Door Palestina te erkennen als een volwaardige staat, draagt de internationale gemeenschap bij aan een vreedzame en rechtvaardige oplossing van het conflict met Israël, betoogt Mahmud Abbas.
Er gloort voor de Palestijnen hoop. Vrijdag vragen we de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) om de staat Palestina te erkennen, met inachtneming van de grenzen uit 1967, en toelating van Palestina als volwaardig lid van de VN.
Velen vragen zich af wat de waarde is van een dergelijke erkenning; de Israëlische bezetting blijft immers. Anderen beschuldigen ons ervan dat we het vredesproces opblazen. Wij geloven echter dat erkenning van ontzettend grote waarde is voor alle Palestijnen, of ze nu leven in hun moederland, in ballingschap of in bezet gebied.
De laatste keer dat de Algemene Vergadering sprak over een Palestijnse staat was in november 1947. Toen werd de vraag gesteld of ons thuisland verdeeld moest worden tussen twee staten. De Algemene Vergadering antwoordde destijds bevestigend. Kort daarna verdreven zionistische krachten Palestijnse Arabieren om een beslissende Joodse meerderheid te garanderen in de toekomstige staat Israël. Het resulteerde in oorlogen en andere geweldsexplosies.
Kort nadat de staat Israël is opgericht, op 14 mei 1948, erkenden veel landen de staat Israël. Een Palestijnse staat –alle gedane beloften ten spijt– bleef achterwege.
Toelating van Palestina tot de VN baant de weg voor internationalisering van het conflict met Israël. Het is dan niet alleen meer een politieke kwestie, maar ook een juridische zaak. Het maakt het voor ons immers mogelijk om bij de VN, mensenrechtenorganisaties en het Internationaal Strafhof claims in te dienen tegen Israël.
De aanvraag dient geenszins beschouwd te worden als een stunt. Te veel mannen en vrouwen hebben hun leven gegeven voor onze zaak om nu een politiek theaterstuk op te voeren. Wij vragen erkenning omdat we garanties willen dat we in vrijheid kunnen leven in de resterende 22 procent van ons historische thuisland.
We hebben twintig jaar met Israël onderhandeld, dit alles zonder dat we ook maar één stap dichter bij een eigen staat zijn gekomen. We kunnen niet langer vol onzekerheid blijven wachten; Israël gaat maar door met het sturen van kolonisten naar de veroverde Westoever. Niets, noch politieke druk noch beloften, heeft Israël kunnen bewegen tot het stopzetten van dit kolonisatieplan.
Het liefst zouden we met Israël onderhandelen. Vanwege het mislukken ervan worden we nu echter gedwongen om ons te richten tot de internationale gemeenschap, om haar te vragen ons te assisteren bij het zoeken naar een mogelijkheid voor een vreedzaam en rechtvaardig einde van het conflict. Palestijnse nationale eenheid is een eerste belangrijke stap in dit opzicht. In tegenstelling tot wat de Israëlische premier Benjamin Netanyahu stelt, gaat het niet om een keuze tussen Palestijnse eenheid en vrede met Israël, maar om de keuze tussen een tweestaten-oplossing en meer nederzettingen.
Ondanks Israëls pogingen om lidmaatschap te voorkomen, voldoen we inmiddels aan alle vereisten die volgens de Montevideo Conventie (1933) gelden voor een staat. De permanente bevolking van ons land bestaat uit de Palestijnen, wier zelfbeschikkingsrecht onlangs is erkend door de VN en in 2004 door het Internationaal Gerechtshof. Ons grondgebied bestaat uit het land naar de grenzen van 1967. Dit wordt wel bezet door Israël.
Verder zijn we ook in staat om relaties aan te gaan met andere landen. We hebben ambassades en consulaten in meer dan honderd landen. De Wereldbank, het IMF en de Europese Unie hebben aangegeven dat onze instituten klaar zijn voor ”statelijkheid”.
De Palestijnse staat heeft de intentie een vreedzame natie te zijn en eerbiedigt mensenrechten, democratie, de rechtsstaat en de uitgangspunten van het handvest van de VN. Eenmaal toegelaten tot de VN is onze natie in staat alle belangrijke issues in het conflict met Israël te bespreken. Een belangrijk aandachtspunt in de onderhandelingen is het bereiken van een rechtvaardige oplossing voor het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk gebaseerd op VN-resolutie 194 uit 1948.
We zullen de onderhandelingen met Israël ingaan als een lidstaat van de VN wiens grondgebied is bezet door een andere lidstaat, en niet als een onderworpen volk dat bereid is om alles maar te accepteren wat het voorgehouden wordt.
We roepen alle vredelievende landen op om ons te helpen onze aspiraties waar te maken door Palestina met de grenzen van 1967 te erkennen en onze toelating tot de VN te steunen. Alleen als de internationale gemeenschap haar belofte, die ze zes decennia geleden deed, gestand doet en ervoor zorgt dat er een rechtvaardige oplossing komt voor het Palestijnse vluchtelingenprobleem, is er een hoopvolle en waardige toekomst voor ons volk weggelegd.
De auteur is president van de Palestijnse Autoriteit.