Kerk Cuba weet zich sterk in de Heere
„Uitbreiding van de drukkerij zal Cuba veranderen”, zegt de gereformeerde ds. Mateo. „Zoals in Europa gebeurde toen Luther de Bijbel vertaalde.” De synodescriba heeft het ondertussen niet breed. „Soms eet ik slechts één keer op een dag. Maar wij kunnen overleven. De kerk doet veel sociaal werk. En er gebeuren dagelijks wonderlijke dingen. De Heere is getrouw. De Cubaanse kerk voelt zich sterk in de Heere.”
„Het is moeilijk om predikant te zijn in Cuba”, vertelt ds. Benedicto. Hij zegt dat er zo weinig theologische boeken zijn en commentaren op de Bijbel. Zijn praten gaat over in gefluister. „Bij jeugdgroepen valt angst vaak te proeven.” Wat denkt hij van de overheid? Nauwelijks verstaanbaar klinkt het woord ”mad”, gek. Meer niet. „Daarover praat ik niet.” Die twee voorbeelden zeggen iets over de relatie tussen kerk en overheid in Cuba.
Conflicten
Fidel Castro zei in 1961 dat de VS hem dwong het marxistisch-leninisme te gaan ”belijden”. Het gevolg was dat er in de jaren zestig steeds vaker conflicten ontstonden tussen leiders van protestantse kerken en de staat. De Cubaanse autoriteiten arresteerden predikanten vanwege tegen het bewind gerichte preken, al of niet vermeende spionage of als illegaal beschouwd wisselen van geld op de zwarte markt. Enkele predikanten moesten naar werkkampen.
Castro schafte het kerstfeest als nationale feestdag af. Het regiem verbood ook de bouw van nieuwe kerken. Het verstoorde kerkdiensten. Handlangers vernielden kerkelijke eigendommen. De staat pakte de macht over de media. Zo verloren de kerken hun spreekbuis. Ook rustte er een verbod op het starten van een nieuwe kerkelijke denominatie. Tussen 1961 en 1965 nationaliseerde de overheid talloze kerkelijke scholen.
De overheid ziet erop toe dat kerken zo min mogelijk groeien. Zij verleent in principe geen bouwvergunningen voor nieuwbouw of uitbreiding van kerkgebouwen. Dit leidde in de jaren 70 tot het stichten van huiskerken. Ook dat probeerde Fidel Castro te beperken. Maar hij wilde niet alles –hoewel het oprichten van die huiskerken illegaal was– de kop indrukken. Hij realiseerde zich dat dit zich tegen hem zou keren.
In 1988 was er sprake van enige versoepeling. Iedere Cubaan mag sindsdien formeel de godsdienst aanhangen die hij wil. Een nieuwe wet bepaalde dat bestaande kerkgebouwen weer in gebruik genomen mochten worden. Uitbreiden bleef onmogelijk. Het interkerkelijk, door de staat gecontroleerd overleg van de Raad van Kerken –de Consejo de Iglesias de Cuba (CIC), opgericht in 1941– werd nieuw leven ingeblazen.
Castro had een alliantie tussen christenen en communisten voor ogen. Dat was mede ingegeven door de economische crisis in Cuba. Derhalve accepteerde het regiem dat kerken via uit Cuba afkomstige, humanitaire hulp in de ergste nood konden voorzien. In 1985 ontmoette Fidel rooms-katholieke en protestantse leiders om de situatie op het eiland te bespreken. De Cubaanse staatsmedia begonnen positieve aandacht te besteden aan godsdienst en kerken.
Vanaf 1991 konden ook christenen toetreden als lid tot de Communistische Partij. Niet lang daarna wijzigde de regering het constitutionele karakter van Cuba van atheïstisch in seculier. De Raad van Kerken kreeg in 1987 mandaat om –als kerken bereid waren het communistisch manifest te ondertekenen en zo hun loyaliteit te tonen– deze kerken aan te wijzen als ”door de regering erkend”. Zo was dat vroeger ook in Rusland.
De kerken reageerden divers. Sommige ondertekenden het manifest niet. Andere wel. Niet omdat ze zo communistisch gezind waren, maar om de mogelijkheid te hebben rechtshandelingen te plegen. Mogelijk ook vanuit het perspectief dat gereformeerden nu eenmaal anders tegen de overheid aankijken –denk aan artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis– dan baptisten en kerken uit de doperse traditie.
Kerken die uit principe weigeren het manifest te ondertekenen, kunnen ondertussen zelfs gastlid zijn van de Raad van Kerken. Dat is dus een soort tussenstatus. Ze zijn niet illegaal. Niet geregistreerd dus, maar toch enigermate erkend. Een vrij grote kerk als de pinksterkerk Iglesia de Dios wil noch ondertekenen, noch meepraten. Daarmee is ze in feite illegaal. Ze heeft ook geen kerkgebouwen, slechts huiskerken: ”casas culto”.
Castro benoemde een staatssecretaris voor godsdienstzaken. Hij benadrukte dat hij niet zou tegenhouden wat ”uit het volk” kwam. In 1998 mocht de paus zelfs Cuba bezoeken. In 2009 gaf de regering groen licht voor renovatie van vier rooms-katholieke kerkgebouwen in Havana. Natuurlijk kan er sprake zijn van een verborgen agenda: het stimuleren van toerisme. In elk geval deelden de protestanten enigermate in de versoepeling.
Reguleren
De overheid begon kerkelijke activiteiten wel strikter te reguleren. Vooral die van de huiskerken. In 1995 gaf het regiem opdracht tot het sluiten van een aantal van die kerken. De reden? Al of niet verzonnen geluidsoverlast, conflict over eigendomsrechten op het huis of overtreding van wettelijke bepalingen. De voorganger die weigerden de huiskerk te sluiten ontkwam niet aan arrestatie. In 2005 beperkte de overheid via decreten de vrijheid nog verder.
Zo mag er binnen een straal van 2 kilometer niet meer dan één kerk van dezelfde denominatie actief zijn. Die maatregel keert zich natuurlijk met name tegen huiskerken. Zij dienen zich te laten registreren bij het ministerie van Justitie en moeten informatie geven over de huiseigenaar en de predikant. Meer dan drie bijeenkomsten per week zijn niet toegestaan. Buitenlanders mogen huiskerken op het platteland niet bezoeken.
Vreemdelingen hebben trouwens ook speciale toestemming nodig om huiskerken in de steden te bezoeken. En het schenden van deze regel kan het sluiten van de huiskerk tot gevolg hebben. Plus een boete van 1000 Amerikaanse dollar voor de kerk én de buitenlandse bezoeker. Dus nog altijd maakt de overheid het kerken moeilijk. Protestantse kerken hebben overal toestemming of vergunning voor nodig van het ministerie van Religieuze Zaken.
Kerken die geen lid zijn van de Raad van Kerken ondervinden tegenwerking van de overheid. Want Bijbels kunnen alleen via deze raad legaal worden geïmporteerd. En verder geeft de staat aan in welke dollarwinkel de bouwmaterialen gekocht moeten worden bij de renovatie en de bouw van kerken. Daar zijn de producten lang niet altijd verkrijgbaar. Bovendien kan het beschikbare alleen gekocht worden met buitenlandse valuta.
Diverse kerken kiezen voor een verbouwing van kleinere omvang zonder officiële vergunning. Bouwmaterialen zijn ook op de zwarte markt te koop. Vergunning is nodig voor de aanschaf van geluidsapparatuur. De Communistische Partij moet toestemming geven voor de aanvraag van een telefoonverbinding voor de kerk. Zij kan zo’n vraag lange tijd blokkeren. Verder is het krijgen van uitreisvisa voor kerkelijke functionarissen moeilijk, zo niet onmogelijk.
Op basis van de wetgeving van 2005 sloot de overheid ten minste twee huiskerken, in Guantanamo en in Holguin, en werd een huiskerk in Havana afgebroken. En mogelijk nog meer. Er zitten in Cuba geen mensen gevangen om het geloof. Maar er zitten wel gelovigen gevangen. Doorgaans dus wegens een vergrijp tegen de wet. Cuba staat op de ranglijst van christenvervolging van Open Doors op nr. 33. Dus er zijn nog altijd forse problemen.
Dwang
Ds. José vertelt hoe zijn vader en nog een stuk of zes andere predikanten zich gedwongen zagen zich van een bestaande kerkgemeenschap af te scheiden omdat zij de waarheid en de waarde van de gereformeerde theologie begonnen in te zien. Nu wil de regering dat zij zich gaan verenigen met een groter, bijkans pinksterachtig kerkverband. Vader gaf les op een cursus met zo’n 150 studenten. De overheid sloot zijn kerk en sloot het seminarie. Punt!
En de rest van het kerkverbandje? „De overheid verwoestte drie kerkjes”, vertelt ds. José. „Zij onteigende nog acht andere kerkjes. Nu bouwen wij weer op een terrein, waar vroeger een kerk heeft gestaan. Dus dat is de originele bestemming van de grond. Het terrein is van een grootmoeder wier man ook predikant was. Maar de regering wil ook dat eigenlijk niet toestaan. Ondertussen loopt er de kwestie al vier jaar een rechtszaak.”
Het verste lid van de gemeente van ds. Pablo woont 42 kilometer van de pastorie. „Ik bid dat ik een lift krijg. Soms ga ik lopen. Of met openbaar vervoer.” Als ik hem spreek over een bromfiets, komt er iets van blijdschap op z’n gezicht. „Dat zou een zegen zijn.” Zijn traktement is laag. „Het is moeilijk om ervan te leven. Maar God wil niet dat ik naar de VS of Europa ga. Hier is mijn plaats. God werkt in Cuba. Wie geroepen is, krijgt hulp van God.”
„Ik heb God tegengewerkt”
Jacinto had een functie in het Cubaanse leger. Ook Roselita had een militaire rol. Door hun werk leerden zij elkaar kennen. Jacinto raakte echter al vanaf zijn negende jaar verslaafd aan alcohol. En later ook aan het kaartspel. Om geld. Daardoor kreeg hij een slechte relatie met z’n vrouw en zoon. Dat liep uit op een echtscheiding.
Roselita kwam daarna in aanraking met iemand ergens uit hun flat. Die nam haar mee naar de kerk. De ongelovige vrouw hoorde het Evangelie preken. Toen is ze christen geworden. Op een heel eenvoudige manier. „Het Woord van God heeft mij overtuigd”, zegt ze. Jacinto maakte zich daar geen zorgen over. Hij was toch gescheiden.
Maar z’n zoon was er ook nog. Af en toe had Jacinto contact met z’n vroegere schoonmoeder. Soms kwam godsdienst ter sprake. Toen werd de jongen ziek. Hij had een hartprobleem. Er zou een operatie volgen. De gemeente van Roselita bad intens voor dat kind. Het genas, een operatie was niet meer nodig. Toen begon ook Jacinto de almacht van God te zien en te geloven.
„Ik heb mij bekeerd”, zegt hij. „En ik ben gestopt met alcohol. Dat begon ik als zonde te zien. Ik zag zo veel zonden. Ook begon ik te zien dat de zonde scheiding maakt tussen God en mij. Ik kreeg berouw. Maar ik heb leren zien dat er in Christus vergeving is. Hij nam mijn hart. Ik heb zo tegengewerkt. En ik ben nog steeds niet perfect, ik zondig nog steeds. Toch maakte Hij een nieuw schepsel van mij. Nu ben ik soldaat van Christus.”