Kunnen we als refo's nog samen door één deur?
De Mars voor het leven bestaat uit een bont gezelschap. Sinds 1971 schuiven christenen hun onderlinge verschillen aan de kant en zetten ze samen hun schouders onder de prolifebeweging. In datzelfde jaar ontstond het Reformatorisch Dagblad. Kunnen de abonnees daarvan ook nog door één deur?
Schouder aan schouder stonden ze, vorige maand. Baby’tjes in een draagzak, bejaarde heren met rollator. Van oud gereformeerd tot rooms-katholiek. Van SGP tot PVV. Een bont gezelschap, maar ze konden gemakkelijk door één deur. Want de 10.000 deelnemers hadden één doel: stem geven aan het ongeboren kind in een Mars voor het leven.
Samen door één deur. Zo gebeurde dat ook in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De prolifebeweging begon in 1971 met de oprichting van de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind, de VBOK. Een van de oprichters was prof. G.A. Lindeboom, van gereformeerden huize.
In de jaren die volgden, sloten gelijkgezinden uit een kerkelijk veelstromenland zich aan bij deze prolifebeweging: de rooms-katholieke bisschop Simonis, de christelijke gereformeerde hoogleraar ethiek W.H. Velema, de hervormde arts dr. K.F. Gunning, de humanist prof. J. van Essen, de roomse pater Jan Koopman, en het vrijgemaakt gereformeerde Kamerlid Piet Jongeling. Ze bundelden hun krachten in gezamenlijke demonstraties onder de noemer “Redt het Ongeboren Kind” en brachten uiteindelijk circa 700.000 handtekeningen bijeen. Een unicum in de parlementaire geschiedenis.
Als abonnee op het RD moet u er rekening mee houden dat u meningen voorgeschoteld krijgt waar u het niet mee eens bent
Zou dat vandaag nog mogelijk zijn? Jawel, want de Mars voor het leven is, zoals gezegd, nog steeds een bont gezelschap. Wat hen verbindt, is meer dan hen scheidt.
In het ‘geboortejaar’ van de VBOK, 1971, rolde ook het eerste exemplaar van het Reformatorisch Dagblad van de pers. De oprichters daarvan waren minder ‘bont’, maar vormden toch een veelkleurig gezelschap. Twee mannen van het eerste uur werden later predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk, ds. D.J. Budding en ds. L.H. Oosten. Ds. J. Veenendaal verbond zich aan de Christelijke Gereformeerde Kerken en later aan de Gereformeerde Gemeenten. Ze kwamen samen bij G. den Boer, later predikant in de Vrije Gereformeerde Kerk in Twijzel.
Boven de partijen
Naarmate de krant vorm kreeg, nam de bandbreedte toe. De oud gereformeerde predikanten E. du Marchie van Voorthuysen en Joh. van der Poel schaarden zich achter het initiatief. Bestuurder W. van der Zwaag was vanouds doopsgezind, maar inmiddels lid van de Gereformeerde Gemeenten. De chef-redacteur van de krant, B. van der Ros, behoorde tot de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Waarin vonden ze elkaar? In de noodzaak van zo’n eigen dagblad. Andere kranten schamperden over die steile gereformeerden, de zwartekousenkerken. Dat weerhield hen niet. Er was dringend behoefte aan „een dagblad dat, met al het zondige en gebrekkige dat mensenwerk aankleeft, het dagelijks gebeuren belicht vanuit Gods onfeilbaar Woord”, zoals het RD meldde op de eerste dag van verschijnen. „Mocht het zijn in de gunst des Heeren”, voegde de hoofdredactie eraan toe. Immers, de oprichters handelden niet vanuit geloof in eigen kracht maar in afhankelijkheid van Gods hulp: „God van de hemel, Die zal het ons doen gelukken.”
Natuurlijk waren die eerste 16.000 lezers het niet overal over eens. Sterker nog, er ontstond al snel discussie. Die bisschop van Rome, moesten we daar wel over schrijven? Over verzekeren en vaccinatie waren de meningen niet eensluidend, evenmin als over psalmzang op langspeelplaten. Al in de eerste maand van het bestaan van het RD ontstond er veel onrust rond de SGP. Een groep die de beoogde fractievoorzitter, de hervormde ds. H.G. Abma, niet principieel genoeg vond, begon een voorkeursactie voor ds. F. Mallan, predikant in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Toch maakte het RD geen keuze: de achterbannen van beide predikanten kregen een podium en beide groepen zetten hun standpunten uiteen in ingezonden brieven en advertenties.
De kracht van het RD was steeds dat het boven de partijen bleef staan. De redactie wilde recht doen aan de veelkleurigheid in die achterban. Die formule sloeg aan en het aantal abonnees ging met sprongen omhoog: binnen vier jaar was het verdubbeld. Zeker, er bleven verschilpunten –de brievenrubriek Opgemerkt moest noodgedwongen worden stopgezet– maar wat de lezers verbond was meer dan wat hen scheidde.
Elkaar vasthouden
Intussen is het bijna 2025. Hoe staat het nu met die eensgezindheid in reformatorische kring? Vooropgesteld: de noodzaak om elkaar vast te houden is groter dan ooit. Groter dan in 1971:
- Van de christelijke wortels is weinig meer over.
Van de christelijke wortels van de Nederlandse samenleving is weinig meer te merken. Nederland loopt voorop in wetgeving die haaks staat op de goede en heilzame boodschap van God in de Bijbel. Daardoor mogen mensen elkaar het leven benemen, in de moederschoot of aan het sterfbed. Daardoor mogen mensen samenwonen terwijl ze niet getrouwd zijn, al of niet van hetzelfde geslacht. Daardoor moeten scholen voldoen aan strenge eisen rond burgerschapsonderwijs. En er staan nog diverse initiatieven op stapel, zoals het wetsvoorstel voor toezicht op zondagsscholen en catechisaties, de voltooidlevenwet die hulp bij zelfdoding mogelijk maakt en de wet die ‘homogenezing’ strafbaar stelt.
- Vrijheden worden verder beknot.
Vergeleken met niet-westerse landen hebben christenen in Nederland veel vrijheid. Toch raken ze steeds meer in de marge van de samenleving. Bij de invoering van het homohuwelijk in 2001 kwam er een gedoogconstructie voor trouwambtenaren met gewetensbezwaren, maar die regeling verdween in 2014. Dat illustreert hoe de ruimte voor christenen afneemt. De VVD is er duidelijk over: prima dat je een godsdienst hebt, maar hou dat voor jezelf, achter de voordeur, zodat anderen er geen last van hebben. En ook daar waar de wet vrijheden of voorrechten biedt, ontstaat toch regelmatig discussie. Denk aan het rumoer rond kerkdiensten en gemeentezang in de coronatijd, de vaccinatieplicht bij kinderopvang, het protest bij abortusklinieken, de identiteitsverklaringen van reformatorische scholen, leerlingenvervoer, klokluiden en vrijstelling van zondagsarbeid.
- Media hebben een sterk negatieve invloed.
Een groot verschil met 1971 is dat iedereen nu vrijwel onbeperkt toegang heeft tot een enorme hoeveelheid informatie en nieuws. Dat klinkt positief, maar het is juist iets om je zorgen over te maken. Want in werkelijkheid wordt ons beeld op de wereld versluierd door slimme filters, algoritmes, die in handen zijn van grote techbedrijven. Dat merk je vooral bij sociale media – en die vormen voor jongeren de belangrijkste route naar nieuwsberichten. Wie denkt dat het wel meevalt, moet even op TikTok kijken welke berichten daar over Gaza te vinden zijn. Of in YouTube Shorts zoeken naar informatie over abortus. Of even door de reels -de korte video’s- op Instagram bladeren met #evangelie. Echt, dit is de digitale snelweg waar jongeren hun informatie zoeken, zei het Commissariaat voor de Media onlangs in een alarmerend rapport. Vier op de vijf jongeren (78 procent) worden via sociale media op de hoogte gehouden van wat er speelt in de wereld. En dus kijken ze door de algoritmebril van big tech naar Gaza, abortus en het evangelie. Dat valt ouderen nauwelijks op, maar het gevaar daarvan is een stuk groter dan dat van die andere media in 1971.
Bijbelvertaling
De noodzaak om elkaar vast te houden is groter dan een halve eeuw geleden, is onze conclusie. Maar hoe staat het dan met de bereidheid? Kunnen die christenen die zich destijds achter het Reformatorisch Dagblad schaarden, nog steeds door één deur?
‘Kerkblijvers’ kunnen seculier in de kerkbank zitten, zich rijk en verrijkt voelen, terwijl het ontbreekt aan gemeenschapszin
Dat vragen we ons af. De interne verdeeldheid is er niet minder op geworden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de opiniepagina van het Reformatorisch Dagblad – en het zou nog duidelijker zijn als u álle ingezonden brieven kon lezen. Denk aan discussies over asielzoekers, islam, klimaatverandering, materialisme, homoseksualiteit, gender, de rol van de vrouw in de kerk en in de politiek, muziek, internet en sociale media, kleding, haardracht, baarden en snorren, seksualiteit en huwelijk, echtscheiding en gezinsgrootte. Ook over kerkelijke en theologische vraagstukken lopen de meningen uiteen: Bijbelvertaling, wereldmijding, zondagsrust, heilsorde, aanbod van genade, doop en verbond en de evangelische beweging.
Deels gaat het om nieuwe thema’s, die in 1971 nog onbekend waren. Maar veel vragen zijn ook ontstaan door verschuivingen in de samenleving die binnensijpelden in de gereformeerde gezindte. Die jagen de interne versplintering aan. Denk aan de gezagscrisis, die niet alleen jongeren raakt maar ook ouderen. Anders dan vroeger is het nu allesbehalve vanzelfsprekend om je te schikken naar wat de dominee vanaf de kansel zegt. De drempel om de kerk te verlaten of om over te stappen naar een andere groepering is laag geworden.
Maar ook in de ‘kerkblijvers’ verandert er veel, beschrijft dr. Herman Paul in zijn ”De slag om het hart – secularisatie van het verlangen”. We offeren op meer dan één altaar en onze harten worden beheerst door tegenstrijdige verlangens, schrijft hij. „‘Wij’ zijn christenen die dagelijks onze handen vouwen en op elk enquêteformulier invullen dat we in God, hemel, schepping, oordeel en wat dies meer zij geloven, maar intussen graag carrière maken, onze kinderen een onbezorgde jeugd willen geven, niet in een aftands autootje willen rijden, graag nog eens een mooier huis zouden kopen, een dreigend pensioengat proberen te voorkomen en gevoelig zijn voor wat anderen over ons denken.” Zo kunnen we seculier in de kerkbank zitten, ons rijk en verrijkt voelen, terwijl het ontbreekt aan gemeenschapszin. Hoe kun je dan nog samen door één deur?
Schouder aan schouder
Of kan het ook anders? Dit artikel is een hartelijk pleidooi voor onderlinge verbondenheid. Schouder aan schouder staan, in elk geval daar waar meer ons bindt dan scheidt, zoals bij een verantwoorde nieuwsvoorziening. We kunnen dat ook bij andere doelen en organisaties: bij een mars tegen abortus, bij zending en hulpverlening in verre landen, in het onderwijs aan onze jongeren, bij een platform dat staat voor een Bijbelse visie op man en vrouw, bij een partij die Bijbels genormeerde politiek nastreeft, of bij een patiëntenvereniging die elk leven beschermwaardig vindt.
Daar vinden we elkaar, over kerkmuren heen en met respect voor de verschillen die er zijn. Die mógen er zijn. Ze zijn er in de kerkgeschiedenis altijd geweest en ze waren er al onder de discipelen en apostelen. Petrus had niet hetzelfde karakter als Johannes, de wegen van Paulus en Barnabas gingen uiteen. Calvijn had een ander temperament dan Luther. Toch zou Calvijn „graag tien zeeën oversteken” om de eenheid van gelovigen te bevorderen, schreef hij in 1552.
Ook wij, Steef en Cornell, verschillen wel eens van mening. Toch staan we van harte achter de nieuwsvoorziening die het Reformatorisch Dagblad biedt. Een zekere bandbreedte aan opvattingen biedt juist een goed fundament om de gereformeerde gezindte samen te binden. Luther en Calvijn hadden waarschijnlijk samen geen krant kunnen beginnen, maar ze sloegen wel op hetzelfde aambeeld. Dat beoogden de oprichters van het RD ook, al dachten ze verschillend over ondergeschikte punten.
Daar komt bij dat die verscheidenheid in opvattingen juist nuttig is, evenals verschillen in karakters. Tegenspraak, elkaar bevragen, ook bij principiële punten, is nodig om elkaar scherp te houden. Dat leidt tot doordachte en afgewogen standpunten. Steviger staan, door meer te zien, noemen we dat. Daarom laten we op onze opiniepagina meerdere invalshoeken toe. Als abonnee op het RD moet u er dus rekening mee houden dat u meningen voorgeschoteld krijgt waar u het niet mee eens bent. Zo bevragen we elkaar ook op de redactievloer. Daarom mag u óók rekenen op een duidelijk en evenwichtig commentaar, zodat u weet waar we voor staan en voor Wie we ons werk doen. Dat is onze taak, zegt de Amerikaanse hoogleraar journalistiek Marvin Olasky: „Een christenjournalist moet in zijn werk elke dag een eenvoudige maar cruciale vraag beantwoorden: Wie regeert deze wereld?”