraak van de theoloog H.F. Kohlbrugge: „Gooi het Woord er maar in.” Dat is voldoende.