Hoe goed is Nederland voorbereid op volgende pandemie? „Bezuinigingen zijn zorgelijk”
Hoe goed is Nederland voorbereid op een volgende pandemie? De Nijmeegse hoogleraren Aura Timen en Chantal Rovers blikken terug en kijken vooruit, vijf jaar nadat corona de maatschappij op zijn kop zette.

Aura Timen en Chantal Rovers stonden tijdens de pandemie aan de frontlinie. Talloze keren traden ze op in de media om de situatie te duiden. Timen is hoogleraar eerstelijnsgeneeskunde bij het Radboudumc en werkte destijds bij het RIVM als hoofd Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding. Daarnaast was ze secretaris van het Outbreak Management Team, het crisisteam dat de overheid met raad en daad bijstond.
Rovers is internist-infectioloog en hoogleraar uitbraken van infectieziekten bij het Radboudumc. Tijdens de pandemie leidde ze de actieteams coronazorg en vaccinatie en behandelde ze patiënten.
Hoe hebben jullie de coronajaren ervaren?
Timen: „Het was een heel intensieve periode van zo’n tweeënhalf jaar, waarin vrijwel alles draaide om corona en het bestrijden ervan. Ik heb in die tijd heel weinig van mijn thuis gezien. Ik weet nog dat ik mensen in 2020 hoorde zeggen dat het zo’n fantastisch voorjaar was, met veel zonnig weer. Daar had ik niets van meegekregen. De eerste keer dat ik me dat realiseerde was op eerste paasdag, toen ik ’s ochtends een keertje vrij was.”
Rovers: „We hebben een crisisruimte in het ziekenhuis. Dat is een ruimte zonder ramen, bedoeld voor kortdurende crisisoverleggen. Wij zaten daar soms zestien uur per dag, zeven dagen per week. Dat heeft lang zo geduurd. In het begin kwam ik letterlijk alleen thuis om te slapen. Na een aantal maanden werd het iets rustiger. Dan kon ik bijvoorbeeld in het weekend weer grotendeels thuis zijn, al waren er nog steeds de dagelijkse overleggen.”

Meermaals dreigde code zwart, een situatie waarbij ziekenhuizen moeten kiezen welke patiënten ze wel en niet behandelen. Was Nederland voorbereid op een pandemie?
Rovers: „Dat vind ik best een ingewikkelde vraag. Wanneer vinden we dat we goed voorbereid zijn? Weten we bij een volgende pandemie zeker dat we niet in code zwart terechtkomen? Nee.”
Timen: „Tot 2020 hadden we geluk, want de eerste SARS-uitbraak in 2003 en de Mexicaanse griep in 2009 vielen best mee. Het was heel druk in de zorg, maar we konden het aan. Dat was ons referentiekader. Maar zo’n heftige pandemie als corona, zeker in de eerste golf, konden we ons moeilijk voorstellen.”
Rovers: „We wisten dat zo’n pandemie mogelijk was, maar vonden het onwaarschijnlijk. Bij zo’n enorme crisis zijn maatregelen onvermijdelijk, hoe goed voorbereid we ook zouden zijn. Er zijn bijvoorbeeld nooit genoeg ic-bedden om zo’n crisis zonder maatregelen op te kunnen vangen.”
Over het nut van de maatregelen, zoals de anderhalvemeterregel en het verplicht dragen van mondkapjes, bestond de nodige discussie. Met de kennis van nu: welke waren nuttig en welke voegden niets toe?
Timen: „Het was meestal een combinatie van maatregelen. Daarom is het effect van afzonderlijke maatregelen heel moeilijk te kwantificeren. Het heeft in ieder geval wel geholpen dat grote evenementen werden afgelast en dat er limieten golden voor het aantal bezoekers van samenkomsten. Op die manier verminder je het aantal contactmomenten tussen mensen, rem je de verspreiding van het virus en voorkom je dat mensen ziek worden en ziekenhuizen overbelast raken.”
Rovers: „Ik denk dat de overheid bij een volgende crisis beter zou moeten uitleggen dat maatregelen kunnen veranderen door voortschrijdend inzicht. Dat is een normaal proces in de wetenschap.”

Op de avondklok, de coronapas en het sluiten van basisscholen kwam achteraf veel kritiek van wetenschappers. Komen die maatregelen er nooit meer?
Rovers: „Dat roepen mensen wel, maar dat kun je vooraf nooit zeggen. Stel nu dat we bij een volgende pandemie een virus krijgen dat vooral kinderen in de schoolgaande leeftijd treft. Dan is het sluiten van scholen misschien het effectiefste wat je kunt doen.
Het coronatoegangsbewijs had achteraf gezien niet het meeste effect, omdat overdracht van het virus ook na vaccinatie mogelijk bleek. Maar stel nu dat de volgende pandemie door een virus wordt veroorzaakt waarvan je de overdracht met vaccinatie wel helemaal kunt stoppen. Dan is zo’n toegangsbewijs mogelijk de snelste manier om de samenleving weer te kunnen openen.”
Veel mensen vonden de toon van oud-minister Hugo de Jonge drammerig. Hij zei bijvoorbeeld weinig begrip te hebben voor mensen die zich niet lieten vaccineren. Ook is van hem de omstreden uitspraak „dansen met Janssen”. Had de overheidscommunicatie rond vaccinatie beter gekund?
Rovers: „Het is heel moeilijk om het helemaal goed te doen als minister. Er zullen altijd mensen zijn die je drammerig vinden. Andere mensen trek je op die manier juist over de streep. Ik denk dat het hierbij belangrijk is om respect te blijven houden voor mensen die zich niet laten inenten.”

Verwachten jullie nog een keer een pandemie zoals corona te zullen meemaken?
Timen: „Dat hoop ik van niet, maar je kunt het niet uitsluiten. Zeker in deze tijd waarin mensen heel makkelijk over de aardbol reizen en een virus of bacterie kunnen meenemen.”
Rovers: „Ik denk dat de kans op nieuwe uitbraken en pandemieën alleen maar toeneemt. Er zijn steeds meer mensen op aarde, waardoor er meer contact is met dieren en virussen makkelijker kunnen overspringen.
Het is ook erg onrustig in de wereld. Er zijn oorlogen en grote groepen mensen verplaatsen zich. De gezondheidszorg staat op veel plekken onder druk. Dat brengt allemaal risico’s met zich mee.
Dat geldt ook voor de klimaatverandering. Muggen, teken en andere insecten kunnen zich daardoor vestigen in gebieden waar ze het eerder niet overleefden, waarbij ze ziektes kunnen overbrengen. Een voorbeeld is krim-congokoorts, veroorzaakt door een virus dat door teken wordt overgedragen. Dit virus, dat eerder vooral in Afrika, Azië en het Midden-Oosten rondging, komt inmiddels in Europa voor.”
„Onlangs had ik een gesprek met iemand die zei dat er ongeveer één keer per honderd jaar een grote pandemie plaatsvindt. Dus een nieuwe komt er voorlopig niet meer, dacht hij. Ik zeg: Nou, het zou mooi zijn als ons vak zo voorspelbaar was, maar dat is het zeker niet.”
We hebben veel geleerd tijdens de pandemie. Staat Nederland er daarom nu beter voor dan vijf jaar geleden?
Timen: „Er zijn zeker stappen gezet. Zo is in 2023 de Landelijke Functie Opschaling Infectiebestrijding opgericht. Deze organisatie kijkt bijvoorbeeld hoe materialen landelijk kunnen worden ingekocht voor bron- en contactonderzoek, vaccinatie en testen. Voorheen gebeurde dat heel versnipperd.”
Rovers: „Ook het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding is nieuw. Dat heeft enorm geholpen. Zonder dit centrum zouden we in het ene ziekenhuis code zwart hebben gehad, terwijl in het andere ziekenhuis niet-spoedeisende operaties werden verricht.”
Timen: „Ik vraag me wel af of de basis op orde is. Daarmee bedoel ik onder meer de infectieziektebestrijding bij de GGD, die is bedoeld om signalen snel op te pikken. In coronatijd is daarin veel geld geïnvesteerd. Maar nadien zijn veel mensen weer vertrokken.”

Het kabinet bezuinigt 300 miljoen euro op pandemische paraatheid. Wat betekent dat voor deze basiscapaciteit?
Timen: „Er is veel geld geïnvesteerd in opleidingen voor extra artsen en verpleegkundigen en in wetenschappelijk onderzoek naar bijvoorbeeld het effect van bepaalde maatregelen. Al die zaken staan door de bezuinigingen ter discussie. Daardoor kunnen we de lessen van corona niet meer bestendigen en dreigen we die kennis kwijt te raken. Dat is achteraf de tragedie van deze crisis.”
Rovers: „Dit is een heel zorgwekkend punt. Als die bezuinigingen worden doorgevoerd, staan we er misschien wel slechter voor dan vijf jaar geleden. Dat geldt ook voor een aantal andere zaken. Zo hebben we nu minder ic-bedden dan in begin 2020. Daardoor komen we bij een uitbraak eerder in de problemen.
Daarnaast vind ik het zorgelijk dat de vaccinatiebereidheid is afgenomen sinds corona. Dat kan nu al tot uitbraken leiden. Kijk naar de grote mazelenuitbraak die nu in Amerika gaande is. Dat zou hier ook kunnen gebeuren. Maar ook als er weer een grote pandemie komt, is de dalende vaccinatiebereidheid een probleem. Vaccinatie is meestal toch een cruciaal onderdeel van het bestrijden van een pandemie.”
In de Verenigde Staten waait sinds het aantreden van president Donald Trump een andere politieke wind. Heeft dat voor Nederland gevolgen?
Timen: „Ja. Sinds Trump aan de macht is, wordt er veel minder informatie uitgewisseld tussen Amerika en Nederland. Voorheen was er een heel open samenwerking, vergelijkbaar met die tussen België en ons land. Nu die er niet meer is, hebben we minder goed in beeld wat er in de VS en elders op de wereld speelt. Terwijl je uitbraken mondiaal moet bezien.”
Rovers: „In veel Afrikaanse landen waren Amerikanen actief. Nu halen de VS mensen weg die betrokken zijn bij de bestrijding van verschillende infectieziekten.”
Hoe kan Nederland zich beter wapenen tegen een nieuwe pandemie?
Timen: „Drie activiteiten in de publieke zorg moeten in de basis snel opgeschaald kunnen worden: testen, vaccineren en bron- en contactonderzoek. Daarvoor heb je een pool mensen nodig die getraind zijn en weten waarover het gaat. Die mensen kunnen natuurlijk niet de hele week thuis op de bank zitten zolang er geen pandemie is, maar je wilt ze wel beschikbaar hebben. Over die vraag is nagedacht, maar de uitwerking van die plannen kost geld.”
„Verder is het voor een volgende pandemie belangrijk dat onze data-infrastructuur wordt verbeterd. In Engeland kennen ze één centraal informatiesysteem. Daardoor liep het land voorop met inzichten over bijvoorbeeld de werking van vaccins bij de verschillende coronavarianten. In Nederland hebben we echter een versnipperd datalandschap. Huisartsen werken bijvoorbeeld met wel zeven verschillende systemen. Ziekenhuizen en GGD’s gebruiken weer andere systemen. Dat moet echt beter.”