Het enige wat telt (III)
Gemeenschappen en instellingen zijn uiterst belangrijke middelen voor christenen in onze samenleving. Maar het gaat ons alleen om de hoop op het komende Koninkrijk. Hoe helpt ons dat bij identiteitsdilemma’s?

Er zijn kwesties waarin de Schrift rechtstreeks antwoord geeft. Er zijn er ook waarvoor de Bijbel wel aanwijzingen en uitgangspunten geeft (soms rechtstreeks toepasbaar, soms minder), maar die moeten dan worden vertaald en toegepast. De gemeenschappen en organisaties hebben ons aller loyaliteit hard nodig. Tegelijk is de organisatie geen doel op zichzelf. Het gaat om de hoop.
Als christelijke gemeenschap worden we geroepen om de voortgang van Gods Koninkrijk te dienen
Als christelijke gemeenschap worden we ertoe geroepen om –met de ons gegeven middelen– de voortgang van Gods Koninkrijk te dienen. Die hoop op het kómende Koninkrijk moet ons drijven om ons te blijven onderscheiden van de wereld en te beseffen dat hier alles snel voorbijgaat. Niet om ons af te zonderen van de wereld. Want die heeft het licht en het zout van Gods Woord hard nodig. Bovendien wortelt de wereld ook in ons eigen hart. En in deze eindtijd kunnen we geen zuiver christelijke heilsstaat verwachten.
In onze tijd is het geboden om middelen als reformatorische scholen te bewaren en te gebruiken om de volgende generaties ook dat verschil met de wereld bij te brengen. En vooral om hen met God en Zijn Woord bekend te maken. Maar ook moeten mensen die buiten zijn dat Woord kunnen horen. En de Koninkrijkswetten van ontferming en naastenliefde moeten we in praktijk brengen. Voor scholen betekent dat in elk geval veel aandacht voor verantwoording van de christelijke hoop.
Op zoek naar een antwoord op de vraag of vrouwen politieke functies mogen hebben, vindt de SGP (als ik het goed zie) geen rechtstreeks antwoord in de Bijbel, maar wel uitgangspunten. Daardoor komen er verschillende antwoorden, waarbij we elkaar in eenheid moeten blijven vasthouden, ongeacht de uitkomst. De discussie gaat over de vraag of die Bijbelse uitgangspunten zo eenduidig vrouwen in politieke functies in onze context in de weg staan. En of een Bijbelgetrouwe partij er goed aan doet om als regel vrouwen niet te kandideren. Als die uitgangspunten niet zo eenduidig zijn, is het verstandiger om de vraag naar Gods roeping (voor een politieke functie of niet) voor eenieder persoonlijk te laten beantwoorden.
De context kan ook een rol spelen. Begin twintigste eeuw was er een ideologische strijd: liberalen en socialisten wilden iedereen losmaken uit banden van gezin en kerk, terwijl christenen stonden voor die ordeningen als grondstructuur van de samenleving. Vrouwenkiesrecht was (toen veel meer dan nu) met die strijd verbonden. Dat belang van de context verklaart waarom concrete keuzes in een veranderde tijd kunnen wijzigen, zonder dat we daarmee zeggen dat die vroegere standpunten onnodig of verkeerd waren.
Als identiteitsvragen worden beantwoord door het toepassen van Bijbelse uitgangspunten, kan het ene antwoord beter zijn dan het andere, doordat het eerste meer recht doet aan die uitgangspunten, zonder dat het tweede daarmee on-Bijbels zou zijn. In zo’n geval hoeven we niet gewetensvol ongehoorzaam te zijn als de overheid tot die andere keuze verplicht. Zo zijn er bijvoorbeeld nu reformatorische scholen met een adviesraad in plaats van een medezeggenschapsraad en/of met een mannelijke directeur en uitsluitend mannelijke bestuurders. Dat beleid zou kunnen veranderen als de wettelijke mogelijkheid hiertoe zou verdwijnen.
Om Gods Woord op school te kunnen bewaren is het benoemingsbeleid voor personeel gekoppeld aan een Bijbelgetrouwe overtuiging, expliciet gemaakt voor hedendaagse vraagstukken waarover de Bijbel zich wel uitspreekt. Bijvoorbeeld het belang van het als kind gedoopt zijn. In het toelatingsbeleid voor leerlingen kiezen sommige besturen voor overeenstemming tussen de school- en de thuissituatie en worden de eisen die de school voor zichzelf hanteert ook aan de ouders gesteld. Andere schoolbesturen trekken het toelatingsbeleid (iets) breder, afhankelijk van de lokale context. Bijvoorbeeld als er voor christelijke gezinnen van buiten de achterban anders geen christelijk onderdak zou zijn. Of als het nodig is voor de levensvatbaarheid van de school. Dergelijke afwegingen zijn legitiem, zolang ze gewetensvol worden gemaakt, met besef van verantwoordelijkheid voor het bij de Bijbel blijven, gericht op het komende Koninkrijk, en met oog voor de mensen die op onze weg komen.
De auteur is advocaat bij BVD advocaten.