AMSTERDAM – De zorgen in Duitsland over de EHEC-bacterie, waarschijnlijk ontstaan in een lading komkommers, vindt emeritus hoogleraar voedingsleer prof. dr. Martijn A. Katan van de VU in Amsterdam alleszins begrijpelijk. „Er is daar echt iets aan de hand.”
Zelf zou hij zijn kleinkinderen in Duitsland nu geen komkommers geven. „De schrik zit er daar in. Begrijpelijk. Er zijn zeker veertien mensen omgekomen en honderden mensen zijn ernstig ziek, met waarschijnlijk blijvende schade aan nieren en hersenen. Daarom is het niet zo gek dat de Duitsers massaal geen komkommers eten.”
De EHEC-besmetting in Noord-Duitsland is een lokale kwestie, benadrukt Katan. „Vergelijk het met een ingestorte brug in Hamburg. Daardoor storten in Nederland niet allerlei bruggen in. Het is niet zo dat de bacterie oprukt via Winterswijk, Utrecht naar Scheveningen. Besmetting van mens op mens gebeurt bijvoorbeeld binnen een gezin of kinderdagverblijf.”
In Nederland merkt Katan vooralsnog geen grote paniek over de bacterie. Dat consumenten een paar dagen komkommers overslaan, kan hij zich voorstellen. „Je kunt van burgers niet verwachten dat ze precies alles weten over zo’n EHEC-bacterie.”
Hoewel Katan de zorgen in Duitsland zonder meer terecht vindt, zag hij eerder ook gevallen waarbij hij zich verbaasde over paniek rond voedselkwesties. De trend dat consumenten „heel weinig risico” accepteren, heeft schaduwkanten, signaleert Katan, die daarbij nadrukkelijk niet de huidige kwestie in Duitsland op het oog heeft. „Zien mensen de zaken altijd nog in juiste proporties? Zodra ergens in een flesje drinken het kleinste spoortje van viezigheid wordt aangetroffen, worden er 100.000 flesjes teruggehaald. Dat kost een hoop geld. Door zo’n levenshouding bestaat er nauwelijks verschil meer tussen groot en klein gevaar. Als er een miljoenste gram dioxine wordt gevonden, worden enorme terughaalacties georganiseerd. Terwijl het roken van één sigaret per dag gevaarlijker is.”