Mens & samenlevingEerste RD-lezers

Kostbaar contant geld en kolenkachels

Piet en Ria van Brenk groeiden op in de tijd van bruine loonzakjes en van geld dat je aan een loket bij iemand thuis kon ophalen.

1 January 2025 16:13Gewijzigd op 3 January 2025 07:18
beeld Sjaak Verboom 
beeld Sjaak Verboom 

Piet (1958) en Ria (1959) van Brenk wonen in Ochten. Piet is bijna met pensioen; Ria werkt bij modezaak Speksnijder. Ze hebben vijf kinderen en zestien kleinkinderen. Eén kleinkind, het zeventiende, overleed na 32 weken zwangerschap.

Ze hebben een adoptiemeisje met sproeten: een kind uit Malawi dat ze financieel steunen. Voor haar bidden ze al jaren, vertellen Piet en Ria van Brenk uit Ochten. Ze bidden samen dagelijks voor zichzelf, hun kinderen en kleinkinderen, de kerk, de kerkenraad, voor zieken en mensen in rouw, voor de mensen in oorlogsgebieden – en ook altijd voor hun adoptiekind. Ieder jaar krijgen ze een nieuwe foto. „Op de eerste was ze nog maar zó’n meisje”, wijst Piet. Toen het kind naar een hogere school ging, konden ze kiezen of ze haar wilden blijven sponsoren, of een ander meisje. Ria: „Wij blijven haar steunen, ook al werd het wat duurder. Je krijgt toch een band met elkaar. Ze schreef ons eens dat ze heel veel van regen hield – er valt in Malawi natuurlijk weinig regen.”

„Ik zou er weleens heen willen”, zegt Piet, en hij voegt er onmiddellijk aan toe: „Maar dat zal wel nooit gebeuren. Het is een heel eind weg, en het is niet wijs vanwege mijn gezondheid. Maar je zou willen zien hoe ze daar leeft. Het is daar zo anders dan hier. Kaal, droog, hutten als huis… Wat hebben wij het hier dan goed.”

Het lijkt zo vanzelfsprekend: dat je in Nederland geld kunt pinnen of kunt betalen via de app. Dat dijken het water tegenhouden, dat het huis warm is, dat je een reformatorische krant kunt lezen. Maar ze herinneren zich beiden andere tijden.

Banken gaan weer stimuleren dat mensen contant geld opnemen. Ria moet terugdenken aan de tijd van de loonzakjes, die bruine zakjes waarin mensen per week hun salaris mee naar huis kregen. Ze groeide op in Achterberg, bij Rhenen, haar vader werkte bij een meelbedrijf. „Ik weet nog dat mijn ouders eens visite zouden krijgen. En toen gooide mijn moeder het geld in de kolenkachel, in plaats van het bruine zakje. Dat was echt heel erg… een weekloon weg. Mijn moeder was helemaal overstuur; ze heeft de visite afgebeld.”

Geld ophalen kon bij de bank, maar ook bij een loket bij iemand aan huis, herinneren ze zich allebei.

Kolenkachels, ja. Er stonden er twee in de oude boerderij in Opheusden waar Piet opgroeide, in een gezin met acht kinderen waarbij ook oma inwoonde. „De winters waren nog streng. Wij sliepen op zolder, daar was het bijna net zo koud als buiten. Als het sneeuwde en het waaide, lag de sneeuw op de dekens. Als het erg koud was, legden we zo’n grote straatklinker op de kachel, en daarna wikkelden we er een doek omheen en namen we ’m mee naar bed, als kruik.”

„Als het sneeuwde en het waaide, lag de sneeuw op de dekens” - Piet van Brenk, RD-lezer van het eerste uur

Piet las al vroeg kranten, vertelt hij: op zijn buik in de keuken, de grote pagina’s uitgespreid op de vloer. Later ging hij met een lijst langs de deuren om te polsen of er animo was voor een reformatorische krant. „We verzamelden namen en adressen van geïnteresseerden. De buren van schuin tegenover vroegen: „Is dat wel een goeie krant?” „Natuurlijk”, zeiden wij. Ik denk dat mijn vader de vraag voor deze werving had gekregen via de SGP of de kerk.”

Hij bezorgde kranten, in de namiddag of op zaterdagochtend voordat hij op de boerderij aan het werk ging. „Toen ik op school zat, nam ik de krantenwijk over van een jongen die naar Zeeland verhuisde. Het leverde een kwartje per krant per week op – nog in Nederlandse guldens natuurlijk. Ik had tachtig kranten, in een uur tijd had ik ze weggebracht.”

Net als in de coronatijd stonden er ook in 1971 journalisten bij de kerken om mensen vragen te stellen, weten Piet en Ria. Liet je je wel of niet inenten – en waarom? Ze komen beiden uit kringen waar inenten en je verzekeren niet vanzelfsprekend zijn. Sinds ze in Ochten wonen, zijn ze lid van de gereformeerde gemeente in Nederland in die plaats, daarvoor woonden en kerkten ze in Opheusden.

„Er is in de coronatijd heel veel geschreven over vaccineren, en ik vind het best heel lastig”, zegt Piet. „Want, neem iets anders: over roken wordt eigenlijk nooit geschreven. Terwijl daarvan vaststaat dat het je leven verkort. En als ik dan de asbakken aan de muur van de kerk zie, denk ik: hier zie je een dubbele standaard.”

Hij en Ria spreken er bedachtzaam en mild over. Ze weten hoe gevoelig het allemaal ligt en hoe kostbaar gezondheid is. De man van een collega van Ria lag in de coronatijd drie maanden op de ic, en ook hun eigen zoon is hard ziek geweest. Bij Piet kwam in 2013 een auto-immuunziekte openbaar, hemolytische anemie. Hij had jarenlang als zelfstandige gewerkt, reed in een vrachtwagen, maar die stond tussen 2013 en 2015 de helft van de tijd stil. Ria ging in die periode vier dagen per week werken bij modewinkel Speksnijder. Vanaf 2015 is Piet in dienst gegaan bij een veevoederfabriek, waar hij nu bijna met pensioen gaat.

beeld Sjaak Verboom 

Als ze zo op hoofdlijnen terugblikken op groot en klein nieuws, denken ze ook terug aan het hoogwater van 1995. In hun streek, de Betuwe, moesten mensen evacueren. Velen verlieten halsoverkop hun huis. Ria: „Sommigen waren aan het koken en hebben het gas aan laten staan. Mijn tante stond op het viaduct van Rhenen en zag iemand met een vogelkooitje op schoot in de auto. Je weet niet wat je ziet, zei ze. Mensen waren heel bang dat de dijk hier zou doorbreken.” Zelf vonden ze –met een baby van zeven weken– onderdak bij de moeder van Ria.

„Mijn tante stond op het viaduct van Rhenen en zag iemand met een vogelkooitje op schoot in de auto” - Ria van Brenk over de evacuaties in de Betuwe in 1995, vanwege hoogwater

De ouders van Piet vertrokken eveneens. Zij vergaten in de haast hun hond mee te nemen. Wat Piet trof, was dat zijn vader hem destijds een kus gaf bij vertrek. „Hij was echt emotioneel, dat heb ik niet vaak gezien, en wij waren niet zo knuffelig. Ik denk dat de vlucht hem herinnerde aan de oorlog, toen hij moest evacueren vanwege de gevechten hier bij de Grebbeberg.”

Hardop bidden was thuis niet de gewoonte, zegt Piet, en ook toen gebeurde dat niet. „Ik deed dat aanvankelijk ook niet toen wij getrouwd waren. Ik heb het moeten leren. Onze kinderen doen dat makkelijker: praten over geloofszaken.”

Op de vraag wat hun hoop en moed geeft voor de toekomst, knikken ze beiden naar hun trouwtekst aan de muur: „Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads” (Spreuken 1:33). „Zo is het echt”, zegt Ria. „Op de ochtend van de trouwdag van onze derde zoon is mijn broer overleden – dat was verdrietig; we hadden een goede band met elkaar. De bruiloft kon niet verzet worden, het moest doorgaan. Dat was heel wat. Toen preekte de dominee over ”Eén ding is nodig” – dat was zo treffend. Zo is het echt.”

beeld Sjaak Verboom

Meer over
RDMagazine

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer