Meer kosten dan baten bij bezuiniging op universiteiten
Wanneer de bezuinigingen op de universiteiten doorgaan, gaat het academisch onderwijs gegarandeerd achteruit. En als universiteiten weer meer in het Nederlands moeten gaan lesgeven, kost dat meer dan het oplevert.
De bezuinigingen op het hoger onderwijs raken niet alleen kleine faculteiten en lesprogramma’s. Mijn eigen faculteit –de Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM)– is juist extreem groot: meer dan 8000 studenten. Maar ook bij ons hakken deze bezuinigingen erin. In de afgelopen vijftien jaar halveerde het bedrag dat de overheid ons per student betaalt. We hebben geprobeerd dat op te vangen door nog efficiënter te werken en door de schaalvoordelen van groei. Maar de rek is er nu uit. Deze bezuinigingsronde brengt ons in een neerwaartse spiraal.
RSM behoort tot de beste bedrijfskundefaculteiten in de wereld, zowel qua onderzoek als qua onderwijs. Voor sommige onderwijsprogramma’s zitten we zelfs in de top 5. Onze prestaties trekken de beste onderzoekers uit de wereld aan en ook de betere studenten. Daardoor worden we nog beter. Maar dat is niet langer vol te houden; de bezuinigingen leiden tot financiële tekorten.
We zoeken nu naar wegen om er het beste van te maken, maar de onderwijskwaliteit gaat onherroepelijk achteruit. Zo verdwijnen er waarschijnlijk keuzevakken en neemt de groepsgrootte bij de overgebleven vakken toe. Ook ziet het ernaar uit dat studenten minder begeleiding krijgen als ze hun afstudeerscriptie schrijven. Deze verminderde aandacht voor studenten maakt het werk ook minder aantrekkelijk voor docenten. We genieten van de interactie en dan dragen studenten ook bij aan onderzoek. Dit is zo motiverend dat docenten niet klagen over werkweken van zestig uur. Nog meer uren maken kan echt niet. Bovendien zet je je voor minder uitdagend werk niet zestig uur per week in.
Handelsrelaties
Er speelt meer dan alleen bezuinigingen. Universiteiten moeten weer meer in het Nederlands gaan lesgeven. Nu zijn bij RSM de masterprogramma’s in het Engels. Voor de bachelors is er zowel een Nederlandstalig als een Engelstalig programma. Vooral de middelgrote en grote bedrijven werken niet alleen in Nederland, dus we vinden dat onze programma’s echt internationaal moeten zijn. Daarom laten we in het derde jaar studenten van beide programma’s samenwerken en daarom willen we dat ze docenten meemaken uit verschillende delen van de wereld.
In mijn sectie innovatiemanagement hebben we twintig medewerkers uit vijftien landen, verspreid over vijf continenten. Dat is een verrijkende ervaring voor iedereen. Door de taaleis van de overheid moeten we wellicht de Engelstalige bachelor stoppen. Dan vallen niet alleen inkomsten weg. Een deel van de buitenlandse collega’s zal vertrekken, de onderwijskwaliteit gaat achteruit en er blijft te weinig tijd over voor onderzoek. Dat is dan te zien in de internationale ranglijsten en dat maakt RSM minder aantrekkelijk enzovoorts.
De bezuinigingen kosten meer geld dan ze opbrengen. Het verblijf van een buitenlandse student in Nederland draagt meer bij aan de Nederlandse economie dan de kosten van de opleiding. Dat geldt al tijdens de studie, maar daarna gaan de baten door: sommigen vinden werk in Nederland en ook als ze naar een ander land gaan, helpt dat in de handelsrelaties tussen Nederland en dat land.
Bovendien helpen ze andere landen. Een van mijn afstudeerders helpt Duitse bedrijven minder bureaucratisch te worden – dat had hij in Duitsland niet kunnen leren. Zulke studenten zijn een ambassadeur voor Nederland. Mijn groep draagt tevens bij aan het innovatievermogen van Nederland. Dat is niet alleen een kwestie van technologie, maar juist ook van goed management. De bezuinigingen zijn dus slecht voor het verdienvermogen en het vestigingsklimaat van Nederland. En dan heb ik nog niets gezegd over de maatschappelijke en culturele waarde van onderwijs en onderzoek.
Afkeer
Universiteiten van Nederland, het samenwerkingsverband van Nederlandse universiteiten, heeft deze en andere argumenten uiteraard naar voren gebracht. Ze landen echter niet. Vermoedelijk verandert zo’n demonstratie in Utrecht daar niets aan. Zie die dan als een wanhoopskreet. Minister Bruins van OCW snapt best dat deze bezuinigingen dom zijn. Hij is ook van goede wil, maar is ook gebonden aan het hoofdlijnenakkoord van het kabinet. Waarom dan toch deze domme bezuinigingen?
Het probleem is dat de huidige regering meer vatbaar lijkt voor sentimenten bij een deel van de bevolking dan voor redelijke argumenten. Uit het optreden van vooral PVV en BBB spreekt afkeer van de academische wereld. Voor NSC was opwaardering van de Nederlandse taal een stokpaardje. De VVD gaat mee in het machtsspel en is zelfs niet vatbaar voor financiële argumenten.
Die afkeer komt, denk ik, voort uit drie dingen. In de eerste plaats houden PVV en BBB niet van inhoudelijke argumenten. Ze vinden het hinderlijk als uit wetenschappelijk onderzoek resultaten komen die suggereren dat wat zij steeds geroepen hebben niet klopt. Waarom niet een volwassener houding? De PVV zou van wetenschappers kunnen leren hoe je emigratiebeleid dat echt werkt kunt vormgeven, de BBB hoe je de problemen in de landbouw kunt oplossen. NSC zou kunnen leren hoe je nu echt het functioneren van de overheid kunt verbeteren, de VVD hoe je veiligheid bevordert. Dit kabinet stevent nu af op een mislukking, bezien vanuit de optiek van wat die partijen zelf willen. Goed functionerende universiteiten helpen het land overeind te houden, inclusief het bestuur ervan, en dat vergroot de kans dat er nog iets terechtkomt van dat hoofdlijnenakkoord.
Een tweede reden voor de afkeer is het stemgedrag van studenten en medewerkers. Die stemmen meestal op partijen die op de ene of andere manier idealisme en realiteitszin combineren. Dat zijn niet de regeringspartijen. Dit mag ze tot nadenken stemmen. Deze partijen zouden vaker hun gezicht kunnen laten zien bij academische debatten.
Wokecultuur
De derde reden voor de afkeer van universiteiten is de wokecultuur. Hier hebben ze een punt. Het meest recente voorbeeld is het laten verwijderen van posters over de Week van het Leven bij universiteiten (en hogescholen). Aan dit punt van woke zouden de universiteiten zelf iets kunnen doen, simpel door het voortaan na te laten, zodat dit geen reëel argument meer is voor de aanval op de cultuur van de grachtengordelelite. Een vergelijkbare aanval zagen we overigens ook bij de voorgenomen btw-verhogingen voor de pers en de cultuursector. Deze btw-verhogingen zijn teruggedraaid. Nu moeten de plannen over de universiteiten nog van tafel.
De auteur is emeritus hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.