Het nieuwe kabinet wil het aantal Tweede Kamerleden terugbrengen naar honderd, zoals voor 1956 het geval was. Drs. Tom Louwerse vindt dat een slecht idee. De argumenten die destijds aangevoerd werden voor uitbreiding, gelden nu nog steeds.
De overheid moet inkrimpen en daaraan moet ook het parlement een bijdrage leveren, zo vindt de nieuwe regering. Het aantal Kamerleden moet met een derde worden verminderd. Met minder politici wordt het landsbestuur goedkoper en daadkrachtiger, zo redeneren vooral VVD en PVV.
Met dit voorstel wil het kabinet terug naar de situatie van vóór 1956. In dat jaar werd het aantal Kamerleden uitgebreid van 100 naar 150. De omvang van de Kamer was sinds 1887 niet meer gewijzigd, terwijl de bevolking sterk was toegenomen. In het licht van het voornemen van het nieuwe kabinet is het goed om te kijken wat destijds de redenen waren voor de uitbreiding. De memorie van toelichting van het eerste wetsvoorstel gaf er vier.
1. Werkdruk. Het Kamerwerk was te zwaar geworden voor individuele Kamerleden, maar ook voor de Kamer als geheel.
2. Internationale verplichtingen. Op Kamerleden zou waarschijnlijk een groter beroep worden gedaan in verband met parlementair werk in internationale organen, zoals het Europees Parlement.
3. De band met de burger. Als er meer Kamerleden zijn, hebben die samen meer tijd voor contact met de samenleving.
4. Vergelijking met het buitenland. Het Nederlandse parlement was zeer bescheiden van omvang vergeleken met andere landen.
Klaagzangen
De Kamer liet zich uiteindelijk overtuigen door de redenering van de regering. Alle partijen, behalve VVD en CHU, stemden voor de uitbreiding. Een goede reden om weer terug te gaan naar honderd leden zou zijn als deze argumenten inmiddels vervallen zijn.
Zou bijvoorbeeld het Kamerwerk tegenwoordig licht zijn? Dat blijkt niet het geval te zijn. Het Kamerlidmaatschap is nog steeds een meer-dan-fulltimebaan met relatief weinig ondersteuning. Daarbij komt dat het aantal te bespreken wetten en voorstellen sinds 1950 eerder is toe- dan afgenomen. Verschuiving van wetgevende macht naar Europa zorgt niet voor een verlichting, omdat veel van die voorstellen alsnog in uitvoeringswetten moeten worden omgezet.
Gezien de klaagzangen die je de laatste jaren vanuit de Eerste Kamer hoort over de kwaliteit van de wetgeving, is ook niet vast te stellen dat de Tweede Kamer in dit opzicht goed genoeg functioneert. Het zou vreemd zijn als een reductie van het aantal Kamerleden voor verbetering zorgt. Zeker omdat dit een reductie van het aantal specialisten zal betekenen, juist in de kleinere fracties.
Het tweede punt lijkt nu minder relevant. Hoewel er nog wel parlementariërs in internatio nale organen zitten, wordt het belangrijkste (namelijk het Europees Parlement) tegenwoordig direct verkozen. Kamerleden kunnen zich nu helemaal op Den Haag richten.
Het derde argument dat destijds werd genoemd, is echter alleen maar sterker geworden. Sinds de jaren 50 is de bevolking gegroeid van ongeveer 10 naar 16 miljoen. De verhouding tussen het aantal burgers en het aantal Tweede Kamerleden is nu dus nog schever (1 Kamerlid op 106.000 mensen) dan vóór de uitbreiding tot 150 Kamerleden (1 op 100.000). Als de omvang van de Kamer beperkt zou worden, zouden we nog maar 1 Kamerlid op 160.000 mensen hebben. Zelfs met Twitter, Hyves en Facebook bemoeilijkt dat het contact. Terwijl juist over de afstand tussen kiezer en politicus zo veel ontevredenheid heerst.
Relatief efficiënt
Daarbij komt dat het Nederlandse parlement zeer bescheiden van omvang is. Vrijwel alle parlementen in omliggende landen zijn aanmerkelijk groter in verhouding tot de bevolking. Dat was voor 1956 zo, en dat is nu zo. Nederland heeft dus al een relatief efficiënte volksvertegenwoordiging.
Ook recente ontwikkelingen geven niet meer aanleiding om het aantal Kamerleden te beperken. De hoop dat minder Kamerleden tot meer debatten op hoofdlijnen leidt, is ijdel. Waarschijnlijk zal er eerder minder aandacht worden geschonken aan de kwaliteit van wetten en parlementaire controle, dan aan Kamervragen over de actualiteit. Honderd Kamerleden zullen nog net zo hard hun best doen om op televisie en in de krant te komen.
Op korte termijn zal er in ieder geval niets veranderen. Verkleining van het parlement vereist namelijk een grondwetswijziging, die pas van kracht kan worden na nieuwe verkiezingen waarna ook nog een tweederdemeerderheid vereist is. Waarschijnlijk zou pas in 2019 voor het eerst een Tweede Kamer met honderd leden worden verkozen. Verder is men afhankelijk van steun van de oppositiepartijen en die is zeer onzeker.
De roep om minder Kamerleden lijkt vooral voort te komen uit een afkeer van overheid en politici. Het enige wat het oplevert is een (relatief kleine) bezuiniging op lange termijn. Het biedt echter geen oplossing voor de problemen in het functioneren van het parlement: de band tussen kiezer en gekozene zal hierdoor niet verbeteren en de kwaliteit van het parlementaire werk zal er zeker niet door verbeteren.
De auteur is promovendus bij het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden en lid van GroenLinks.