”Neutrale” overheid niet de werkelijke inzet van Yeşilgöz’ strijd
”Don’t Ask, Don’t Tell” was jarenlang de officiële doctrine van de Amerikaanse krijgsmacht ten aanzien van homoseksuele, lesbische en biseksuele militairen. Dit beleid stond relaties met een partner van hetzelfde geslacht toe, zolang de betrokken militair dit binnenskamers hield. Openlijke uiting door seksuele minderheden werd gezien als een bedreiging voor de moraal en paraatheid van de troepen, totdat president Obama het beleid in 2011 afschafte.
Hoewel VVD-leider Dilan Yeşilgöz met haar uitspraken over religie in het openbare leven niet suggereert dat discriminatie van gelovigen acceptabel is, opent ze wel de deur naar een samenlevingsbreed ”Don’t Ask, Don’t Tell” voor religie. Orthodoxe moslims, joden en christenen mogen ten aanzien van seksualiteit en gender geloven wat ze willen, zolang ze dat maar achter de voordeur houden.
Godsdienst, levensovertuiging en seksuele gerichtheid hebben als non-discriminatiegronden dezelfde grondwettelijke status (artikel 1), maar de uitoefening van religie is „behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet” (artikel 6). Dit betekent dat religieuze vrijheid niet onbeperkt is wanneer deze conflicteert met andere fundamentele rechten. Mirjam Bikker (ChristenUnie) wees bij ”Dit is Tijs” terecht op de juridische handvatten die de rechter heeft, zoals het Wetboek van Strafrecht (artikel 137c-g) en de Algemene wet gelijke behandeling, wanneer lhbti-personen gediscrimineerd worden door ”georganiseerde religies”.
Een neutrale overheid zou geen voorkeur hebben voor hoe scholen omgaan met relationele en seksuele vorming
Echter, wat Yeşilgöz betreft is onze ”seculiere samenleving” nog niet seculier genoeg. Religie moet zich aanpassen aan de vrije samenleving, niet andersom, zo stelde ze. Dat komt in de praktijk hierop neer: terwijl seksuele vrijheid in de publieke sfeer steeds meer ruimte krijgt, wordt religie juist naar de privésfeer verdrongen. Deze ontwikkeling roept grote vragen op, vanuit levensbeschouwelijk, historisch én sociologisch perspectief.
Seksualiteit, ongeacht oriëntatie, werd lange tijd als privézaak beschouwd, ook voor heteroseksuelen. Dit had niet alleen een religieuze achtergrond, maar was ook geworteld in bredere sociale en culturele normen die seksuele verlangens als iets discreets beschouwden. Openlijke uitingen van seksualiteit, zelfs binnen het huwelijk, werden als ongepast gezien, omdat er een strikte scheiding bestond tussen het publieke en het private domein. Wat we nu zien, is een omkering van dit klassieke onderscheid. De publieke ruimte wordt steeds meer gevuld met seksuele (deel)identiteiten en bijbehorende verlangens, wat wordt aangemoedigd door een overheid die zich als ”neutraal” presenteert, terwijl religie, ooit een vanzelfsprekend onderdeel van het openbare leven, ”achter de voordeur” moet verdwijnen.
De verhouding tussen verschillende grondrechten is nu eenmaal aan verandering onderhevig, en daar moet ook vanuit de reformatorische zuil niet te krampachtig op gereageerd worden. Waar de grenzen van godsdienstvrijheid vroeger ruimer werden geïnterpreteerd, verschuift de nadruk nu steeds meer naar seksuele vrijheid als een fundamenteel en onschendbaar recht. Dit is op zich een weerspiegeling van veranderende opvattingen in de samenleving en bewijst dat de rechtsstaat onderhevig is aan democratische invloeden. De samenleving seculariseert, en daarmee verandert onze gezamenlijke waardering van verschillende grondrechten.
Maar laat Dilan Yeşilgöz zich niet blijven beroepen op een ”neutrale” overheid, alsof zoiets überhaupt bestaat. Een neutrale overheid zou immers geen voorkeur hebben voor hoe scholen omgaan met relationele en seksuele vorming. Om deze illusie van neutraliteit in stand te houden, drukken organisaties als COC en Rutgers simpelweg een te groot stempel op het emancipatie- en diversiteitsbeleid.
Yeşilgöz’ VVD streeft naar een samenleving op liberale grondslag, waarvan de overheid de belangrijkste aanjager is. De opvatting dat religie geen rol in het openbare leven heeft, is niet neutraal, maar libertair, en stelt de leefwereld van de verlichte meerderheid centraal. Zo’n visie legt evengoed een moraal op. Omdat de openbare ruimte nu eenmaal van ons allemaal is, zal eenieder daarin concessies moeten doen, dus ook die verlichte meerderheid. Democratie en rechtsstaat zijn immers niet voor de meerderheid uitgevonden.
De auteur is politicoloog.